| |
| |
| |
Ir. Tony Herbert: Ontwikkeling en internationale beteekenis van den Spaanschen oorlog
Reeds volle zes maanden zijn verloopen sinds de militaire en rechtsche opstand van 18 Juli 1936 het sein gaf tot den vreeselijken burgeroorlog, die in zijn huidige ontwikkeling de gansche Europeesche politiek, althans uiterlijk, schijnt te beheerschen.
Deze zorgvuldig voorbereide opstand, welke aanvankelijk eerst op 25 Juli moest losbreken, maar tot vervroegde uitbarsting kwam na den moord op Calvo Sotelo, den vermoedelijken leider van de rechtsche revolutie in wording, was het fatale uitvloeisel van de linksche terreur en de anarchie, welke na de linksche verkiezingszegepraal in Februari 1936 steeds driester het armzalige, onrustige Spanje teisterden.
Dit vervroegde uitbreken van het konflikt, en de misrekeningen, waarmede vooral de rechtsche opstandelingen te kampen hadden, gaven aan den burgeroorlog in den beginne een uiterst onzeker karakter.
Ongetwijfeld hadden de militairen het gewichtige voordeel van het verrassend initiatief, de beschikking over enkele flink gedrilde troepen en bekwame aanvoerders, het vooruitzicht op spoedige hulp uit Portugal en Italië (en Duitschland?).
Het snelle veroveren van belangrijke knooppunten en strategische posities, waarvan het slagen eener revolutie in zeer ruime mate afhankelijk is, werd den rechtschen echter aanzienlijk bemoeilijkt door verschillende zware tegenvallers: het getrouw blijven der bijzonderste vloot-eenheden en van een deel van het leger aan de regeering, waardoor de overbrenging van Moorsche troepen naar het vasteland geruimen tijd werd belemmerd, het mislukken van den opstand in de bijzonderste steden: Madrid, Barcelona, Malaga, Valencia, Toledo, enz.; het verongelukken van generaal Sanjurgo, een uiterst bekwaam veldheer, en de geweldige reactie bij de vrij vlug bewapende, hoewel heterogene arbeidersmilities. Zoolang de strijd zich scheen te beperken tot een enkele opstandige beweging, bleken de partijen zoozeer aan elkander gewaagd en de uitslag derhalve zoo onzeker, dat men op dit oogenblik werkelijk aan dat kamp de zege had kunnen toebedeelen, dat zou blijken er in te slagen het best en het langst de verschillende groepeeringen, welke in beide rangen streden, bijeen te houden en te organiseeren in tuchtvolle gelederen.
| |
| |
Waar men bij de rechtschen - met hun zeer uiteenloopende elementen, als Carlisten, republikeinen, phalangisten, legereenheden en Mooren - het meest hieromtrent kon beducht zijn, is men er, dank zij een gezaghebbende leiding het best in geslaagd deze samenbundeling te bewerken. De gevolgen bleven dan ook niet lang uit. De louter revolutionnaire beweging ontwikkelde zich vrij vlug tot een hardnekkigen burgeroorlog. Na de eerste periode van gisting teekende de tweede phase van den strijd zich weldra in gunstigen zin voor de rechtschen af. Benevens de heel wat degelijker leiding, en het eindelijk gelukken der troepenverschepingen uit Marokko, werd deze gunstige wending niet het minst bevorderd door de hulp van buitenlandsche machten. De finantieele, materieele en militaire hulp uit Italië en Duitschland doet zich volop gelden, en wij beleven den snellen opmarsch der verschillende rechtsche legers. In het vlakke veld komt de hoogere militaire waarde der gedrilde Moorsche keurbenden en van het Vreemdelingenlegioen tot zijn volle recht. Ondanks hun numerieke inferioriteit konden deze flinke strijdkrachten heel wat hachelijke standjes voor de rechtschen opknappen, en na de broodnoodige verbinding tusschen de Zuidelijke en Noordelijke legers door de verovering van Bajadoz te hebben tot stand gebracht, moesten zij, na een uiterst snelle verplaatsing naar het Noorderfront er voor zorgen, door de inname van de grensstreek om Irun, den rooden weerstand in het Baskische gebied, dat nog in handen der regeering is, van verdere hulp en bevoorrading uit Frankrijk af te snijden. Ondanks hun wanhopigen tegenstand zijn de roode militianen aldaar tenslotte toch weinig meer dan een door flink gedrilde militairen opgejaagde kudde gebleken. De overijlde en strategisch niet te verrechtvaardigen tocht ter ontzetting van het Alcazar van Toledo bleek om redenen van moraal en prestige onmisbaar, en werd voor de Nationalen uit dat oogpunt een ware triomftocht. Na een korte periode
van rust werd de marsch op Madrid ingezet. Een oogenblik scheen het wel alsof de overwinnnig der nationalen een voldongen feit was. Op het front van Oviedo, van Saragossa, van Malaga is de strijd nagenoeg op een dood punt gekomen. Alles concentreert zich thans op den strijd om Madrid.
En hiermede wordt in den Spaanschen oorlog de derde phase ingeluid, die een einde stelt aan den opmarsch der troepen van Franco, en niet alleen het vraagstuk der uiteindelijke overwinning opnieuw heeft gesteld, maar ook de gansche Europeesche politiek in ernstige spanning heeft gebracht.
Reeds vrij spoedig na het uitbreken van het konflikt had het partij-kiezen der ideologisch tegen elkaar opgestelde Europeesche staten voor
| |
| |
een der beide partijen en het verstrekken van allerlei hulp, zij het dan ook zoo bedekt mogelijk, den strijd in Spanje van een louteren burgeroorlog naar een internationaal plan verplaatst.
In den strijd om Madrid komt deze internationale inmenging eerst recht tot uiting. Ten overstaan van het voortdurend falen der regeeringskrachten in den breeden bewegingsstrijd, valt de inmenging van Sowjet-Rusland en de hulp der internationale roode vrijwilligersbrigade bij den weerstand om Madrid dan ook het meest op. De Russische militairen en technici begrepen zeer goed het onschatbaar voordeel der roode strijdkrachten, wanneer zij de troepen van Generaal Franco tot een loopgravenoorlog om Madrid konden dwingen. Het is dan ook de grootste fout geweest der rechtsche bevelhebbers zich tot dergelijken loopgravenoorlog te laten verleiden. Met de onvoldoende strijdkrachten, waarover de rechtschen beschikten, was een aanval op Madrid, dat inmiddels op stevige wijze in staat van verdediging was gebracht, in de gegeven omstandigheden een onzinnig waagstuk. De feiten hebben sindsdien geleerd dat deze zware strategische fout den rechtschen gansch de vrucht van den vroegeren strijd dreigde te doen verliezen.
Voor deze fout komt niet alleen in aanmerking het feit dat het rechtsche kommando, dat tot dan toe toch blijk had gegeven van militairen zin, zich zwaar vergist heeft omtrent de verdedigingsmogelijkheden van de hoofdstad, maar vooral het falen van het ‘vijfde leger’ binnen de muren van de stad zelf. De krachten, waarop Franco in Madrid rekende, zijn hetzij door onvoldoende inrichting van hun spionnagedienst, hetzij door onvoorzichtigen bevrijdingsroes meegesleept, in gebreke gebleven aan de rechtsche bevelhebbers den ernst van den toestand in de hoofdstad te berichten, en o.m. de steviger inrichting van de regeering Largo Caballero, de waarde van het door Russische technici opgebouwde verdedigingsplan, de aanzienlijke materieele versterking der roode troepen, enz.
Het geweldig tijdverlies en de krachtverspilling van Generaal Franco bij de totnogtoe vruchteloos gebleven aanvallen op de hoofdstad, komen de marxistische krachten uitermate ten goede, omdat dit hun de gelegenheid geeft tot materieele en moreele versterking, aanvulling en moderniseering van bewapening, (munitie, tanks, vliegtuigen), vorming en aanvulling der troepen, technische en militaire hulp, enz.
Tegenover deze geweldige krachtinspanning en versterking van hun tegenstrevers, hebben de nationale legers het verloopen getij moeten herstellen door beroep te doen op steeds verder gaande buitenlandsche hulp. In dit licht gezien, is de aanvoer van duizenden Duitsche en Itali- | |
| |
aansche manschappen, benevens al de overige technische en materieele hulp, de onontbeerlijke bijstand om aan Franco's leger zijn voldoende bewegingsvrijheid terug te schenken.
Dit is dan ook merkbaar in de jongste militaire ontwikkeling, die vermoedelijk thans een beslissend stadium, de vierde phase van den strijd, is ingetreden. De hernieuwde aanvallen, die Franco na de noodzakelijke voorbereiding en met behulp van de buitenlandsche strijdkrachten heeft ingezet, bewijzen dat de Spaansche opperbevelhebber in de nabije toekomst de uiteindelijke overwinning verwacht van het breede manoeuver, dat hij reeds vroeger met sukses had toegepast.
Geresumeerd kan men de militaire ontwikkeling van den Spaanschen strijd aldus overzien: eerste periode, de militaire opstand, de organisatie van het verzet, de indeeling en samenbundeling der strijdkrachten; tweede periode, de eigenlijke burgeroorlog, met overwegend rechtsch voordeel; derde periode, het ontwikkelen van den burgeroorlog naar een internationaal konflikt op Spaanschen bodem, tengevolge van de steeds toenemende inmenging aan beide zijden, en het vastloopen der krijgsverrichtingen in de loopgraven van Madrid; vierde periode, vermoedelijk het beslissend stadium, met internationale tusschenkomst tot schorsing der inmenging en het overlaten der uiteindelijke beslissing aan de thans aanwezige strijdkrachten.
* * *
Met dit alles is er van den aanvankelijken Spaanschen burgeroorlog niet veel overgebleven, en staat de strijd thans heelemaal op het terrein van een internationaal konflikt op Spaansch grondgebied.
Ongetwijfeld spelen motieven van ideologischen aard hierbij een vooraanstaande rol. Men kan ongeveer zeggen dat dit konflikt zoowat de uitlooper is van de spanning welke in Europa door de ideologische blokvorming is ontstaan. Juist dit aspect van den strijd in Spanje brengt het niet heelemaal denkbeeldig gevaar mede, dat dit konflikt tot een ruimeren, Europeeschen oorlog zou kunnen uitdeinen. De gebeurtenissen in de jongste maanden wijzen er echter op dat dit gevaar echter niet zoo acuut mag worden geacht, en het vooralsnog niet zoo ver gekomen is dat een der betrokken Mogendheden om louter ideologische tegenstellingen een Europeeschen oorlog zou willen uitlokken. Eerst zullen andere faktoren van nationalen of ekonomischen aard hun woordje hierin moeten medespreken.
Over het algemeen ziet men het geval echter veel simplistischer in. Het is voor velen onbegonnen werk uit de dagelijksche sensatie-litteratuur in de kranten de ‘Wahrheit und Dichtung’ te onderscheiden, en zij be- | |
| |
grijpen het dan ook niet dat de nieuwe wereldoorlog, waarop naar hun innige overtuiging Sowjet-Rusland en Duitschland, zoomede Italië, Japan, enz. onverbiddelijk heenstuwen, nog niet losgebroken is.
Al moeten wij natuurlijk het gevaar van een aankomende botsing niet blindweg onderschatten - krachtens dit gevaar verkiezen wij voor ons volk een degelijke, mits nationaal-ingeschakelde weerbaarheid boven een onverantwoordelijk, hol pacifisme -, toch zien wij vooralsnog in de internationale ontwikkeling van het Spaansche konflikt geen onmiddellijke oorlogsdreiging over Europa aanwezig.
Men kan de toestand van Spanje misschien het best vergelijken met deze van een proefapparaat in een laboratorium, waarbij de ideologische tegenstanders eens kunnen experimenteeren tot hoever de spanning kan stijgen, zonder dat het heele boeltje echter hoeft te springen.
Het is toch duidelijk genoeg dat, indien een der mogendheden in het Spaansche konflikt om ideologische motieven een aanleiding tot een anderen oorlog had gezocht, er sinds maand en dag toch dankbare gelegenheid genoeg tot een oorlogsverklaring is geweest.
Wijl het echter, den uiterlijk verwekten schijn ten spijt, om heel andere belangen blijkt te gaan, waarbij de internationale diplomatie wel een zekere krachtpatserij, maar daarom nog allerminst een onherroepelijke daad hoeft te stellen, moet de beteekenis van het konflikt en zijn eventueelen terugslag op de Europeesche politiek evenzeer in die richting worden gezocht.
Die belangen schijnen er in de eerste plaats vooral van ekonomischen en alliantie-politieken aard te zijn.
Het uitgestrekte Spaansche grondgebied is rijk aan allerhande delfstoffen en zonder buitenlandsche hulp zal het door den bloedigen burgeroorlog verarmde en uitgeputte Spaansche volk de verdere uitbating dezer bodemschatten wel niet kunnen doorvoeren. Verschillende feiten wijzen er reeds op dat de huidige internationale inmenging in het Spaansche konflikt met een eerste hypotheek op deze rijkdommen werd gekocht.
Voeg daarbij de strategische positie van Spanje en Spaansch-Marokko, die wel niet de sleutel (Gibraltar), maar de gansche toegangspoort tot de Middellandsche Zee vormen: is dit bij een vredelievend, van zijn vroegere grootheid zoo diep vervallen Spanje een faktor van rust en veiligheid in Zuid-Europa, dan gaat dit probleem zich direkt veel scherper stellen wanneer deze gebieden in handen zouden geraken van een der groote mogendheden, die er gebeurlijk heel wat ernstiger gebruik zouden kunnen van maken.
| |
| |
Uit dezen hoek bekeken, krijgt de politiek van Engeland naar aanleiding van het Spaansche konflikt eerst goed een verklaring. Onder de geïnteresseerde mogendheden is het alvast de eenige, die het beginsel der neutraliteit strikt toepassen wil. Dit is het trouwens aan zijn positie van would-be Europeesch scheidsrechter verschuldigd. Men kan aannemen dat Engeland wel aandachtig toekeek wanneer de burgeroorlog losbrak, maar het toch niet zoo onaardig gevonden heeft dat dit land zich eens duchtig aan zelfverzwakking zou bezondigen, wat den sterken tenslotte maar dubbel ten goede komt. En hoewel Engeland evenmin een rechtsche diktatuur als een linksche anarchie in Spanje wenschelijk mocht oordeelen, toch kon het zonder groote ongerustheid het verloop van het avontuur afwachten. Wie ook de overwinnaar mocht zijn, het zou nog wel een tijdje duren eer men van Spanje op het internationale schaakbord notitie zou hoeven te nemen.
Wat Frankrijk betreft, men kan dit land bezwaarlijk beschuldigen de niet-interventie op groote schaal te hebben overtreden. Althans officieel is dit niet gebeurd. Waar men Frankrijk met zijn Volksfrontregeering veelal reeds als een half-kommunistischen staat pleegt te gaan beschouwen, en veler oogen als op een zondebok op dit land gevestigd zijn, moet het toch toegegeven worden dat het zich in verhouding niet meer aan inmenging bezondigd heeft dan vele kleinere landen, die men toch niet van officieele inmenging zal betichten.
Zeker niet vreemd hieraan is de invloed der Engelsche Regeering op Frankrijk, thans wel grooter dan ooit te voren, en de weldadige gevolgen hiervan voor den reeds zoo gespannen Europeeschen toestand zijn werkelijk niet te onderschatten.
De inmenging van Duitschland, Italië en Rusland gaf de Engelsche Regeering heel wat meer zorg, en na er in gelukt te zijn Frankrijk van elke officieele en grootscheepsche inmenging te doen afzien, zet Engeland thans onverdroten zijn pogingen voort om de verdere inmenging, met hun losprijs aan invloed in Spanje, te doen stopzetten.
Nog steeds de leuze huldigend, die het in de geschiedenis aan zooveel macht geholpen heeft: ‘divide et impera’, heeft het niet alleen Frankrijk, maar nu ook Italië door zijn ‘Gentlemen's agréement’ van een doorslaande rol in het Spaansche konflikt doen afzien. Het is duidelijk dat die jongste Engelsch-Italiaansche overeenkomst niet enkel hun betrekkingen in het Oosten der Middellandsche Zee regelt, maar ook voor het Westen het status quo, d.i. de integriteit van het Spaansche grondgebied vastlegt.
Italië is het er vóór alles om te doen, zijn vrijen gang te kunnen gaan bij
| |
| |
zijn opbouw van het oude Romeinsche Rijk, en dus geen nieuwe grootmachten in zijn omgeving te zien ontstaan, die zijn eigen macht of grootheid zouden kunnen overschaduwen of evenaren.
Na den Volkenbond en het Britsche Rijk maanden lang voor dit ideaal te hebben getrotseerd, den zwaren druk der sancties te hebben ondergaan, aan het volk ernstige opofferingen te hebben opgelegd, en het oorlogsrisico te hebben geloopen, wil Italië er thans zeker minder dan ooit aan denken een mededinging in de Middellandsche Zee te dulden. De ‘vrede’ met Engeland, waarbij Engeland zijn handelsroute en Italië zijn suprematie erkend zien, sluit een nieuwen mededinger zeker voor langen tijd uit.
Men mag verwachten, dat de Italiaansche houding, ten overstaan van het Spaansche konflikt meer en meer naar het Engelsche standpunt zal evolueeren. Natuurlijk zou Italië met geen goed oog een linkschen staat onder Sowjet-kontrole willen zien ontstaan in het Westen der ‘mare nostrum’. De bedreiging van een dergelijke Russische tang zou voor Italië wel geen prettig gevoel zijn. Maar het kan evenzeer betwijfeld worden of het nieuwe Romeinsche Rijk zich zoo maar goedschiks zou neerleggen bij een overwegenden invloed van Duitschland in een der Spaansche gebieden. Men herinnere zich den Oostenrijkschen twistappel, waarvoor Mussolini al eens zijn troepen naar den Brenner heeft gestuurd. Moest Duitschland toch ingrijpende ekonomische, kolonisatie- of expansie-oogmerken in Spanje of Marokko willen doordrijven, dan zou het wel eens kunnen gebeuren dat er van de schijnbaar zoo hechte Duitsch-Italiaansche vriendschap weinig meer zou overblijven dan een waakzaam beloeren van tenslotte zeer tegenstrijdig belangen.
Uit voorgaande beschouwingen is de beteekenis van de Russische en Duitsche interventie al eenigszins gebleken.
Den Sowjets is het er blijkbaar wel om te doen een kommunistisch regiem in Spanje tot stand te doen komen. Indien Moscou ooit den wereldoorlog omwille van ‘de wereldrevolutie’ aandurft - en wie twijfelt er aan dat dit morgen gebeurt als het zekerheid van slagen heeft, dan moet het bondgenooten en steunpunten hebben in Europa. Spanje zou een welkome bondgenoot, Catalonië een sterke vesting zijn. Van hieruit zou een handje kunnen toegestoken worden bij de bolcheviseering van Frankrijk, en Italië gebeurlijk in bedwang gehouden. Nu er toch gevochten wordt, wil Moscou zijn partners en zichzelf de beste kaarten in de hand spelen. Maar zoo idealistisch is hun hulp ook weer niet. Het geleverde materiaal en levensmiddelen hebben zij zich in klinkende peseta's laten betalen, en hun technici en militaire raadgevers hebben al vrij spoedig de
| |
| |
voornaamste posten in handen genomen. Met hun interventie in Spanje hebben de Russen alvast dit bereikt, dat de burgerlijke elementen uitgeschakeld, en de nieuwe Sowjet-staat de facto reeds ingericht werd. Doch nu reeds en omwille van hun Spaansche geloofsgenooten een Europeeschen oorlog aandurven, zou van de Joodsche Moskovitische zakenlui al te veel gevergd zijn.
Blijft tenslotte Duitschland. Het klinkt heel mooi den heiligen kruistocht tegen het kommunisme te prediken en zich als de schutsengel van Europa te willen opwerpen tegenover het kommunistisch gevaar. Men kan daarmede ook veel prozaïscher bedoelingen dekken. Indien de Duitsche inmenging in Spanje er wel op gericht is de vorming van een Sowjetstaat in Catalonië onmogelijk te maken - welke Sowjet-staat voor Duitschland dan nog niet een direkte bedreiging kan vormen -, dan blijkt het toch evenzeer dat redenen van direkt-materieelen aard, als artsen- en grondstoffenbevoorrading, ook een woordje hierbij meepraten. Van de duizenden ‘vrijwilligers’ zouden er na afloop van den burgeroorlog wel een aantal kunnen gebruikt worden voor mijn- en kolonisatieplannen, evenals de bekwame Duitsche ingenieurs en technici bij de administratieve, militaire en ekonomische reorganisatie van het land zich degelijk zouden kunnen doen gelden.
Dat ook beweegredenen van politieken en strategischen aard bij Duitschland's houding voorliggen, kan moeilijk ontkend worden. Het zal Duitschland wel iets waard zijn zich na zijn volledige isolatie weer hier en daar in Europa een dankbaren vriend of bondgenoot te werven. En de noodzakelijkheid van een flinke versterking der Spaansche kusten kan ook Duitschland gebeurlijk wel ten nutte komen.
Wij meenen ten slotte, aan de hand van bovenstaande beschouwingen, te mogen waarschuwen tegen de groote lichtgeloovigheid, waarmee ons volk, uit reden zijner onvoldoende voorlichting en gebrek aan politieke vorming, zich door de ideologische tegenstellingen laat medeslepen. In feite gaat het er in Spanje evenzeer om een ‘zaakje’ als om een beschaving. Het ziet er echter niet naar uit of het zaakje wel belangrijk genoeg is om er een Europeeschen oorlog op te wagen.
Intusschen kan de ellendige broederstrijd tusschen al leden van de Spaansche natie, het reusachtig bloedverlies, de uitplundering van het nationaal bezit ten bate van vreemde mogendheden, de vernietiging van het nationale patrimonium, ons een les zijn waartoe het met een blokvorming heen moet, die de deelen van een volk in twee vijandige kampen tegen mekaar opstelt en voeren moet naar burgeroorlog en de volledige uitmoording van het andere deel der volksgemeenschap.
|
|