Volks-liedjens, uitgegeeven door de Maatschappij tot Nut van 't Algemeen (5 delen)(1789-1807)–Anoniem Volks-liedjens van het Nut– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 46] [p. 46] De Melkmeisjens. Wijze: Laatstmaal als ik in 't Maisaisoen. Kom, Kniertjen zus, ontwaak mijn kind, 't Wordt tijd de dag breekt aan. Ei zorg dat gij uw kleedren vindt, En trekze schielijk aan; Ik hoorde Grietjen al, De meid van buurman Jan, En Piet roept: Pleun: wat binje mal, Kom spoed u brengt de kan. Nu Kniertjen haast u, repje dan, Het melkgoed staat gereed, De knegt komt met de koeijen an, 't Is laater als gij weet: Zo aanstonds komt de zon, Ik zie reeds 't morgen rood, Ach! dat ik maar aan 't melken kon, Het melken geeft ons brood. [pagina 47] [p. 47] De koeitjens bulken in het veld, Heur uijers zijn gelaên, Gij weet, vaêr is 'er opgesteld, Dat wij vroeg melken gaan. 't Past aan geen boere meid, Dat zij heur' tijd verslaapt, Gij weet wat men van Neelbuur zeit, Die smorgens geeuwt en gaapt. De luiheid wordt bij elken stand, Met recht verfoeid, gehaat, Maar 't is voor boeren op het land, Het schandelijkste kwaad: Die traag zijn werk verricht, Heeft zelden veel geluk, Maar dien voldoet aan zijnen pligt, Kwelt spaarzaam leed of druk. Gij weet hoe Jan, de knegt van Krijn, Was ijvrig in zijn werk, Hij huwde met Jan Keessens Trijn, De knaap was vlug en sterk, Zij bragt geen huwlijks goed, Maar sloofde vroeg en laat, Altoos volijvrig, wel gemoed, Nu zijnze liên in staat. [pagina 48] [p. 48] Zij namen trouw heur' kerkgang waar En deeden d' armen wel, Trijn kreeg een kindjen alle jaar, De oudste, Pieternel, Is nu pas twalef jaar; Zij schrijft al goed en leest, Zij woont en werkt bij beste vaêr, Ze is altoos blij van geest. Dit is de vrucht van naarstigheid, Dit is het loon der deugd, Nu, Kniertjen zus! nu lieve meid! Nu wakker aan met vreugd: Verdubblen wij de vlijt, Dan wordt de schâ vergoed, Het wel besteeden van den tijd, Geeft een gerust gemoed, D.S. Vorige Volgende