Volks-liedjens, uitgegeeven door de Maatschappij tot Nut van 't Algemeen (5 delen)(1789-1807)–Anoniem Volks-liedjens van het Nut– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 40] [p. 40] De Pijpen-maaker. Wijze: Wat is het schoon enz. Ik maak een pijp, uit brooze klei en aarde, En leer hoe broos het leven is, Daar het aan mij nog zoete blijdschap baarde, Voegt aan mij ook de erkentenis, Om dat 'k nog vrolijk werken mag, En 't brood verdien op iedren dag. bis. Zijn wij dan 't saam ter winkel neêr gezeeten, Het zij bij dag, of bij de lamp, Laat ons in 't werk dan nimmermeer vergeeten, Dat ons leven is als een damp; De pijp die dus onze aandagt wekt, Is 't die aan ons tot leering strekt. bis. Zouden wij dan de dronkenschap beminnen? Of lasterzucht ten dienste staan? Neen! vrienden, neen! wij zullen ons bezinnen, En 't kwaade voorbeeld tegengaan, Die naarstig werkt, en zuinig leeft, Is 't die des winters voedsel heeft. bis. [pagina 41] [p. 41] Niets zal ons dan in naarstigheid verhind'ren, Men zie, gestadig werkend, toe, Zorg dus, vol vlijt, voor onze vrouw en kindren, Dat elk hen voor 't gebrek behoê; En Kasten wij, zij tremmen meê, Zij passen op de scheur en gleê bis. Laat ons te saam, bij 't vormen, of bij 't rollen, Bij 't wijeren, oplettend zijn; Zo blijft ons werk, bij 't glazen en bij 't snollen, Geroemd aan 't IJ, en Maas en Rhijn; Zo is 't dat pijpenmaakerij, Aan ons tot nut, en voordeel zij. bis. J.B. Vorige Volgende