Zoo draagt ons die hymne hoog boven de wereld. Nooit bevredigd, glimlachte Mirjam; vloog je niet hooger op mijn wieken? Hooger, m'n meisje, veel hooger vloog ik, met jou en je liefde, maar hier, op den toren, is God in de buurt.
Zij wiegden langs de verweerde steenen, langs 't bemoste kanteel, tot bij den haan op z'n krijschende spil. O jee, dacht die, krijg ik bezoek? Maar Pukkie en Mirjam bleven rusten in 'n open luik, vlak onder 't kruis, en vóór hen lag de bloeiende wereld van 't rijke, deinende Hageland.
Voor de Liefde bestaat geen Tijd. Zij is volledig in haar overgave; zij wil de onbegrensde dwaasheid zijn van 't algeheele offer; zij is wierook en myrrhe en goud, maar ook het lijden en het bloed, maar ook 't vestaalsche vuur, de vlam die niet dooven kan tenzij in den dood - en zelfs de dood is geen einde voor de Liefde, want na den donkeren overgang voor de heimvaart, blijft zij stralend verbeiden het fonkelend schrijn waarin zij naar God gedragen zal: het offerend hart. Hoe zou zij uren tellen, waar geen tijd haar bindt? Hoe zou de Tijd haar binden, waar zij eeuwig de ziel doorhuivert? Hoe kan 'n hart z'n liefde meten aan 't rhythme der seizoenen, aan 't wentelen van de jaren? Geen grenzen kent het, noch beperking; het drinkt z'n leven uit het wederhart; het voedt z'n leven uit de begeestering van z'n sublieme consecratie; het is louter voelen en omvat geen rede; het is zélf de bron die, eens geslagen, geen einde meer wil voor haar sprankelend vloeien; zij laaft, en zij borrelt voor nieuwe laving; zij springt, fijn-zingend, uit 'n kleine wond - de schicht van één boog heeft die geschoten - maar voller en breeder wordt liefdes stroom; 't onstuimigste meer over de flanken der aarde groeit, stijgt, bruischt machtiger tot 'n zee en stormt als de grootste kracht der wateren, grensloos bewogen: de oceaan...
Dat hebben de menschen nog niet begrepen, Kerseman. Er was eens 'n Amerikaan - nu ja, 't kon evengoed 'n Vlaming zijn, die Europeeër wou blijken - en die liefhad op zijn manier: I'll love you three hours a day, the rest remains to my business... Waarop de torenhaan met 'n nijdigen ruk naar 't oosten zwenkte, nee, zoo'n onzin had hij nog nooit gehoord!
Pukkie en Mirjam bleven onverzadigd rondzien over de groene en gele en purperen ruiten van zwellend Hageland. O moeder Aarde, riep Pukkie, je hebt vandaag je mooiste boezeroen aangetrokken, en kijk, Mirjam, hoe schoon haar lichaam welft in weelderige vruchtbaarheid! Zij hadden de zon gevolgd in haar zomerschen kreits, van bij haar dagen, ginder ver, in 't morgenland, langs den koepel van ziedend lazuur, naar het imperium van haar middagglorie, en daarna was de mildere uittocht