De ezelsstamp, of: de padvinder op de dool.
A. Desmedts zal wel niet met sadistisch opzet het Kerstnummer van ‘Nieuw Vlaanderen’ uitgekozen hebben om zijn kwijlende hatelijkheidjes over Wies Moens te schrijven, maar hoe of wat... ze staan in dat vredenummer. Nu wil het toeval dat de heer Demedts zich herhaaldelijk als paladijn van een eerlijke kritiek zonder persoonlijke bijbedoelingen heeft voorgedaan. In dit geval echter heeft een vage herinnering aan ‘inktbemorste knapen’ de bron van zijn kritisch oordeel vertroebeld, en de eerste maal dat Wies Moens zich weer vertoond heeft op het terrein der poëzie is die bron rancuneus aan 't brobbelen gegaan. Bovendien wordt met dat brobbelen dan nog bedoeld een klare uitspraak ‘om de verhouding der jongeren t.o.v. Moens te schetsen’, Eindelijk is de verdoolde politieker weer thuis, jubelt de morsige paladijn, ‘die het goed met hem menen (reken jezelf daar gerust bij. André! K.V.) zullen er blij om zijn, want Moens is spijts alles (hoe grootmoedig! K.V.) van meer betekenis als dichter dan als leider’. Bon.
Maar nu komt de aap uit de mouw: ‘al moet het ook erkend dat de waarde van zijn dichterschap dikwijls overschat werd... Wies Moens is nooit de grootste Vlaamse dichter van zijn tijd geweest, lijk anderen en ik het tien jaar geleden te goeder trouw (où sont les neiges d'atan! K.V.) hebben gemeend’. Daarmee is Wies Moens geclasseerd bij de overschatte dichters, een sedert de laatste maanden eervol gezelschap. De reden? Zijn moderniteit was van Duitse en Franse voorgangers afgekeken... en (last not least) hij heeft ons verweten voor krachtelozen.
Wie durft nog te betwijfelen dat, na deze krachtpatserij, dit verwijt nu schitterend gewroken is?
Maar zelfs na zo'n ezelsstamp past een roerende lijkrede. In ‘Golfslag’ staat een Herfstlied, ‘een der beste (gedichten) die Moens ooit geschreven heeft, een bevestiging van zijn onverminderd (alhoewel overschat! K.V.) talent en een heerlijk stuk Nederlands’.
Kom, kom, André, we waarderen uw werk maar niet zulke kritiek; bedenk eens goed wat ge zelf aan Wies Moens te danken hebt, laat die dankbaarheid uw wrok neutraliseren en herlees dan ‘Golfslag’ eens met een rechtzinnig verlangen naar eerlijke kritiek zonder persoonlijke bijbedoelingen.
K.V.