Volks-liedjens, uitgegeeven door de Maatschappij tot Nut van 't Algemeen (5 delen)(1789-1807)–Anoniem Volks-liedjens van het Nut– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 13] [p. 13] Lofzang. Stem: Ps. 116. Zing! zing mijn ziel! ter eer van de oppermagt! Mijn lofzang moet ten hoogen hemel rijzen, 't Is goed, ô God! uw' grooten naam te prijzen. 'k Heb niet vergeefs uw hulp, en heil verwagt. Gij hebt mij van mijn eerste jeugd af aan, In gunst geleid; zelfs is me uw trouw gebleken, Toen 't trouwloos was van mijnen plicht geweken. En uw bevel en wetten dorst versmaên. Mijn ziel door druk geheel ter neêr geveld, Was nauwlijks hoop op redding bij gebleeven: Maar uwe troost schonk mij op nieuw het leven. Voor uwe magt bezweek het woest geweld. Hoe ver uw hulp van mij verwijderd scheen, Wat aklig lot ik immer had te schroomen, Ik wierd door u goedgunstig aangenoomen. En alle zorg in mijn gemoed, verdween. [pagina 14] [p. 14] Van toen af reikte ik u mijn hart en hand, 'k Heb uwen dienst voor eeuwig trouw gezwooren, Niets kan mijn waar - mijn zielsgenoegen stooren; Ik staar omhoog naar 't Hemelsch vaderland. Al wat mij in deez' rampwoestijn ontmoet, Zal door uw toeverzicht mijn heil vergrooten. Ik juich, als een van uwe gunstgenooten, In uw bestuur; want gij zijt allen goed. Dat vrij het woên der lastering mij schend'! Mijn hulde aan u, of list of dweepzucht noeme, Dit 's, dit 's mijn eer, dat ik me' in uw beroeme, Die zelfs 't geheim van 's menschen harte kent. U! u zij de eer voor mijn gelukkig lot! Voltooi het werk door u in mij begonnen. Zo word ik nooit, hoe loos belaagd, verwonnen. Gij zijt mijn hulp! mijn toeverlaat! mijn God! D.B. Vorige Volgende