Volk. Jaargang 1
(1935-1936)– [tijdschrift] Volk– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 201]
| |
[Nummer 7] | |
Victor Leemans: Verpolitiseering van het levenI.Wie thans over de verpolitiseering van het leven spreken wil, moet den huidigen toestand zien in een verder en ruimer perspectief. Hij moet deze gebeurtenis beschouwen in het historisch-sociologisch kader waarin onze beschaving zich voltrekt. De krachten en vormen die het karakter van het hedendaagsche leven bepalen, zijn geen abstracte metaphysische ideeën, noch logische constructies van het zoogenaamde zuivere bewustzijn; ze zijn specifiek ‘historische’ producten. Wat aan het hedendaagsche leven gestalte en aanzijn geeft, kan enkel begrepen worden in het kader van een verder historisch verloop en van een breedere sociologische ruimte. Hij die het historisch moment der verpolitiseering van het leven begrijpen wil, moet over die historische ervaring beschikken, die hem toelaat dit feit te situeeren. Wij zeggen wel ‘historische ervaring’ en niet geleerde kennis van de geschiedenis. De verklaring van de geschiedenis en van de geschiedkundige feitelijkheid ligt immers niet bij hem die zich beroepen kan op een haast volledige kennis der zoogenaamde historische bronnen; zij is een zaak van de historische ervaring, die tevens de inzet van het eigen leven beteekent. Zonder levenservaring geen historisch inzicht. Ook hier heeft Goethe een diep woord gesproken: ‘Über Geschichte kann niemand urteilen, als wer an sich selbst Geschichte erlebt hat’. Zoo is het goed denkbaar dat een historische bronnen-snuffelaar, die prat gaat op zijn historische ‘objectiviteit’, bitter weinig begrepen | |
[pagina 202]
| |
heeft van den zin der geschiedenis, en in casu van de verpolitiseering van het leven. De ontwikkeling die hiertoe geleid heeft, staat in het teeken van het particularisme en het positivisme eenerzijds, van het nominalisme of notionalisme anderzijds. En deze karakteristiek is niet te verstaan als benaming van metaphysische stelsels; doch als de aanduiding van een levenshouding. De algemeene vormen waarin het hedendaagsch leven optreedt zijn positivistisch of particularistisch bepaald. Ze zijn de uitdrukking van een bijzondere economische, politieke of geestelijke eigenwettelijkheid, die vervuld is van den drang naar beheersching van het geheele leven. Leuzen van deze eigenwettelijkheid zijn o.a., de verschillende omschrijvingen van ‘l'art pour l'art’, waaronder het bekende gezegde van Kloos ‘Kunst is de individueelste expressie van de allerindividueelste emotie’; het ‘laissez faire, laisez passer’ van het liberalisme en de materialistische dialectiek van het marxisme; de vrijheidskreten van de democratie en het ‘Right or Wrong my country’ van het imperialisme. In een dergelijke wereld gehoorzaamt de kunst niet enkel aan een absolute artistieke eigenwettelijkheid, de economie aan de verabsoluteerde economische noodwendigheden; hier bestaat tevens de neiging om die artistieke of de economische of die politieke eigenwettelijkheid over te dragen op het geheele leven - al naar gelang het leven zelf de stuwing ondergaat van het artistieke, van het economische of van het politieke. Het ‘politique d'abord’ van Maurras moet in dit klimaat gezien worden. Dit parool is niet verkeerd, zoolang het in zijn relatieven zin begrepen wordt; b.v. in zijn verhouding tot het economisme kan men gerust spreken van een ‘politique d'abord’. Het wordt eerst een vergissing waar het van zijn relativiteit wordt ontdaan en geproclameerd tot den laatsten vorm van het leven en tot de laatste bepaling van het bestaan. De verpolitiseering van het leven, die op dit oogenblik ook in het bijzonder geldt in studentenmiddens - zooals o.a. wordt bemerkt in het vijftiende jaarverslag (1934-35) van de Universitaire Stichting, - is een verschijnsel dat gelijkaardig kan geheeten worden met de aesthetiseering en de vereconomiseering van het leven. Waar deze beïnvloeding van het leven plaats grijpt, wordt de vorm of de houding van de kunst, van de economie of de politiek overgedragen op het geheele leven. Het menschelijk bestaan in zijn denken en handelingen, ondergaat in zijn geheel de wereld van het aesthetische, van het economische of van het politieke. De persoonlijkheid wordt omzeggens in die werelden opgelost. | |
[pagina 203]
| |
Het leven wordt aanzien alsof het zich voltrok in een kunstatelier of in een literaire club; het schijnt alsof er alleen maar ‘zaken’ zijn en alsof niets waarde heeft dat niet door die politiek geïnspireerd is. Het verschijnsel dat hier door ons aangeduid wordt, heeft een analogon in de wetenschap die de methodes en de logica van de natuurwetenschappen proclameert tot de methode en de logica; of die de cultuur-historische methode (o.a. van Dilthey) of de wijsgeerige logica overdraagt op gebieden waar deze logica feitelijk tekort schiet. Ik denk hier bv. aan de sociologie van Oppenheimer en Von Wiese, aan de economie van Sombart, aan de universeel geldende néo-scholastische logica. Een dieper nagaan van deze problematiek, past echter niet in het kader van deze uiteenzetting. Er is geen bijzondere uitleg noodig om te verklaren dat de onderscheidene vormen van levensbeheersching, waarover we gesproken hebben, ieder een anderen stempel op het leven drukken. De aesthetiseering van het leven is anders dan de verpolitiseering. Vanuit de wereld van ‘Het ivoren Aapje’ en van ‘Het Vaderhuis’ heeft men een anderen kijk op het leven, dan vanuit ‘Het Leven der Auto's’, ‘La condition humaine’ of ‘Der Arbeiter’. De aesthetiseering is bovendien een individualistische levensuitdrukking. De vereconomiseering is ofwel een individualistisch verschijnsel (dat we ‘commercialiseering’ kunnen heeten), ofwel de uitdrukking van een collectivistische- of massa waan. De verpolitiseering houdt eveneens samen met het overheerschen van een collectieve mentaliteit en met een drukke werking van bonden en vereenigingen. De vereconomiseering geschiedt echter onder den invloed van 't eudaemonisme, van profetieën over het herstel van een aardsch paradijs, van een overdadig geloof in het geluk van den welstand; terwijl bij de dreigende verpolitiseering ‘macht’ en ‘nationale eer’ de voortstuwende mythen zijn. De aesthetiseering is het produkt van een decadent aristocratisme en een vervallen humanisme. Zij pronkt met een voornaamheid die opgroeide in rokoko-salons en let voor alles op het behoud van den academischen toon in de omgangsvormen. Alles cirkelt bij haar rond kunst en kultuur. De zachte hoffelijkheid en de voorzichtigheid van haar optreden verraden een leven dat broos en ziekelijk geworden is. In dit rijk kent men geen verraders. Max Lamberty heeft het gezegd: de geest verraadt niet! Hier wordt alles vergoelijkt en door een ‘idee’ of iets anders goedgepraat. De aesthetiseering komt uit een wereld waar alles in overvloed is, zooals in een groot-warenhuis. Hier zitten de genoodigden aan rijke tafelen. Haar typische vertegenwoordigers zijn de literaten en de intellectueelen, | |
[pagina 204]
| |
die zich in deze wereld ook de leiders wanen van volk en staat. Hier wordt veel op hoofsche wijze gediscussieerd, hier zijn knappe en ‘groote’ mannen, menschen ‘die veel hebben en veel zijn’; doch geen van hen die zooals Giordano Bruno, bereid is voor zijn humanistisch geloof op den brandstapel te gaan. De vertroeteling van het leven die onder de auspiciën van de aesthetiseering plaats grijpt doet een volk geheel den zin verhezen voor de sobere strengheid en voor de geestelijke armoede waaruit eerst de weerbaarheid en de grootmoedigheid van een volk geboren worden. Als professoren thans klagen over een gemis aan belangstelling, bij de huidige studentengeneraties voor een kunstwereld die deze aestetiseering op zijn actief heeft (zooals het genoemd verslag van de ‘Universitaire Stichting’ doet), dan vinden wij geen aanleiding om over dit verschijnsel te klagen en te jammeren. Wij aanzien dezen afval van de aesthetiseering veeleer als een verschijnsel, dat ruimte bieden kan voor een geestelijke activiteit die niet gewurgd wordt door een wereld van schoonheids-romantiek en van geestelijke renteniers. Die vereconomiseering van het leven die we ‘commercialiseering’ heeten, is geïnspireerd door de ‘wordt-rijk bekommernis’ en is geleid door het cynische ‘zaken zijn zaken’. Het persoonlijk voordeel is hier de rechter over het denken en doen. Deze levenshouding leidt zoowel tot een plat individualisme en tot een vernietigende inflatie van alle hoogere levenswaarden, als tot een barbaarsche verwildering van het openbaar leven. De financieele schandalen door vooraanstaande politiekers in België verwekt, wijzen erop tot welk politiek en moreel verval deze levenswijze aanleiding geeft. De collectivistische vereconomiseering zet de hierboven genoemde levenshouding om in een massa-ideaal. Het economische wordt het richtsnoer van de openbare functies, het stoffelijke wordt gemetaphysiceerd. Aan den stoffelijken welstand wordt een wonderbare heilende kracht toegeschreven - zoodanig dat godsdienst en moraal als schandige verdoovingsmiddelen worden ontmaskerd. | |
II.De verpolitiseering van het leven grijpt zoowel plaats onder de fascistische dictaturen, als in de democratische volksstaten. Althans in den vulgairen zin waarin verpolitiseering als sociologisch verschijnsel te begrijpen is. Onder een autoritair regiem neemt de verpolitiseering echter andere vormen aan, dan in een regiem van parlementaire democratie. In een democratie kunnen de partijen zich niet met de dogmatische kracht | |
[pagina 205]
| |
laten gelden van den één-partij-staat. Doch dat is enkel een incidenteel verschil: de politieke partijen vertoonen de neiging tot verabsoluteering van hun macht, zoodra ze daartoe de gelegenheid hebben. In de partijmentaliteit die voorzit in den democratischen staat, bij het benoemen van candidaten tot officieele ambten, wordt de verpolitiseering duidelijk gemanifesteerd. Om het even of het bij die benoemingen gaat om een bediende van derde klas of om een universiteitsprofessor. De maatstaven die hier aangewend worden dragen hetzelfde partijdig karakter. Waar de levenshouding van een volk verpolitiseerd wordt, is het inzicht van de partij, het oordeel van het volk geworden. Daar schrijven de partijen niet enkel een bepaalde politieke houding voor, zij leggen een exclusieven politieken maatstaf aan bij de beoordeeling van menschen en gebeurtenissen, bij de appreciatie van moreele waarden. Zij dicteeren aan het waardeleven van den mensch een begrippenstel dat zijn proef doorstaan heeft op den toetssteen van die politieke levensbeschouwing. De politieke instellingen aanzien den ‘mensch’ naar gelang hij partijgenoot of politieke vijand is. De partijschap overwoekert de veelvuldigheid en den vormenrijkdom van het leven en slachtoffert ze op de eentonige waardenschaal van het politiek partij-formalisme. Wie een trouw partij-lid is, mag zich aan de meest lovende appreciaties verwachten - de ‘rest’, het niet direct-par tijmatig e vervalt feitelijk in het onbeduidende. Dat is voor de partij-instanties ‘het niets’. Een klassiek woord zegt ons dat twee Walkuren de wereld leiden: de gedachte en het zwaard. Mussolini heeft het Plato nagezegd. De verpolitiseering die we op vandaag beleven, toont echter dat de eerbied voor de Walkure die ‘gedachte’ heet, fel geslonken is en dat hij meestal maar betuigd wordt als de gedachte het zwaard dient. De regeneratieve macht van den geest wordt ondergeschikt aan de politieke noodwendigheden. Hij heeft geen eigen wereld meer. Men erkent op vandaag niet alleen de natuurlijke weerslag in het denken van ras, volk, geographisch en economisch midden, doch men schrijft vanuit die wereld, aan het denken een bepaalde kennisinhoud voor als de juiste en de ware. Het Logos wordt de uitdrukking van een rasziel, een andere, zij het ook veredelde uitgave, van het historisch materialisme of van het Lamarckisme. In dezen geest streven alle hedendaagsche partijen ernaar, hun actie als de ware te doen doorgaan, hun optreden wijsgeerig te rechtvaardigen. Elke partij heeft haar wijsbegeerte. Alle partijen zijn thans wereldbeschouwingspartijen. Er is in de huidige partijkonjunktuur geen partij mogelijk die geen bepaalde wereldbeschouwing manifesteert. Bij de bestaande vertijdelijking van het leven, bij de gel- | |
[pagina 206]
| |
dende onafhankelijkheid der levensvormen van een strakke godsdienstige of metaphysische basis, is het gevaar des te grooter dat de partij-bedrijvigheid en de politieke idealen uitgroeien tot de ‘Rechtvaardige rechters’ en de bouwmeesters van het leven. Zeker, ik weet dat partijen als de katholieke partij zich beroepen op het natuurrecht, op de christelijke zedenleer en op de pauselijke encyclieken, ik weet dat andere partijen beproeven haar programma's voor te stellen op grond van objectief-wijsgeerige argumenten of humanitaire leuzen: in den smeltkroes van de partijen ondergaat echter al die objectiviteit en die zg. onderdanigheid aan hoogere waarden den domineerenden invloed van de partij-houding en de partij-noodwendigheden. De eigenwettelijkheid van het partijmatige gebruikt de voorgewende objectieve wereldbeschouwing, als bouwsteen in haar rijk. Het einde van deze ontwikkeling is, bij de overwinning van één partij (zooals bv. in Duitschland en Rusland), het verheffen van de wereldbeschouwing der overwinnende partij tot de officieele of de officieuse philosophie van den staat. Een dergelijk optreden herleidt de wijsbegeerte tot de functie van geestelijk vaandrig van de bestaande wereldbeschouwing. Practisch wordt de wijsbegeerte enkel ‘erkend’ of geduld als wijsbegeerte der levensbeschouwing, als ‘Weltanschauungsphilosophie’. Meer en meer streven de politieke partijen ernaar, om de meening van Dilthey te bewaarheden, dat de structuur van onzen tijd slechts een wijsbegeerte huldigen kan die een uitdrukking is der levensbeschouwing of een wijsbegeerte op irrationeelen grondslag. De heerschende verpolitiseering van het leven is de eigenlijke draagster van den strijd der wereldbeschouwingen die thans aan den gang is. Het is in het vaarwater der politieke stroomingen dat de conflicten der wereldbeschouwingen oprijzen en draken-vormen aannemen die de eenheid van het leven verstooren. Terloops mogen we er hier de aandacht op vestigen dat wereldbeschouwing en godsdienst geen identische begrippen zijn. Er bestaat, in onze opvatting, geen ‘identiteit’ tusschen katholieke godsdienst en katholieke wereldbeschouwing; er is maar één katholieke godsdienst, doch er zijn steeds meerdere levensbeschouwingen die zich katholiek heeten. Katholieke godsdienst is de Openbaring Christi en de dogmatische leer van de Kerk: hij is een gave Gods. De katholieke ‘wereldbeschouwing’ daarentegen draagt meer een persoonlijk en reflectief karakter; zij is opgebouwd met elementen van ‘deze’ historische wereld en draagt het kenmerk van het wisselend tijdsgebeuren en van de ruimtelijke gebondenheid van het leven. Wereldbeschouwingen zijn steeds gebonden aan | |
[pagina 207]
| |
kulturen en volkeren. Zij ontstaan, zooals het woord ‘wereld’-beschouwing zegt, uit een bepaalde visie van deze wereld. Het is klaar dat hij die gevormd is, de wereld in een ander licht beschouwt of beschouwen kan - al naar gelang zijn geloof vurig of lauw is - dan een nietgeloovige dit doet. Hij ziet de huidige vorming van het leven in het perspectief van de Eeuwige dingen; wat echter door den nood van ‘deze’ omstandigheden vereischt wordt en krachtens ‘deze’ sociale, economische en politieke noodwendigheden dient gedaan te worden, is onderhevig aan de wetmatigheid van ‘deze’ kultuur en van deze historische levenseischen. Wat noodig is voor het behoud en het heropleven van ons volk wordt in concreto niet bepaald door den godsdienst, noch door een algemeene moraal, maar door de eischen die de nationale levenswil stelt aan de politieke en economische machten in de gegeven omstandigheden. De godsdienst spreekt eerst over de plaats van die bepaalde politieke orde in de heilsorde, in de orde van het geloof. | |
III.Bij een verpolitiseering van het leven, verteert de politiek die levensinhouden die verbindend werken tusschen menschen en volkeren; de kategorieën vriend en vijand worden de beslissende vormen van de menschelijke samenleving. Aan het politieke, of nationaal of economisch geïnspireerd, aan de vorming van een politieke ‘macht’ worden denken en handelen onderworpen. Dit verschijnsel, waardoor de politiek in feite het laatste woord krijgt in het leven leidt tot den chaos - om het even of haar leuzen volksgemeenschappelijk, individualistisch of collectivistisch luiden. Ook deze verpolitiseering onthult het vervalproces, waarvan onze beschaving het offer is; zij is een variante van de aesthetiseering en de vereconomiseering. Zij is fataal verbonden met de uitbreiding van het organisatie-net der politieke groepen tot in de kleinste dorpkens van het land, met de opsluiting van den mensch in allerlei bonden, van af de geboorte tot den dood. Zij wordt bestendig in de hand gewerkt door de verbinding van de kleinste fabriek, of het eenvoudigste handwerksbedrijf met de economie van het land; zij wordt elken dag opnieuw bevorderd door het publiciteitswezen, dat een schrof politiek-belangendenken huldigt. De invloed van de verpolitiseering is des te verderfelijker naar mate ze van lager allooi is, naar gelang haar motieven meer teruggrijpen op den dierlijken mensch en op de vulgaire massa-instincten. In een positivistische wereld heeft de politieke actie steeds de tendenz, | |
[pagina 208]
| |
de andere levensgebieden en levenswaarden te overrompelen. Met een zelf-beperking van de politiek moet niet gerekend worden. Men kan trouwens de vraag stellen hoelang de heerschende politieke stelsels en partijen zouden standhouden zonder verpolitiseering? De overwinning van dezen toestand ligt niet in de vlucht uit de politiek of in de verloochening ervan. Door een dergelijk optreden wordt de verpolitiseering niet opgeheven. Dat de vriend-vijand dialectiek zulke groote rol spelen kan in de hedendaagsche vorming van het leven, ligt mede aan het feit dat de sociale toestanden en de politiek zelf bijdragen tot het scheppen van ‘vijandelijkheden’. Denkt U maar even aan de verdeeling van de rijkdommen en aan de schrille tegenstellingen tusschen rijk en arm; herinnert U welk politiek klimaat er ontstaan moest uit den ‘vrede’ van Versailles. De politieke en sociale structuur zou derhalve zelf hier een andere atmosfeer moeten scheppen; ruimte laten voor ontspanning. Hoofdzaak is echter dat de mensch en voor al dezen die geroepen zijn om de élite van het volk te worden, loskomen van de tyrannie der veruiterlijking van het leven. De menschelijke ziel moet zich zelf redden uit de donkere vergetelheid, waar ze, naar een woord van Alexander Pfänder, ongestoord verwilderen en verschrompelen kanGa naar voetnoot1. Zij moet in een diepere bezinning op haar eigen karakter de kracht herwinnen om aan den strijd om de macht, om aan de politiek den maatstaf te leggen van de totaliteit van het menschelijk bestaan en den zin van het leven in zijn volheid. Zoo eerst kan de politiek verlost worden van de bekoring zich in het matelooze uit te breiden, en bewust worden van zijn positie als ‘Partial- und Mitteltrieb’ van het menschelijk bestaan, d.i. tot het besef komen van zijn functionneele positie. Een dergelijke verinnerlijking van de levenshouding, veronderstelt niet zoozeer de opstanding van nieuwe ‘ideeën’ of programma's, maar de doorbraak van levenskrachten die groeien buiten het veruiterlijkingsproces van het hedendaagsch leven. Zij verlangt geen anderen naam, om het bestaande proces verder te voeren (bv. de Rex-beweging), maar een initiaal anders doen, dat levend van Hem die de ‘zuivere Daad’ is, aldus vervuld wordt met den subliemen zin en de forsche kracht die elken levensstroom weet te leiden in de bedding die de zijne is. Want alle orde hier beneden kan maar een afstraling zijn van Hem die de volmaakte Orde heeft uitgedrukt, als Hij van zichzelf getuigen moest: ‘Ik ben, die Ik ben’. |