Volk. Jaargang 1(1935-1936)– [tijdschrift] Volk– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 216] [p. 216] Ferdinand Vercnocke: De wacht aan de grens Toen sprak een stem: ‘De dooden wachten’. en ik ontwaakte langs een vreemde baan. En dââr, de oogen zijwaarts vol verwachten, zag ik, eindloos-streng, een leger staan. En ik: ‘o Gij van kim tot kim aaneengeklonken, Wat wacht gij op de grens van nacht en dag? Wie zijt gij?’ Oogen glinsterden als vonken: ‘Geef ons een lied, geef ons een vlag!’ Ik schrok: ‘Zijt gij geen dooden, veege zielen?’ Maar stormend sprak de eindelooze stoet: ‘Wij leven! Wij verrezen waar wij vielen, onsterfelijk, geboren uit ons bloed. Kassel, Kortrijk, Pevele, Rozebeke; Wij wachten aan Germanje's bloedig front, sterker dan levenden, op 't heilig teeken der klaroenen, dat den storm verkondt!’ Ik zag het branden van hun hunkerende oogen, en zegde: ‘Broeders, hoort’... En ziet; dat woord volstond. De rijen, plotseling als een stroom bewogen rukten regelmatig door den schemer voort. Vignet: Jan Wouters Vorige Volgende