Volks-liedjens, uitgegeeven door de Maatschappij tot Nut van 't Algemeen (5 delen)(1789-1807)–Anoniem Volks-liedjens van het Nut– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 32] [p. 32] Het vrolijk Melkmeisjen. Wijze: Wat is ons al vreugd gegeeven, enz. ô Hoe wel ben ik te vreden 'k Ben de hut stil uit getreeden, En mijn goede vader sliep, Of 't nog nacht was, ô zo diep. Bij het vee hier neêrgezeten Heb ik reeds mijn bed vergeeten, Eer de zon, langs veld en vliet, Nog heur goude straalen schiet. 'k Hurk bij 't vee hier vrolijk neder, En ik zing, al melkend, weder, Daar reeds uit het purper oost, Mij de morgen tegen bloost. [pagina 33] [p. 33] En waarom toch zou ik zwijgen, Daar de leeuwrik, onder 't stijgen, Met zijn' zang, zo schel en zoet, 't Blijde morgenlicht begroet. 'k Hoor alom de mellekkoeijen, Zelfs van gulle blijdschap loeijen, En het haangekraai alom, Heet den ochtend wellekom. ô Hoe tierig, ô hoe weelig, Hoe voorspoedig, hoe voordeelig, Gaat het met mijn 's vaders vee! Zegen woont aan deze steê. Zegen woont toch bij de vroomen, 'k Zie van verre hem reeds komen, 'k Dien den goeden ouden man, Zoveel als ik mag of kan. [pagina 34] [p. 34] 'k Zou heel gaarne Krelis trouwen, 'k Zie wel kans om huis te houën, Maar het is die oude man, Dien ik niet verlaaten kan. Altijd ben ik vlug en lustig, Nimmer is mij 't hart onrustig, Geef, ô Hemel! mij nog lang, Stof tot zulk een blij gezang. Maar nu komt mijn grijze vader, Mij allengskens meerder nader, ô Hoe lacht hij mij reeds toe! - 'k Ben al aan mijn vijfde koe. A.L.P.Z. Vorige Volgende