Volk. Jaargang 2
(1936-1937)– [tijdschrift] Volk– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 53]
| |
Beeldende kunst
| |
[pagina 54]
| |
| |
[pagina 55]
| |
tot den wereldwaanzin die in de menschen knaagt tot hunnen ondergang. De daemonische en de serafijnsche droombeelden heeft hij uitgebeeld tot essentieele waarheid. Hij heeft alles bloot gelegd en tegelijk alles doordeesemd met nieuwe mysteriën. Diezelfde openbaring van de werkelijkheid, omwasemd met nieuwe geheimenissen, vinden we bij Rembrandt in zijn orakels van licht en duister; ze stralen en wentelen tot een lichtraket in het oeuvre van Ost, wiens lichten en donkers zoo plots onder de stuwing van zijn meesterschap verzwinden, en tot klanken omtooverd worden. Muziek! Naar den vorm gezien is dit oeuvre één met de scheppende kracht der Renaissance (wij denken aan Michel-Angelo en Rubens) die door haar bewogenheid van kleur en vorm ons met weelde en uitspattende weergalooze vreugde overgiet als 'n immer opgaande zon, zonder avond te genaken. Van dit standpunt uit is zijn kunst als 'n symbool van de ge- | |
[pagina 56]
| |
zonde kracht van dit volk, niet door 'n daemoon of 'n god, maar door het scheppende leven bezeten! Het leven dat vecht met tijd en eeuwigheid, het leven dat zich strijdende handhaven wil tot het zijn oorsprong hervonden heeft. Over de wanhoop heen der dekadente tijden, is zijn oeuvre gegroeid tot 'n zeer hooge en hevige zang van herrijzend leven. Hij zelf, de zonderling-bezochte kunstenaar, is als een burcht waarin de grootheid en de vruchtbaarheid, de genius van 'n volk zich schuil heeft gehouden tegen de ontbindende kankerpest der moderne tijden, om plots met verhevigde liefde en onoverwinnelijke geestdrift los te stormen over het vaderlandsch erf, om ieder mensch met 'n zelfde zegevierende sterkte te omgorden ter verovering van onze glorieuze Volksbestemming! * * * Elke waarachtige geniale kunstmanifestatie kan, los van de onmiddellijke tijds-atmosfeer, vrij van land en kultuur, zelfstandig beschouwd worden, zonder van hare geestelijke en vormelijke beteekenis te verliezen, daar de geniale kunstveruitwendiging eerder 'n verscherpte en diepere golfslag is van den eeuwigen onverzadigbaren diepen noodkreet van het dramatische leven, dan 'n loutere bevrediging van den drang naar schoonheid die aan de basis ligt van de normale kunstaktiviteit. De geniale kunstenaar lijdt veel meer dan hij geniet, hij lijdt onder het betrachten van de harmonische vereeniging van natuur, boven-natuur, en ondernatuur; hij lijdt in zijn jacht naar de ongestoorde Orde, hij lijdt in zijn bovennatuurlijken oorsprong en zijn bovennatuurlijke bestemming veel meer dan hij daarin genieten en zich verheugen kan. De schoonheid is voor hem hartstochtelijk wreed, want zij neemt niet weg het gemis in den mensch van haar volste zijn en wezen. Zij kan niet anders dan 'n grootere diepere nood aan haar zelve openbaren. ‘O Wondere schoonheids-proeve
O Heelallige ziels-verteerende
eeuwige schoonheids-zoen!
O milde, wilde, wreede Schoonheid’!Ga naar eindnoot(*)
Wie nog niet sceptisch staat tegenover de uitingen van den hoogeren menschelijken geest; wie nog niet neergehaald werd door de nivelleering en het ontwaardingsproces der superieure waarden, en nog ontvankelijk is gebleven voor alles wat uit het mysterie ontspringt en openbaring draagt, kan het oeuvre van Ost zoo min onderbrengen binnen de perken van het artistieke als binnen de perken van het normale aanvaarde leven. Voor de geniale gewrochten van den menschelijken geest zijn alle normen te eng. Men toetst de genialiteit niet zonder gevaar aan 't | |
[pagina 57]
| |
| |
[pagina 58]
| |
gewone leven, dat slechts 'n fragmentarisch, zeer beperkt beleven is der oneindigheid. Het geniale oeuvre is boven het normaal menschengedoe. Het is 'n licht dat in den nacht onder den hemel en boven de aarde aan den einder opflitst en tusschen menschen hangt te beven. Het geniale oeuvre is geen louter spel van schoonheid, gevoel en werkelijkheid in het bindende licht der harmonie; - neen het geniale is 'n onberekenden, gewaagden, haast waanzinnigen greep naar het lichtorakel waarin schuilt den eeuwigen wezenlijken grond der zaken. Een verbannen natuur in de onvolmaaktheid, op deze aarde van geschokte harmonieën en halfontwaarbare waarheden en beperkte levensgeest, de geniale voortvluchteling alleen is in staat den greep te wagen naar het verteerende Licht. - Wee de vrijmoedige der eeuwige waarden, want ze worden met verblindende schoonheid geslagen! - Het is die schoonheid die verbannen wordt door de opstandigheid der menschen; het is die schoonheid die leeft aan den uitkant van het leven die slechts onderkomen vindt bij de verlatenen, naar schoonheid-hunkerende zielen, de genieën die geen onderkomen vinden bij zich zelf noch bij anderen, maar die arm en naakt de schatbewaarders zijn van onnoembare geestelijke tresoren. ‘Voilà ce que dans cette vie ephemère il faut mériter en étant peut-être pendant des siècles cariatide, rivée d'un sort formidablement rude, dur; cariatide solitaire, âme combée à l'insu des âmes, battue par tous les vents de l'exil’!Ga naar eindnoot(*) * * * De onliefde der moderne waardebegrippen, in heel onze beschaving, de onliefde onzer samenleving heeft dezen koninklijken mensch verbannen. Onliefde van de wijzen en de dwazen, die eenmaal voor hem hadden moeten zijn wat ze voor de zwijnen niet kunnen zijn: de genoodigde Beatrice's, de Ophelia's, de Mona-Lisa's, de Pola Negri's van zijn droomen, dreef dezen gansch verzuimden schepper naar de eenzaamheid. De onliefde van zijn volk heeft hem, als onder 'n geheimzinnig bevel gebogen, diep onder de aarde verwezen; levend begraven, en het hem toevertrouwde oeuvre ontdaan van al zijn glorie-rechten! ‘Hier in de vergetenheid
in de verzwegenheid
in de deemoedige vereenzaamheid
de versletenheid nabij, lig ik in boetepij
“Eenzaamheid” mijn ziele-eiland af te togen...
op het einde dan onder den schromelijken zielelast
“Onliefde” neergebogen, zijg ik ter aarde neer’.Ga naar eindnoot(*)
* * * | |
[pagina 59]
| |
Alfred Ost, we weten dat de Schoonheid zoo sterk in u ontbrandt, dat uwe hersens pijnen en uwe levens-leefbaarheid verbrandt; we weten dat ge in schoonheid u gansch verliezend, in schoonheid offerend en boetend zult ten gronde gaan! Ons volk is zoo arm geworden en zoover opgeleefd dat het zelfs niet eens meer schreien kan om de geschiedenis zijner allergrootsten, die tevens de geschiedenis is zijner schande. Uw geniale oeuvre roept ons terug tot de orde van ons volk; met u willen we staan in het gelid der groote zending. Met u zullen we handhaven. |
|