Prisma
De kandiede pastoor en het witte paard.
- Eén der oudste parochies van Antwerpen is voorzien van een ondernemenden pastoor. De brave man neemt plezante initiatieven. Onlangs heeft hij een liefdadigheidsfeest ingericht ten voordeele van de katholieke schoolkolonies. 'k Kreeg 't programma ter inzage. Dat programma is merkwaardig en pleit voor 's pastors breeden kijk op mensch en ding.
Voor die kath. schoolkolonies werd dan de ‘allernieuwste schlager-opérette’, genaamd ‘Het witte paard is te koop’, opgevoerd. De pastor verwachtte blijkbaar van dat schlagerpaard het goud-excrement van den legendarischen ezel?
Tusschen afwisselende publiciteit (ontbijtkoek, kakstoelen, 'n fotograaf die gespecialiseerd is in ‘Dames en soirée’, (meneer pastoor toch!), en geïllustreerd met de portretten van een paar revuesterren (er is een groep bij met girlsdijen die - o ondeugendheid - juist voldoende afgedekt zijn om de ‘deftigheid’ te vrijwaren), tusschen 't gerammel van dat afschuwelijk drukwerk (en de dijen zijn niet beter) staan enkele coupletten uit de operétte, vermoedelijk de beste, waarvan de auteur - een zekere Georges Remy - 't meeste succes verwacht. 'k Kan 't niet verhelpen, maar ten gerieve van Vlaanderen's catholijke heropleving, moét ik die teksten citeeren; zij zijn verheugende teekenen; zij typeeren een pastoor en een schoolkolonie en een parochiale liefdadigheid. Luistert, beminde christenen, hier krijgt u: ‘Verlangen’
‘... Dat schijnt mij 't schoonste toe Wat ik in droomen wenschen kan Wat mij verheugd zou maken dan Eenmaal te worden vrouw en man...’ Hola! Hola! Dat wordt, verdikkie, formeel hermaphroditisme!
Een bladzij verder staat een zwarte annonce: Priesterhoeden, en vlak daaronder: ‘Dat is mijn sex-appeal’. Luistert alweer, katholieke liefdadigheid:
‘... Als ik maar met m'n oogskens pink Naar een schoon en poezlig dink Dan denkt zij: Wat is hij flink Lap! En 'k draai z'aan mijn pink...’ Jaja, die pastoors, he?
En daarna zingt een onbekende ster: ‘... 't Is mijn jongen, 'k verklaar het met plezier
Hij is zoo slim als ik en juist mijn caractère Lijk ik voor iedereen en allen kléér...’ Ik hoop dat de zin dezer caramellen mij ontsnapt! 't Is, in elk geval, gééstig, wat, en ‘Als 't harte blaakt... zoekt men met 't lievekijn alleen te zijn’. 't Stààt er, en 't is menschelijk, pastoor, en 't is origineel en fijn gezegd, maar 't tóppunt der lallende hilariteit heeft de schlager zeker bereikt in volgende cantilène (hark the gentle lark!):
‘Zoetken met zoo een aardig snoeteken
Een mondje als een toeteken
Dat vind ik oh zoo fijn!
Boeleken nen jongen als een troeleken
Een idioter smoeleken
('t stààt er tekstueel!)
Kan er toch nergens zijn...’
En we caramellen verder; 't kan dienen als slotkoor, op de vooize van den ‘belge, sortant du tombeau’:
O pa-astoor, 't ka-an moeilijk idioter, ge zijt 'ne man met zoeloe-smaakgevoel. Een prochiepaap i-is doorgaans veel bigoter,
maar gij bereikt met sex-appeal uw doel! De schoolkolonie krijg' van dezen schlager een zoetken mee, een boelken en een troel, een snoet, een toet, en voor haar wapendrager
(meneer pastoor) een k-k-kinderstoel!
J.P.