Volks-liedjens, uitgegeeven door de Maatschappij tot Nut van 't Algemeen (5 delen)(1789-1807)–Anoniem Volks-liedjens van het Nut– Auteursrechtvrij Vorige Volgende De Rustende Arbeidsman. Wijze: ô Lieffelijken avondstond. Hoe lieflijk is deeze avondstond! Hoe streelend is de rust! Voor mij die, bij mijn Vredegond, Mij zingend weêr verlust. Wat smaak ik aan heur zijde een zoet, Vergoeding voor mijn zweet; De kalmte van een blij gemoed, Dat aan zijn' pligt voldeed. [pagina 37] [p. 37] Ik heb mijn werk met vreugd verricht. Het Heerschap was voldaan. "Wel Jan (zei hij) gij werkt naar pligt." Dit zeggen deed mij aan. Wie zou toch onverschillig zijn, Als men hem prijst of laakt! Die was gewis een mensch in schijn. Mijn hart wordt ligt geraakt. Ik ben nu wel zeer moede en mat, Maar morgen weder frisch. Het voordeel, 't welk de vlijt bevat, Is iets, dat streelend is. Hoe sober ook de spijze zij, Ze smaakt den werkman goed. Daar de allerëelste lekkernij Geen rijkäarts tong voldoet. [pagina 38] [p. 38] Hoe streelt de rust den arbeidsman, Met eene zagte hand! Zij vliet daar tegen veelal van Der grooten ledikant. De zagte slaap komt, blij te moê, Met de aankomst van den nacht, En sluit onze oogleên zagtkens toe, Ter sterking onzer kragt. 'k Leef met mijn lieve vrouw in vreê, Bevrijd van angst en zorg. En liggen we op de legersteê, God is steeds onze borg. J.H. Vorige Volgende