Vlissings redens lust-hof, beplant met seer schoone en bequame oeffeningen
(1642)–Anoniem Vlissings Redens lust-hof– Auteursrechtvrij
[Folio Ll3v]
| |
Stemme: Couragieuse Violette Reyntje Fleur &c.
WAt heeft Godt veel wonder wercken, aen dees landen oyt betoont,
Dat streeft tot voorstand der kercken, daer med' ons vryheyt becroont
Als hy d'Arend niet verschoond,
Soo int Nederland, Door den wederstand,
Bleeck met ons sijn Kindren,
Die op Godt bout, alst Slot betrout, Niemandt kan hem hindren.
Batavieren 't heeft gebleken, hebben d'Maraen niet gemist,
Met Laurieren diend besteecken, 't Distelblomcken hier op gist,
En de Lelye inden twist,
Heeft ons by gestaen, Spaeingh in Ly doen gaen,
Met gelt, volck, en kindren,
Die op Godt bout, alst Slot betrout, niemandt kan hem hindren.
Hoe veel listen vol van boosheyd, heeft niet ons vyand verfiert,
Men'ghe twisten, ja Godloos seyt, in ons ingewand gestiert,
Moord noch branden niet ghevierd,
Soo elck speuren can, mids 't betreuren van
's Edeldoms vermind'ren,
Die op Godt bout, alst Slot betrout, niemandt can hem hindren.
Niet te min wy sijnt doorcomen, ons onsoet verkeert in vreughd.
Vlied de sin van 't vleesch becomen, En hooghmoet soo veel ghy meugd,
Maer hanteerd altijd de deughd,
Die sulcx fijn mee doen, na al mijn bevroen,
Werden des vreughds vind'ren,
Die op Godt bout, alst Slot betroud, niemandt kan hem hind'ren.
In dijn hert laet zijn geslooten, Christi wesenlijcke Kerck,
Dat mijn smert m'oyt heeft verdrooten, Betuyght dit cantelijck werck,
'k Maeck met gantscher hert my sterck,
Biddend' om verlof, Spin ick 't dan te grof,
Soo van hier als gindren:
Die op Godt bout, alst Slot betrout, niemandt kan hem hindren.
Met gantscher herten. Om Spellen Misiond braeinigh Scripti nomen habes numeris Anagramma resolvens. |
|