Volks-liedjens, uitgegeeven door de Maatschappij tot Nut van 't Algemeen (5 delen)(1789-1807)–Anoniem Volks-liedjens van het Nut– Auteursrechtvrij Vorige Volgende De Braave Nacht-wacht. Wijze: Waar of mijn Rozelinde blijft? Ik neem getrouw mijn wachten waar, Na 't voorschrift van mijn' pligt; En hoor ik iemand, hier of daar, 'k Ga zien wat hij verricht; Bevinde ik hem, aan 's Naasten's goed, Door roofzucht aangespoord, Ik breng hem om zijn' euvelmoed, Daar, waar de dief behoort. - [pagina 63] [p. 63] 'k Grijp nimmer, tegen recht en reên, Mijn' naasten schuld'loos aan; 't Welk dikwijls, om het geld alleen, Door and'ren wordt gedaan; Ons loon is wel een sober deel; Doch dit geeft niemand recht, Dat hij met de ondeugd saamen speel', En de onschuld stout bevegt'. - Ik waarschouw elk, in 't avond uur, Dat hij zorgvuldig lett', Op 't anders schaadlijk licht en vuur, Dat menig huis verplet, En word ik ergens brand gewaar. Dan roep ik elk bij een, Op dat men niets ter blussching spaar', Maar daadlijk hulp verleen'. Mijn staat is nietig, ongeacht; Doch geeft mij veel vermaak, Al treft mij meenig guure Nacht, Wanneer ik 's winters waak; Want in de stille duisternis, Als ieder slaapt en rust, Is 't geen des daags verborgen is, Des nachts, mijn grootste lust? - [pagina 64] [p. 64] 'k Blijf dikwijls opgetogen staan, Als ik het stergewelf Aanschouw, bij 't licht der zilv're Maan, Dus spreekend in mij zelv', - ‘Hoe groot moet niet mijn Schepper zijn, Die zo veel Majesteit, Voor ons, in 's waerelds rampwoestijn, Bij dag en nacht, verspreidt.’. Zo dra de lieve dageraad, Zich aan mijn oog vertoont, Dank ik mijn God, dat hij voor kwaad, Mij heeft, des nachts, verschoond; Ik leg dan nog een' kleinen tijd, Mij op mijn rustplaats, neêr; En doe daarnaa 'k met lust en vlijt, Des daags, mijn' arbeid weêr. J.H. Csz. Vorige Volgende