Volks-liedjens, uitgegeeven door de Maatschappij tot Nut van 't Algemeen (5 delen)(1789-1807)–Anoniem Volks-liedjens van het Nut– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 43] [p. 43] De landman in den morgen. Wijze: Geeft een Aalmoes, enz. Welkom, welkom, schoone morgen! Welkom, lieve dageraad! Welkom, schoon gij nieuwe zorgen, Op mijn zwakke schoudren laadt, Dank zij God, ik mogt verrijzen, 'k Wil nu loven, 'k wil nu prijzen, Hem, dien voor mij zorgt en waakt; Hij, de Vader aller menschen, Heeft het met mij welgemaakt. Gisteren was ik af van werken, Gantsch vermoeid door al mijn leên, Weinig slaap kon mij versterken, ô Wat aardsche zaligheên! [pagina 44] [p. 44] Stil, genoeglijk, 't land te bouwen, Steeds te hoopen, te vertrouwen, Op den zegen van den Heer, Hier, hier kan geen stad bijhaalen, Ik althands verlang niets meer! Wat toch zou ik meer begeeren, Van den vader der Natuur? Daar ik elken stond kan leeren, Zijn hoogwijs en goed bestuur? 'k Mag Gods vaderlijke trekken Staag aanschouwen, en ontdekken, In al 't geen rondsom mij zweeft; 'k Zie het aardrijk vruchten geeven, Waar en mensch en vee van leeft. 'k Zie de zon uit 't oosten rijzen, En in 't westen ondergaan, 'k Hoor, bijna op Englen wijzen, 't Zangrijk choor den loftoon slaan: 'k Zie hoe zonneschijn en regen, Tot verkwikking zijn en zegen, Van de menschen en het vee; Ach! hoeveelerlij genoegen, Brengt het boeren leven meê. [pagina 45] [p. 45] Rijken mogen zich vergaapen, Aan wat ijdle pracht en eer, Laat te slempen, lang te slaapen, Speelen, dansen en wat meer!.. Maar dit alles kan niet geeven. Zulk een stil genoeglijk leven. Als de boer op 't land geniet: 't Eind van zulk een vreugd moet weezen, Kommer, angst en zielsverdriet. 'k Hef dan stil mijn ziel naar boven, Tot mijn' Schepper en mijn God, 'k Wil hem dienen, leeven, loven, Als besteller van mijn lot, 'k Ga dan, met vernieuwde kragten, Zonder draalen, zonder wagten, Mij weêr tot den arbeid spoên: 'k Hoop zo lang ik hier mag leeven, Aan mijn pligten te voldoen. D.S. Vorige Volgende