Weidle's boek geeft daarop geen direct antwoord al is zijn pessimisme in dezen sprekend. Het doortrekt zijn hele werk en verleent er een eigenaardige kleur aan. Nochtans dit doet niets af aan de vele goede hoedanigheden van zijn boek. Het is interessant en helder en heeft als zodanig niets van het ‘schwerverständliche’. Zijn auteur is oorspronkelijk en baseert zijn meningen op een grote, niet te controleren belezenheid. Een enkele maal geestig, onderscheidt hij zich verder door scherpte van analyse en conceptie welke natuurlijk het gebodene in hoge mate ten goede komen. Ogenschijnlijk een verzameling essays zonder te streng verband is het in werkelijkheid een goed en groot geheel, dat de huidige stand der moderne kunst en de daarmee samenhangende consequenties scherp, zij het beknopt, belicht. Het behoeft geen betoog dat over al hetgene wat Weidie aanroert veel meer zou kunnen worden geschreven, doch waar het bij al deze zaken meer op de kern dan op de peripherie aankomt, billijke men het in Weidle's werk dat hij zich tot de centra bepaalt. Resoluut zonder aarzeling trekt hij de grondlijnen van zijn beeld en verleent het met de zelfde zekerheid de nodige entourage. Hij doceert smaakvol, hij spreekt recht doch is humaan, hij beschuldigt maar doet het met de wil om te verbeteren. Zo werd het boek van den bekenden - eerst in Petersburg en nu te Parijs werkzamen - kunsthistoricus een document van belang voor deze onze tijd.
Het tekent 's schrijvers geest dat hij het werk heeft kunnen verdelen in een vijftal sprekende delen waarvan de eerste vier ieder voor zich een zijde van het vraagstuk belichten, en het laatste de daarop volgende slotbeschouwing inhoudt. Weliswaar voorziet Weidie zijn slottitel ‘Gesundung oder Auferstehung’ van een vraagteken, doch in zich geeft dit stuk een antwoord dat als een klap op de vuurpijl wenkt, indien men de eraan voorafgaande uiteenzettingen voldoende bestudeerd heeft. De auteur redeneert met een verbazende zekerheid, hij bouwt zijn stellingen op in een benijdenswaardige rust en weet zijn inzichten dan ook aan den lezer op te dringen, in dier voege dat men zelfs bij zeer critische lectuur toch aan het einde sterk geneigd is Weidle's meningen en inzichten althans in hoofdzaak te onderstrepen. Dit is van niet geringe betekenis en pleit andermaal voor de begaafdheid en de grootheid van den auteur.
Het eerste deel van zijn boek heeft tot - onmiskenbaar sprekende - titel: ‘Die Dämmerung der Phantasiewelt’. Hij belicht hierin onder meer de crisis van de hedendaagsche roman. Erop wijzend hoe na de oorlog de roman in Duitsland, Italië en Spanje geen leidende rol meer gespeeld heeft, verklaart de auteur dit als een gedeeltelijk gevolg der wereld-overwinning van het document op de kunst en de literatuur. De phantasie wordt door het document verstikt in zijn uitspraak. Daarnaast staat dan de scheiding tussen de persoonlijkheid van den kunstenaar en zijn werk, een iets zijn uiting vindend in de weerzin der hele huidige Westeuropese literatuur tegen de... literatuur, een weerzin welke natuurlijk niet vanzelfsprekend heten kan. Ten derde is er een steeds sterker wordend gebrek aan eenzaamheid. Van een en ander is het gevolg dat tegenwoordig dikwijls de gezichtshoek belangrijker is dan het geziene. In het tweede deel van zijn werk - ‘Heros Mechanik’ - snijdt Weidie andere kanten van het vraagstuk aan. Hij vestigt er onder meer de nadruk op dat de theorie zich maar al te graag bezighoudt met wat aan de practijk ontbreekt. Een en ander wordt aangetoond in een uiteenzetting over Freuds invloed op de literatuur. Erop wijzend dat Freud de laatste grote geleerde dezer dagen is die nog geheel in de wetenschappelijke ideëen van de vorige eeuw is opgegroeid, noemt hij het enigst doel