Volks-liedjens, uitgegeeven door de Maatschappij tot Nut van 't Algemeen (5 delen)(1789-1807)–Anoniem Volks-liedjens van het Nut– Auteursrechtvrij Vorige Volgende De schoonmaakster. Wijze: Zonder liefde, zonder wijn. 'k Zit hier op de stoep en wagt. Zou de meid niet hooren? Ja! al ligt zij warm en zagt, 'k Moet haar slaap toch stooren. 'k Schel nog eens - het wordt ook tijd, 't Zou mij haast verveelen. Als ik hier den tijd verslijt, Zou ik 't dagloon steelen. [pagina 41] [p. 41] 'k Heb ook nog zo veel te doen, Eerst de trap en 't zaaltjen, Daar ik alles schoontjes boen, Dan aan het portaaltjen: 'k Moet nog schuuren - nat, en droog, Keuken zelfs - en kelder - En niet slegts zo wat voor 't oog, Maar ter degen helder. Jufvrouw gaat mij wel niet naa, Maar, zou ik verdraagen, Dat zij, als ik heenen gaa, Reden vind tot klaagen? 'k Word van haar zo wel beloont, Ik krijg kostlijk eeten; 't Is dan billijk, dan men toont Zelfs zijn pligt te weeten. 'k Denk wel eens; het valt toch zwaar, Dag aan dag te slooven: Had ik werk voor 't gansche jaar, Ik kwam 't eens te boven. Maar van 't geen ik zomers win, Moet ik 's winters leeven. En dan heeft het moeiten in, Elk het zijn te geeven. [pagina 42] [p. 42] Maar dit krenkt geenzins mijn' moed, 'k Ben toch wel te vreden. Heb ik dan geen overvloed, 'k Heb gezonde leden. Zijn mijn kleêren eens wat slegt, Oud, en vol met lapjens, 't Schaadt niet, als slegts ieder zegt: Ze is toch schoon en knapjens. 'k Ben gezond en vlug en sterk, 'k Win mijn brood met eeren. Als ik trouw ben in mijn werk Kan mij niemand deeren. Daar geen mensch mijn lot benijdt Heb ik niets te vreezen. 'k Schel nog eens - waar blijft de meid, Zagt.. daar zal ze weezen. Ma.V.H. Vorige Volgende