Volk. Jaargang 2(1936-1937)– [tijdschrift] Volk– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 302] [p. 302] Loe Maas: De zwerver Weer was het zomer. Al de landen lagen als een breede vlag van groen en goud in 't openbranden van den wit-gevlamden dag. Dan kwam de zwerver ingetogen de huizen langs, die vol geluid zich lachend tot hem overbogen, en kinderen zongen, ver vooruit. Deemoedig toefde hij aan de deuren, ontving wat brood, ontving wat spot en dankte door wat liefs te neuren. Een zwerver weet zooveel van God! Soms liep hij verder, zonder woorden als een beek die van de wei even raakt de ruwe boorden en verder golft geluidloos-blij. De mannen die hem trekken zagen - zoo zwerft een vogel door het land wanneer de boomen bloemen dragen - wuifden met hun breede hand en riepen iets van immer rusten en lachten om zijn bleeken lach, onwetend dat op geen der kusten een zwerver lang vertoeven mag. Hij groette en sprak van ruime schuren, van rijpend graan, van geurend gras en droomde luid en lange uren alsof één dag de zomer was. Maar kwam de avond uit de boomen en steeg de schemer uit den grond dan ging hij, eenzaam, met zijn droomen en niemand wist iets van de wond die, ongeneesbaar, hem deed zwerven: 't Geluk is als het avondrood dat enkel schoon is om te sterven. Een zwerver weet veel van den dood. Maastricht. [pagina 303] [p. 303] DE ZWERVER Br. Max Vorige Volgende