Nieuwe boeken
Geschiedenis van de Vlaamsche kunst, onder leiding van Prof. Dr. Stan Leurs. - Antwerpen, De Sikkel. In 10 afleveringen, geïll., groot formaat. Per aflev.: 15.- fr.
Het is niet zonder stamtrots dat wij de eerste aflevering van dit standaardwerk ter hand nemen. In de eerste plaats omdat hieruit moet blijken dat onze jonge vlaamsche wetenschap voldoende mondig is geworden om zulke zware onderneming, met kwasi zekerheid van welslagen aan te durven. Dat een vlaamsche uitgeverij zulk een publicatie op eigen krachten kan doorvoeren stemt niet minder optimistisch. Laat mij al dadelijk getuigen dat als druk en plaatwerk de voorliggende aflevering de vergelijking mag doorstaan met wat in landen met een uitgestrekt taalgebied gepresteerd wordt.
De geschiedenis van de Vlaamsche Kunst wordt geschreven onder leiding van Prof. Leurs, die voor zijn aandeel de ontwikkeling der middeleeuwsche bouwkunst zal schetsen en samen met Prof. Roggen de architektuur en beeldhouwkunst der Renaissance zal behandelen. Dit doet Prof. Roggen insgelijks voor de beeldhouwkunst der 15de eeuw terwijl Prof. Maere de beeldhouwkunst en schilderkunst voor 1400 zal toelichten en samen met Dr. Lavallye de eerste generatie onzer XV eeuwsche schilders. Over de latere XVe eeuwsche schilders wordt door Vermeylen geschreven die samen met mevrouw Gabriëls een overzicht der XVI eeuwsche schilderkunst zal bewerken. Dr. Lyna behandelt de miniaturen, Mevrouw Crick de weefsels en Dr. Lebeer de grafische kunsten. Het werkplan van het tweede deel, waarvan de inhoud gaat tot op onze dagen wordt nog niet medegedeeld.
Zooals de lezer het merken zal gaat het hier om een kunsthistorischen opzet waarbij het materiaal geordend en beschreven wordt zonder meer. Kultuurhistorische beschouwingen worden evenals esthetische als niet ter zake geweerd. Met deze, naar de geijkte wetenschap orthodoxe methode, heb ik nooit vrede kunnen nemen, omdat zij het wezen zelf der kunstwerken al te zeer miskent. Ook heb ik bezwaren tegen de benaming: ‘Geschiedenis der Vlaamsche kunst’. De kunststroomingen wier verloop en gedaanteverwisselingen de kunstgeschiedenis te volgen heeft, houden zich niet aan landgrenzen en rassen maar overspoelen al de gebieden die door een gunstige konjunktuur ontvankelijk blijken te zijn. Zulke kunststroomingen kunnen als cyclonen voortbewegen en ontvangen dan doorgaans hun gewijzigde naam van het centrum waarom zij cirkelen. Deze groote kunststroomingen zijn steeds in feite internationaal al ontleenen zij soms een nationalen naam aan het land waar zij hun hevigste opflakkering vertoonen. Er zijn slechts twee momenten in de geschiedenis waarbij wij eigenlijk van vlaamsche kunst mogen spreken en wel onder het burgondisch tijdvak en ten tijde der vlaamsche barok. Slechts dan ging van Vlaanderen een eigen impuls uit dat zich ver buiten onze grenzen liet waarnemen. In al de andere perioden heeft Vlaanderen elders ontstane stroomingen op eigen wijze ondergaan, soms sterk lokaal gekleurd maar is er niet het epicentrum van geweest. Voor een overzicht van de kunstwerken in Vlaanderen ontstaan, of door Vlamingen in het buitenland verwezenlijkt is ‘Geschiedenis der Vlaamsche Kunst’ geen adekwate benaming. ‘Kunst in Vlaanderen’ ware wellicht meer benaderend geweest.
Om aan den lezer toe te laten een juist inzicht in de behandelde periode te verkrijgen was het onontbeerlijk, niet enkel de stof naar de groote kunststroomingen in te deelen, maar voor elk dezer stroomingen, vooraf, een zakelijk overzicht te geven waardoor de