Volk. Jaargang 2
(1936-1937)– [tijdschrift] Volk– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 97]
| |
[Nummer 4] | |
Ernest van der Hallen: Spanje-VlaanderenDe Vlaming die het onzeggelijk voorrecht had, in Spanje te reizen, en met dit volk een reëeler en inniger kontakt te krijgen dan het bij een vluchtige toeristische uitstap meestal het geval is, verbaast zich ginder elk oogenblik om de menigvuldige herinneringen die hij in dit land ondergaat aan de wederzijdsche invloeden waarmee Spanje en Vlaanderen destijds zoo intens en diep op elkaar inwerkten, dat thans, meer dan drie eeuwen naderhand, de sporen hiervan nog duidelijk merkbaar zijn bij beide volkeren. Het kan verwondering wekken dat dit feit in zoo geringe mate de aandacht heeft getrokken der wetenschap, doch elk oogenblik ondergaat men het getuigenis dat de wisselwerking Vlaanderen-Spanje zich destijds niet beperkte bij de overname van Spaansche kleedij en keuken en het vertalen van een niet te schatten aantal breedsprakerige comedias en melodramatische romanceros onzerzijds, en hunnerzijds bij het infilteren van de Vlaamsche muziek en schilderkunst, drukkunst, praktischen zin en organisatorische kracht. Een aantal Spaansche spreekwoorden herinneren nog aan den zeer eigenaardigen kijk welke de hier in garnizoen liggende troepen op onze voorouders kregen of welke de Spanjaarden in hun eigen land opdeden bij de blijkbaar talrijke Vlamingen welke zich in het verre Zuidersche land vestigden als echtgenooten der terugkeerende soldaten, ofwel in staatsdienst aan het hof, als kapelmeester bij de groote kathedralen, of als bouwheeren, schilders, beeldsnijders of ornamentisten, zich spoedig definitief in dit land een eigen arbeidsterrein creëerden, en daar weldra de reputatie van onze nationale kwaliteiten en - ondeugden hooghielden. Bij den gewonen onontwikkelden Spanjaard wekt het woord ‘België’ thans | |
[pagina 98]
| |
nog slechts zeer vage herinneringen aan zijn schooljaren - in zoover hij lager onderwijs genoot -, of aan den voorbijen wereldoorlog; het begrip ‘Vlaanderen’ is echter zoo innig in zijn nationale geschiedenis, in zijn kultuur en in het beeld van zijn traditie doorgedrongen, dat vele attributen van zijn dagelijksch leven nu nog het epitethon ‘flamencos’ of ‘flandricos’ voeren: zoowel bijvoorbeeld de benaming van bepaalde soorten bier en kaas als de geestelijke liederen welke langs den doortocht der Goede Week- en Sacramentsprocessies gezongen worden (en die waarschijnlijk het werk zijn van Vlaamsche komponisten) en de populaire Andaloesiaansche volksdansen die thans nog de avondlijke genoegens leveren aan de kleine dorpjes uit de Siera Nevada bij rythmisch vingergeknipper en trotsche schouderrukken. Welsprekend in verband met den Spaanschen kijk op Vlaanderen tijdens de periode der Overheersching zijn b.v. ook sommige uitlatingen van Lope de Vega in zijn bekend werk ‘Los Espanoles en Flándes’; de herinneringen van Moreto in zijn drama ‘El Caballero’ aan de harde leerschool welke het verblijf van den Spaanschen edelman in Vlaanderen beteekende; de menigvuldige romanceros der kroniekschrijvers en dichters die de campagne in de Nederlanden meegemaakt hadden, en fantastische verhalen schreven over deze lage landen waar spelen, processies, openlucht-vertooningen, maskerades en goede sier aan tafel, de attributen leverden tot de zeer genoeglijke en verfijnde levenskunst welke de Spanjaarden meer dan eenig ander volk in staat waren te apprecieeren. ‘No hay mas Flándes’ zegden ze wanneer ze teruggekeerd waren in hun vaderland, en dit gezegde is tot nu toe een gevleugeld woord in Spanje gebleven: ‘nergens is het zoo goed als in Vlaanderen’. Samen met het gebruik aan de straathoeken en kruiswegen een kruisbeeld of een Madonna te plaatsen, de lievevrouwbeeldjes zwart te schilderen en in brokate mantels te kleeden, boetprocessies te houden, en onze huizen te bouwen naar het model der Castilliaansche trapgevelwoningen, leerden wij van hen den luchthartigen zin, het chevaleresque gebaar, de soepelheid van denken, de viefheid van woord en handeling die den bewoner van Zuid-Nederland nu nog onderscheiden van zijn noordelijke stamgenooten. Vele Spanjaarden vonden het in Vlaanderen blijkbaar zoo goed dat ze zich na hun ontslagname uit het leger, definitief hier vestigden. Er zijn steden, vooral in het Brabantsche, waar men in elke straat Spaansche namen leest, en typen ontmoet die de onloochenbare kenteekens dragen van hun Zuidersche afkomst. Zooals men overigens anderzijds herhaaldelijk Dietsche namen, al of niet verspaanscht, in de adres- en telefoonboeken van Madrid, | |
[pagina 99]
| |
Barcelona en Valencia ontmoet.Ga naar voetnoot(1) De bekende auteur der ‘Comedias’ en ‘autos’, Pedro Calderon de la Barca getuigde met trots van zichzelf dat hij van Nederlandschen bloede was, en langs zijn moederszijde afstamde van een familie uit Bergen in Henegouwen: Zijn moeder heette overigens: ‘Doña Ana Maria de Henao (Henegouw) y Riaño’. Zoo sterk grepen op zeker oogenblik deze beide in den grond zoo verscheiden volkeren in elkaars geestelijk wezen in, dat hun haast tegenstrijdige temperamenten de wederzijdsche tekorten - en tevelen! - aanvulden, en het land, waarvan de mannen elke andere bezigheid dan deze van soldaat of monnik beneden zich achtten, beroep moest doen op Vlaanderen om zijn boeken te drukken, de muziek voor de hofkapel en zijn kathedralen te komponeeren, het snijwerk te leveren voor zijn altaren en meubels; wandschilderingen en tapijten voor zijn paleizen, kopieerders voor zijn boekerijen, zangers voor zijn kerken en - narren voor de ontspanning van hunne Zeer Katholieke Majesteiten. Het inventaris van het Prado, het Escuriaal en de oude residentie-paleizen brengt hieromtrent zeer merkwaardige bizonderheden, terwijl een nauwkeurig onderzoek in de boekerij en manuskriptenzaal van het Escuriaal en in het archief van Montserrat - voor welks muziekschool Vlaanderen gedurende anderhalve eeuw komponisten, maëstro's en koraaltjes leverde en waarvan de huidige bestuurder me bevestigde dat men er over een zeer groot aantal handschriften van Vlaamsche meesters beschikte - zeer waarschijnlijk verrassende gegevens zou aan het licht brengen. Vlaanderen vergold Spanje de terreur van inquisitie, hongersnood, oorlogsschattingen, massamoorden en neergebrande steden met de edelste schatten van zijn geest en zijn kunst. Maar terwijl duc d'Alve en Farnèse de duistere instinkten van hun maniakken koning dienden met het vuur der brandstapels en der ingenomen steden en met het bloed van opstandige Hervormden en lijdzame Roomschen waarvan het aantal niet te schatten is, ging door de Spaansche provincies de roep der heerlijkheden van dit verre gewest waar water, velden en bosschen het land de paradijselijke overvloed gaven van hun Levanto-kust, en de menschen gastvrij en hartelijk waren; honderdduizenden vatten den marsch aan door Frankrijk, op zoek naar het chevalereske avontuur en het grandioze spel waarbij het ging om de inzet van het leven, welke dubbele drift den Spanjaard immer nauwer aan 't hart lag dan arbeid en zorgen. Fantas- | |
[pagina 100]
| |
tische berichten waren het welke de koeriers over dit land naar het Zuiden brachten, aangedikt door den prikkel der Zuidersche verbeelding en het breedsprakerige woord dat ginder vlugger dan waar ook een superlatieven klank krijgt; het land waar de rivieren talrijk zijn en de Schelde meer water stuwt dan al de stroomen samen in het verre vaderland; waar de bosschen dicht en donker hun weelderige luifels koepelen over het land - Spanje is een land zonder bosschen en vrijwel zonder boomen, - de velden en beemden geen handbreed ruimte laten aan woesten grond; waar de dorpen vast aan elkaar gereid liggen langs de wegen, als de amberen kralen aan een halssnoer; waar de steden groot zijn, rijk en pralerig en vol nijverige drukte van menschen die de leegheid schuwen als een onnoemelijke schande, van menschen die den goeden sier van ruime tafelen, goeden wijn, hartstochtelijke muziek, uitgelaten maskerades en amoereuze avonturen haast zoo goed weten te waardeeren als zijzelf, en vlak daarop evenzeer nood hebben aan een verzoenende boetprocessie met purperen gelaatsdoeken, misereregezang en armdikke waskaarsen, al verstaat het volk hier in 't Noorden niet zoo grondig de kunst om het dualisme der uitspattingen welke des vleesches zijn en der harde verstorvenheid van het schuldbesef, op te voeren tot een even geraffineerde mystiek als zij. Intusschen schreed de sublieme dwaas, de epieker van alle tijden die tegelijk mysticus en dichter, edelman en wijsgeer, asceet en vrouwendienaar was, de groote ridder van het chevalereske gebaar en het levend symbool van den eeuwig-Spaanschen geest, don Quijote, langs de bruine hellingen van het land van Morena en de grijze verbrande vlakte van la Mancha, - en tegelijk zwierf de svelte gestalte van hem die zich de geest en het levend verzet van Vlaanderen tegen de tyrannij noemde, de doolaard met zijn tragische grappen in den mond, de brandende pijn van zijn op de folterbank verbrijzelde leden in zijn lichaam, en de assche van zijn doodgemartelden vader op de borst, door het andere Vlaanderen waarvan de Spaansche maëstro's het gelaat niet kenden. De don Quijote van den waan, van het hoffelijke, esthetische en grandioze doch overbodige en zinlooze gebaar, en de don Quijote van het viriele verzet en de harde kamp om de vrijheid van zijn volk. De geest van Spanje en het symbool van Vlaanderen. Misschien danken we Spanje het feit dat wij op dit moment met dit land het eenige volk van West-Europa zijn dat zichzelf in zijn geheel nog als katholiek beschouwt, en nog teert op oude katholieke tradities welke zijn levensvormen nagenoeg geheel beheerschen. Misschien heeft Spanje met zijn Inquisitie en zijn terreur, de ziel van Vlaanderen gered ten koste van zijn lichaam: zijn stoffelijke welvaart, zijn vrijheid, zijn geestelijke | |
[pagina 101]
| |
kultuur (onze meeste geleerden en denkers vluchtten naar het Noorden voor zijn soldeniers en zijn Inquisitie-rechters). Het is goed ook dit onder oogen te zien wanneer we de historische verhouding bedenken tusschen dit en ons eigen volk, en misschien is het ook goed, ten aanzien van wat thans bezig is zich in Spanje te voltrekken, dit niet te vergeten: over drie eeuwen heen bindt ons een band van verdrukking en knechtschap maar ook van trouw aan een Kerk welke in die jaren helaas groot was in het kleine, en door de kleinmenschelijkheid van zijn bedienaren de Angelsaksische, Noorsche en Germaansche landen zag afvallen van de groote éénheid die het voorrecht was van Kristus' mystiek lichaam. Misschien voltrekt zich binst deze maanden in Spanje hetzelfde wat zich eeuwen terug in Duitschland en Engeland afspeelde (het argument dat het huidig bloedig avontuur niets anders is dan het gevolg van een kommunistisch manoeuver, lijkt me een al te simplistische voorstelling der feiten: bij de opstanden in 1931 en 1934, waarbij vooral in het Zuiden een zeer groot aantal kerken en kloosters werden neergebrand, was er geen spraak van Russische invloeden; wie overigens iets of wat van Spaansche kerkelijke verhoudingen en toestanden af weet, van de inmenging van sommige kerkelijke genootschappen in de politiek, de positie van den clerus in de steden, de tekorten op gebied van religieuze opvoeding, sociale organisaties, onderwijs enz., gelooft allicht dat nog andere motieven noodig waren dan het ekonomisch kommunisme en de Russische anti-God beweging, hoewel ik er geen oogenblik aan denk te ontkennen dat Russische agitatie-agenten het stuur houden van het huidig konflikt). Misschien wordt thans inderdaad in West-Europa het eerste stadium uitgevochten van den strijd tusschen kristendom en atheïsme, tusschen God en Duivel, waarvan gansch de wereld sedert lang de dreiging ondergaat, eer dan tusschen de politieke en ekonomische formules: fascisme of kommunisme. Als katholiek volk en als Vlamingen wier geschiedenis en kultuur gedurende haast anderhalve eeuw verbonden was met dit van Spanje, hebben we een dubbele plicht, uit te kijken naar wat zich heden in het Zuiden voltrekt. Volkskranten en sprekers van katholieke meetingen hebben het slagwoord opgelaten dat na Spanje en Frankrijk, ook ‘België’ aan de beurt komt. Men kan moeilijk twijfelen aan dè goede bedoelingen dezer ijverige vulgarisators der georganiseerde oppervlakkigheid, wél aan de doelmatigheid hunner bemoeiïngen en het taktvolle van dergelijke praat. Wij wachten met ongeduld naar de grootere geestelijke waarde welke men zal kunnen stellen tegenover de mindere van het kommunisme dat voor millioenen méér is dan een systeem: een levensbeschouwing en een | |
[pagina 102]
| |
surrogaat van den godsdienst welke al de volkeren van Europa gedurende eeuwen heeft opgevoed. Het Belgisch Episcopaat verwierp met even groote beslistheid het kommunisme als het fascisme (ook Anton van Duinkerken deed dit in het bijvoegsel aan het December-nr. van ‘De Gemeenschap’), en stelde tegelijk ‘een sterk staatsgezag’ en ‘vrije’ sociale organisaties in de natuurlijke orde, en een individueele kristelijke levenshouding in de bovennatuurlijke orde, als verweer voorop. ‘Is dit alles?’ zou men geneigd zijn zich hierbij af te vragen. Redt men een wereld in het laatste stadium van ontkerstening en onder de dreiging van een terreur die geen kerkgebouw sparen zal en geen priester ongemoeid laten, met een sterk staatsgezag dat in wezen marxistisch en liberaal georiënteerd is, en den wensch van individueele geloofsbeleving, die overigens geldend is voor alle tijden en volkeren? Is het niet de bindende taak van het vrije politieke en kultureele apparaat om aan te treden en den strijd aan te binden met een levensbeschouwing die doodend is zoowel voor het leven dat des geestes is als voor ons leven als volksgemeenschap; voor de kristelijke traditie van het avondland evenals voor de oude kultuurwaarden van het eigen land? De tijd is te ernstig voor meetingtaal en voor oppervlakkige algemeenheden. Spanje vermoordt zichzelf; zelf getuigt het dat het gaat om zijn geloof en zijn eigen wezen; gansch de katholieke wereld slaat alarm. Vlaanderen vecht sedert een eeuw om dezelfde waarden, zij het ook op minder bloedige wijze; zij die het katholiek geweten vormden van dit land, getuigden tegen ons. Misschien slaat weldra de brand over naar hier: niemand kan er zich illuzies over maken dat wij, het jonge, katholieke, nationaal gebleven Vlaanderen, deze strijd zullen uit te vechten hebben. Mogelijk zal dan de tweede maal het jonge, strijdende Vlaanderen zich op te werpen hebben als een borstweer tegen de anti-kristelijke machten van binnen- en buitenland. |
|