Wat er ook van weze, het democratisch atomisme heeft een neiging om over te slaan, niet enkel naar totalitarisme zooals wij zagen, doch ook naar autoritarisme en zelfs naar dictatuur.
Krachtens zijn beginselen zelf.
Want het democratisch atomisme richt gauw verbrokkeling en wanorde aan, door de strijd der partijen en der zelfzuchtige economische belangen, die alle pogen de staat als een prooi te bemachtigen.
Wat gebeurt dan?
De democratie, of beter de menschen, die onder dit regiem leven, bezinnen zich. Waarop bezinnen zij zich? Op hun wanorde en verval en op een beginsel van eenheid, dat hen helpen moet om deze toestand te overwinnen.
Dit beginsel is het geheel. De democratie wordt nationaal. Zij zoekt naar een man, die de eenheid herstellen kan. Een nationale beweging ontstaat onder welke naam ook. Menigmaal is de democratie aldus de aangewezen prooi van een dictator.
De dictator is niet antidemocratisch: neen, hij wordt toegejuicht door het gansche volk. Hij laat zich legitimeeren door de meest democratische democratie, die men denken kan: het plebisciet.
Er is een vorm van de democratie, die verdwijnt, of althans in de schaduw gaat staan: het is de partijendemocratie, de parlementaire democratie.
Zoo heerschten de dictators van Oud-Rome en zoo eveneens de dictators van deze tijd. Plebiscitaire democratie tegen parlementaire democratie. Zij verzaken aan de democratische fictie, die zegt: regeering door het volk. Want het volk heeft nooit en nergens geregeerd, allerminst, zeggen zij, in de partijendemocratie, waar de afstand tusschen de politiekers en het volk, dat hen heeft gekozen, even groot is als het wantrouwen.
Wij moeten er, om volledig te zijn, aan toevoegen dat de huidige autoritaire regimes (fascisme, nationaalsocialisme, communisme) zich niet uitputten in de monarchische gedachte d.i. in de aanstelling van één man als leider, doch dat zij er hun roem op stellen een nieuwe aristocratie, een volks- en staatsélite tot stand te brengen, die uit hun beweging opgroeit, en de staat in al zijn afdeelingen vernieuwen en optillen moet. Zij willen geen dictaturen, doch leidersstaten heeten.
Zij leggen er evenzeer nadruk op democratisch te zijn, doch in een andere zin dan de partijendemocratie, die zij verafschuwen.
Hun democratie is deelneming van het volk aan de opbouw van de staat en aan zijn lot, is ook verwantschap en levende vertrouwensverhouding tusschen leiding en gevolg. Zij verwerpen het absolutisme, doch zij