Prisma
KVRO en kultuur. -
Deze kerstdagen zijn een uitnemende okkasie om allerlei vruchtbare bedenkingen te houden over ‘het kind’, dat, meer dan dit ooit het geval was, ‘in het middenpunt der bebelangstelling staat’, zooals de beroepsbladen der onderwijzers plegen te schrijven. Er was een tijd waarop het kind behandeld werd, zooals een kind toekomt: met mildheid en goedheid, begrip en liefde, maar deze gevoelens deugdelijk getemperd door een dosis strengheid en tuchtgevoel waarbij de opvoeder de woorden der bijbels placht in den mond te nemen, daar waar deze spreekt over de roede die het attribuut is der opvoeding. Het is niet zonder diepen zin dat de ouderen de kunst om het kind op te leiden tot schoone mannelijkheid of edelen vrouwelijken zin, ‘paedagogie’ noemden, ontleend aan ‘pais’ en ‘gignosko’, zijnde de wetenschap vóór alles het kind te kennen. Deze ‘kennis’ vanwege ouders en vaklui als eerste vereischte om het kind op te voeden, wordt den laatsten tijd door allerlei partijpolitieke organisaties, vooral door de velerlei radioomroepvereenigingen, te beginnen met het Antwerpsch ‘Kerkske’ tot en met nonkel Jan ‘kavéeroo’, ijverig vervangen door een dosis bemoeizucht en vleierij welke soms tot het digantante overslaat. Men kan moeilijk getuigen dat de lijn vanaf ‘moeder Sarof’(!!!) over ‘vader Librado’ naar hoogergenoemden KVRO een dalende ofwel een stijgende curve vertoont; aan de oudelui die deze zoogenaamde kinderuurtjes beluisteren (het is mijn ervaring dat de kinderen zelf zéér zelden te bewegen zijn om daarnaar te luisteren), geeft het telkens een onbehagelijk gevoel, de kinderen te hooren uitnoodigen om astublieft een briefje te willen schrijven naar het zonderlinge, sibyllijnsche echtpaar dat zich ‘Librado’ noemt of naar het blijkbaar boven-Moerdijksche jodinnetje dat
zich graag ‘Moeder Sarof’ laat noemen, om hun goed- of afkeuring te laten weten over het kinderuurtje, of een vraag over een of ander onderwerp in te zenden dat de hoogergenoemde vader of moeder met veel brio zal beantwoorden aan de hand van Winkler Prins of Oosterhoeck's geïllustreerde Encyclopedie. Het is altijd het kind dat zich het meest verbaast als groote menschen zich dwaas aanstellen met zelf kind te willen spelen, 't zij als organisators van padvinders-spelletjes, als illustrators van ‘kinderlijke’ prenten- en teekeningenboeken of als nonkel of tantetje, mistgaders als vader van een denkbeeldige luisterende, maar in feite op dit uur aan-hun-schoolwerk-arbeidende kinderschaar. De radio, die al lang niet meer veilig is voor het met kinderen gezegende gezin, is er niet meer bruik- en genietbaar op geworden sedert de ether elken dag tusschen vijf en zeven in alle talen van de wereld onveilig gemaakt wordt door de infectie der kinderuurtjes. Het stupied geval van Ivonnetje die meer pap moet eten, Jefke die vroeger moet slapen gaan en Hugo die zijn zusje niet mag slaan; de felicitaties aan het adres der ‘jonge’ broertjes en oma's; de verschrikkingen der ‘kinderlijke’ luisterspelen en der niet minder would-be kinderlijke bijbel-exegèse die bijvoorbeeld onlangs in een Nederlandsche protestantsche uitzending de kinderen voor het probleem van het geval Ezaü en Jakob stelde, en het ‘leugentje om beterswil’ van Jakob als een onschuldigheidje aannemelijk trachtte te maken, - zijn slechts enkele facetten van een mentaliteit die het kind mordicus in het gevlei wil doen komen, door hen als groote menschen te behandelen (Een plezierige noot was onlangs het geval van een populairen ‘radio’-nonkel in een Vlaamschen Omroep, die het pianospel van ‘een kleine piano-virtuoze in den dop’ aankondigde, waarop een toevallige aanwezige een circa vijftigjarige
klavierleerares bezit zag nemen van de pianokruk en het toetsenbord...! Intusschen kan het ons desnoods tamelijk koel laten wat ‘andersdenkende’ radiovereenigingen knoeien binst hun zendtijd - we leven immers onder het regiem der vrijheid en der ‘ieder-voor-zich’-leuze -, maar het wordt een bedenkelijk geval wanneer men de niet geringe dosis moed en zelfverloochening aan het werk stelt, die noodig is om een dag lang de uitzendingen van KVRO te beluisteren. Het is geen lichtvaardige vraag welke men zich dan ten slotte begint te stellen, of deze organisatie inderdaad bedoeld is als volksontwikkelend en -ontspannend, ofwel als volksverdwazend. Men zou geneigd zijn tot de laatste konklusie, wanneer men elken Donderdag de eindelooze reeks