Volks-liedjens, uitgegeeven door de Maatschappij tot Nut van 't Algemeen (5 delen)(1789-1807)–Anoniem Volks-liedjens van het Nut– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 52] [p. 52] De welberaade Moeder. Wijze: 'k Weet wel wat mijn kindjen schort, enz. Waarom of mijn Zantjen schreit? Och, wat deert u? schaapjen! Jeukt de maag u? lieve meid! Pruilt gij om een slaapjen? Steekt u hier of daar een speld? Is 't een windjen, dat u kwelt? Of zijn 't norsche vlaagen? Dit moest ik u vraagen. Neen, ô neen, dat schort haar niet! 'k Zie 't wel aan heur handjen: t' Huis zijn is haar groot verdriet; Zij wil op een trantjen. - Speelmeid, kom, laat staan dat staat, Fluks eens met Suzan op straat! 'k Wed om drie pasteiën, Zij zal niet meer schreiën. [pagina 53] [p. 53] Maar, geloof mij, kopjekril! 't Rijk zal vast niet duuren, Dat zich moeder schikken wil Na uw wufte kuuren; Als we ons beiden regt verstaan, Zal ik zelv' de nooten slaan, En u, schalkjen! dwingen, Naar mijn lied te zingen. 'k Heb uit Cats, dien wijzen man, Reeds een spreuk genomen, Hoe men jong rijs buigen kan; Maar geen oude boomen: Hoor, dat zegt hij, lieve wicht! 'k Zal die spreuk, na mijnen pligt, Ja, dit moogt gij wagten, Tot uw best betragten. Kijk, hoe lacht mijn zuigeling, Nu zij wordt gedraagen! ô Dat vleiend, olijk ding Legt alreê mij laagen! Roept zij niet ‘dag, moeder lief!’ - Maar, nog eens, mijn hartedief, Gij geen scepter zwaaiën; Ik zal koning kraaiën. J.D. Vorige Volgende