Volks-liedjens, uitgegeeven door de Maatschappij tot Nut van 't Algemeen (5 delen)(1789-1807)–Anoniem Volks-liedjens van het Nut– Auteursrechtvrij Vorige Volgende De Straatslijpers. Wijze: On doit soixante mille Francs. Beschouwt eens welk een aardig slag Van knapen zien wij dag aan dag, Zien wij aan alle kanten; (bis) Die heeren schraal van rok en beurs, Wat doen die drentl'ende Sinjeurs? Zij slijpen diamanten. (bis) Ja, in een wolk van rooktabak, Doorsnuff'len zij, op hun gemak, Nieuwstijdingen en kranten; (bis) En hebben zij daarmeê gedaan, Dan vangen zij hun werk weer aan, En slijpen diamanten. (bis) Zij weten van hun huis vaak niet; Maar alles wat op straat geschiedt, Dat weten deze klanten; (bis) Zij inspecteren met verstand De werken, ja, van stad en land, En slijpen diamanten. (bis) [pagina 36] [p. 36] Zij, daar alles gadeslaan, Verkoopen snuif vol wind en waan, Berispen Predikanten; (bis) Want zij, ook, vinden in de Kerk, Voor hunne voeten daaglijks werk, En slijpen diamanten (bis) Zelfs in de Schouwburg is hun zaak: Daar hekelen zij met vermaak Ook de Comedianten; (bis) Daar zetten zij ook, zoo 't behoort, Hun' schraal beloonden arbeid voort, En slijpen diamanten. (bis) Men vindt alom die Heertjes, ja, Ook in 't Concert en d' Opera: Chanteusen, Musikanten, (bis) Bedillen zij, en, vlug ter been, Gaan zij met twee drie haasten heen, En slijpen diamanten. (bis) Maar, ô! die diamanten zijn, Bij lange na, niet vreemd of fijn; Men kent, men kent, u, klanten! (bis) Daar iedereen heel klaar begrijpt, Dat gij alleen de straten slijpt, Dus grove diamanten. (bis) [pagina 37] [p. 37] Slijpt, slijpt daarop uw schoenen af! Verdriet en armoe zijn u straf. Maar dat, bij 't lanterfanten, (bis) Uw ras zich voor 't bedillen hoe, Of elk roept u vertorend toe: Slijpt grove diamanten. (bis) 1804. Vorige Volgende