Volk. Jaargang 3(1937-1938)– [tijdschrift] Volk– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 259] [p. 259] Karel Jonckheere: Doodenmaal De schemer vindt een stiller tafel en gelaten, die plots weer sluiten tot hun dieper vouw, als zij 't weemoedig glimmen zien in 't oog der vrouw, en van haar kinderen den mond vol rouw, die wisten, dat ze voor hun leed aan tafel zaten. Het geurt naar vruchten en sigarendamp, doch daar twee roomers koelte tikken, herrijzen de echo's der gedoofde snikken en uit den sterfdagnevel ruischt nog klokgetamp. De zieltjes van de kaarsen gaan weer smoken, de lijkkist weegt in 't holst van elken droom, zoodat de hoofden dalen naar den tafelzoom op de herinnering van weeke bloemenroken. De moeder zwijgt de stilte toe Doch een voelt kras zeer diep 't verdriet en zegt een woord tot de genooden: de tafel leeft, doch langs den rand van 't laatste glas, ziet elk, alsof hij nog aanwezig was, het troebele aanschijn van den goeden doode. (Gewijde grond) Vorige Volgende