Volks-liedjens, uitgegeeven door de Maatschappij tot Nut van 't Algemeen (5 delen)(1789-1807)–Anoniem Volks-liedjens van het Nut– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Het verlegene Meisje. Wijze: In Parijs, niet ver van haar moeder. Zeg, moederlief, wil mij toch raden, Ik weet volstrekt niet wat mij scheelt: Ik voel mijn hart met angst beladen, Daar mij iets voor de zinnen speelt; Nu word' ik bleek, dan voel ik mij gloeijen, Al wat ik doe, niets staat mij aan, 'k Kan mij niet als met peinzen bemoeijen, Zeg, moederlief, is dat wél gedaan! (bis) 'k Zag onlangs een paar duifjes spelen Met een stillen hartelijken lust, ô Mogt ik in uw blijdschap deelen, Dacht ik, dan was mijn hart gerust! Mogt ik met Pieter trekkebekken.... Juist komt hij door de lindelaan.... 'k Vluchtte beschaamd, ik moest mij onttrekken Zeg, moederlief, was dat wél gedaan? (bis) [pagina 33] [p. 33] Maar 'k zat gisteren wakend te droomen, Aan onzen grooten vijverkant, Daar springt hij van achter de boomen, En nu grijpt hij met drift mijn hand; Hij kuscht die met vuur, 't maakt mij verlegen, Ik dorst mijn gezigt op hem niet te slaan; Ik bloosde wel, maar hield hem niet tegen, Zeg, moederlief, was dat wél gedaan? (bis) Betje, sprak hij, bloos niet, de liefde Omhelst de jeugd als haar vriendin! Hoe, vroeg ik, is 't dat 't welk mij griefde? Wel nu; ik schaam mij dan niet dat ik min. Mag ik dan hopen, vroeg hij mij weder, En keek mij daar bij smeekend aan; 'k Antwoordde niets, maar kuste hem teder: Zeg, moederlief, was dat wél gedaan? (bis) 1804. Vorige Volgende