Volk. Jaargang 3(1937-1938)– [tijdschrift] Volk– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 124] [p. 124] Ferdinand Vercnocke: Dageraad in het duin Episch fragment Donker, doch goud-omrand, - 't was ochtend, lag het duin. Zij rustten; talloos op den vloed sluimerden meeuwen. En wenkend, riep Kolga namen, zangerig en droomvreemd: ‘Meeuwen, riep zij, die op veder-armen klimt in leege luchten, in den stormwind roerloos hangt, en dalend, pluimlicht als scheepjes drijft en roeit, ontwaakt!’ Loom den slaperigen vleugel ontvouwend, stegen zij op. Trage mantelmeeuwen, groot, als arenden grauwgewiekt, helwit van borst; en glimmend in hun rusting, Hoofsche zilvermeeuwen; en zwartkopjes, wegkrijtend voor havelooze bruinvlerken, die laag op 't waterdeinen aanzweefden; en sneppen, zeezwaluwen, allen schuinwervelend, om Bouden en Kolga, opkijkend, stil in 't waaierend geruisch van vele vleugelen. Toen golfden zij in lange kronkellijnen weg, neerstrijkend op den vloed. Hooger klom de zon, tot lichtbundels, brekend over 't duin, de nachtschaduwen verslonden; en witte meeuwen, één na één, straalden in 't morgenlicht. Vorige Volgende