Vlissings redens lust-hof, beplant met seer schoone en bequame oeffeningen
(1642)–Anoniem Vlissings Redens lust-hof– Auteursrechtvrij
[Folio Mm1r]
| |
Op de Stemme: Rosemond die lach gedoocken.
DIe dit Godt van herten minnen,
Met een vast vertrouwen goet,
Niemandt kan haer overwinnen,
Wie ist die haer hinder doet?
Want de Hoeder Iacobs sterck
Is haer heyl en bollewerck.
Hy die alles heeft gheschapen,
Neemt die volck'ren in beschut,
Hy die is haer schilt en wapen,
En hy leytse in haer hut,
En vermorselt alle macht,
Die na haer verderven tracht.
Wel dan volck'ren uytverkoren,
Priesterlick beroepen Saet
Die niet gaen en kond' verloren,
Laet u dreyghen alle quaet:
Wilter niet verschricken van,
Want u niemandt hind'ren kan.
Wilt doch nerghens niet voor vreesen,
Hy is uwen grooten loon,
Hy die was en is en wesen
Sal, oock na des Hemels Troon,
Kan vernielen met verdriet,
Voor sijn Oogh wie hy aensiet.
Besluyt.
Komt dan sijn verkoren kind'ren,
Die een lust heb in sijn Woordt,
Dat u niemandt niet sal hind'ren,
Wandelt in sijn liefde voort,
Duyvel, hel noch sond' noch doodt
Kan u maecken genen noot.
Ick wil en kan niet Wy rapen geneucht. |
|