Volks-liedjens, uitgegeeven door de Maatschappij tot Nut van 't Algemeen (5 delen)(1789-1807)–Anoniem Volks-liedjens van het Nut– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 19] [p. 19] Troost eener zalige opstanding. Wijze: Men hoort steeds Flora's gunsten roemen. Wie kan naar eisch Gods liefde roemen? Hij is 't, die ons geschapen heeft. Wie al de ontelbre gunsten noemen, Die ons zijn goedheid daaglijks geeft? Al wat wij zijn, wat we ooit ontvingen Schonk ons zijn milde vaderhand, Daar hij, als de oorsprong aller dingen, Nog steeds ons leven houdt in stand. Maar geven ons die gunstbewijzen Een waar geluk, een duurzaam goed? Daar ons de dood gestaâg doet ijzen, Ons leven vlugtig heenen spoedt; En als het eens is afgeloopen, Wagt ons een vrees'lijke Eeuwigheid, Wat kan daar ooit een stervling hoopen Die schuldig uit dit leven scheidt? [pagina 20] [p. 20] Dit moest ons hart van angst doen beven, Had niet Gods eeuw'ge liefde en trouw, Voor ons, zijn eigen zoon gegeven, Die onze zonden dragen zou. Die door zijn dood de magt ontroofde, Wijl hij verrees, aan dood en graf; Dat hij elk die aan hem geloofde, Deel aan 't onsterflijk leven gaf. Nu kan de dood een schrik verwekken, Geen kristen beeft voor de Eeuwigheid, Gods woord kan hem ten waarborg strekken Van 't eeuwig goed, voor hem bereid. Dit groot geschenk van 's vaders liefde, Daar Hij zijn zoon der waereld gaf, Toen hem des zondaars jammer griefde, Dit perst mij dankb're traanen af. Dat toch, ô God! voordäan mijn leven U een behaaglijk offer zij; Voor 't heil, in Kristus mij gegeven! ô Maak mijn hart van zonden vrij! Dat al mijn daaden hier u prijzen, Tot dat ik eens in hooger kring, Als ik zal uit het stof verrijzen U eeuwig Hallelujah zing! Ma. V.H. Vorige Volgende