treurspel een litteraire twistappel blijven. Zij die Verschaeve niet kunnen aanvaarden zooals hij is, zullen weer eens in het harnas vliegen als zij het - niet naar hunne vooroordeelen, maar vanuit het standpunt van den dichter die het neerschreef, beoordeeld zien. Want noch de scheldwoorden, noch het superieure misprijzen, noch de vriendelijke waarschuwingen zullen mij beletten evenals in het verleden, getuigenis af te leggen van de uitzonderlijk hooge waarde van Verschaeve's werk. Ik sta trouwens niet alleen. Henriette Roland Holst schreef van dezen Elijah dat zij in dit werk 'n grootschheid van visie vond die slechts weinig thans levende dichters bereiken. Prof Frank Baur meent dat de waarschijnlijkheid groot is dat Verschaeve even lang op algemeene erkenning zal te wachten hebben als Hebbel in Duitschland. Hier weze terloops gewezen op het onthaal dat ‘Zeesymfonieën’ in de vertaling van van Poppel in de Duitsche pers te beurt viel, en waarvan sommige uitlatingen bewijzen dat men niet tot verschaeveniaan moet gepromoveerd worden door een soort speciale genade, om aan den vlaamschen meester recht te laten wedervaren.
Zoo schreef ‘Die Sonne’:
‘Die von G. van Poppel meisterhaft ins Deutsche übertragenen Verse sind Bilder von einer Grösze der Schau, Tiefe des Erlebens und Gewalt der Sprache, denen wir im Deutschen Schriftum nur wenig Gleichwertiges an die Seite zu stellen haben’. Nu we toch naar de Zeesymfonieën zijn afgedwaald, maak ik van de gelegenheid gebruik om te zeggen hoe voortreffelijk de fonoplaten zijn uitgevallen waarin men de beste fragmenten, door Anton van der Plaetse voorgedragen, te hooren krijgt. Deze declamator is de gedroomde vertolker voor Verschaeve's werk. Hij beschikt over een machtig orgaan. heeft het werk van den meester lief en begrijpt het volkomen. Hij haalt er dan ook alles uit wat er bij een voordracht uit te halen is, in zooverre dat menig vers maar pas door zijn gesproken woord, zijn volle schittering krijgt. Vooraf gaat een onuitgegeven inleiding van den dichter door hem zelf voorgedragen.
Om tot Elijah terug te keeren; dit nieuwe treurspel is ongetwijfeld, evenals Judas en Maria Magdalena, als een hoeksteen te beschouwen van Verschaeve's werk. Naast de priesters, en geheel van hen onafhankelijk, staan de profeten van Israël wild-grootsch voor onze verbeelding. Zij zijn de werktuigen van God, bovenmenschelijk machtig wanneer zij als Zijn tolken optreden, maar des te meer menschelijk onbeholpen als God ze tijdelijk ongebezigd laat. Er is geen roeping die een zoo tragisch lot impliceert.
In Elijah heeft Verschaeve ons den profeet uitgebeeld onder het drievoudig aspekt dat hem eigen is: als Godes tolk, richter en wreker; als zoeker naar de laatste waarheid; als mythische kracht. Elijah is een diptiek. Het eerste panneel verbeeldt de episode van de droogte als straf voor afgodendienst (tafereel 1 tot 3); het tweede (tafereel 6 en 7) brengt de episode van het vergrijp van den koning tegen Naboth, zijn boetedoening en de voltrekking van de straf aan zijn vrouw en mannelijke nakomelingen; die twee vleugels worden samengehouden door de tafereelen (4 en 5) op den berg Choreb, die als scharnieren dienst doen. Ze zijn niet enkel verbindingsteeken, maar de spil zelf van het geheel. Het geheim van wien gedreven wordt, is het geheim van den drijver zelf. Het geheim van Elijah is het geheim van God. Wie, louter menschelijk gesproken, met zijn leven geen weg meer weet, roept om den dood. Maar het is Gods wil, dat de mensch leve. Om hem dit te beduiden zendt Hij aan den afgetobden Elijah het levenbrengende brood, voorteeken van het levende Brood, dat Hijzelf ons door Jezus in latere eeuwen schenken zal. In God zal de ten einde gedreven profeet uitkomst zoeken en klaarheid omtrent zichzelf. Op Choreb zal hij ervaren, dat de profeet niet enkel met het woord de verkondiger zijn moet van Gods Rechtvaardigheid en Glorie, maar door zijn.