dras van hun verkankerd leven, die het volk niet anders weten te dienen dan door het op te leiden tot de zelfverpesting.
Afgezwijnde artisten die de schoonheid geprostitueerd hebben tot in het laatste hoekje van hun ziel, en verliederlijkte politiekers vormen de bezetene macht die de verheerlijking van ons Volk in den weg staan, die het heerlijke wilskrachtige beeld van het Volk tot 'n vormelooze willooze massa willen omvormen. De hoogere zin van het leven is hun vreemd geworden, de bijbelsche grootheid die achter het eenvoudigste gebeuren schuilt is hun aandacht niet eens waard. Het stokpaardje der theorie en der nuchtere zakelijkheid heeft zich tusschen den mensch en het leven geplaatst, zoo is het voor velen onmogelijk rechtstreeks aan de geheimenis van leven en dood, aan het ‘groote Leven’ te putten. De theorie is alles, ze loodst hen in den doolhof der betrekkelijkheid, maar o wee, ze geraken er niet doorheen; ondertusschen ontsnapt hen de zin van het leven, van hun eigen leven dat van hun volk en der geheele menschheid. Het leven gaat over hen heen...
* * *
Gij allen, in wie de Schoonheid als 'n heilig pand geborgen zit, die uit ingeboren pijn Schoonheid wilt doen ontbranden, zing, juich, joel over de heiligste orde van uw Volk! Breng ons schoonheid die als 'n profetische belijdenis boven de tijd uitstraalt, kunst die jubelt of schreit waarin vecht het kloppend hart van heel het Volk op de rhytmiek van zijn oeroud bestaan...
We lachen om hen die denken dat we daardoor romantiekers of lyriekers zijn, verdwaalde kindergeesten die zwerven langs het leven, zonder praktisch nut er uit te halen. We lachen om de kunstfilisters en kruimelaars, we hebben geen behoefte aan heel de bende goochelaars en kunstakrobaten!
We erkennen en huldigen alleen de kampers, mannen die niet verzoend geraken met den tijd, figuren die niet uit verveling, mercantilisme of loutere liefde voor de kunst met 'n hoofdletter, hun leven verslijten in mysterieuze flirtpartijen van isme tot isme.
Weg met de ziekelijke droomers, pezewevers, en Plantijn-museum-luizen! Dietschland heeft nood aan kunstenaren, geestelijken en leeken die met beide voeten op den grond in de volle werkelijkheid, in de ruwe brutale meedoogenlooze werkelijkheid van 't leven arbeiden, met woord en daad, alaam of penseel, met de ploeg of de pen, met de hand of met den geest maar allen met het hoofd bovenaardsch verheven in de oneindigheid van licht en lucht, van geloof en betrouwen in 't leven dat in zijn volheid van Mysterie de schoonste, diepste, grootste liefde doet ontbranden.