Vlissings redens lust-hof, beplant met seer schoone en bequame oeffeningen
(1642)–Anoniem Vlissings Redens lust-hof– Auteursrechtvrij
[Folio Ii4r]
| |
Stemme: Den 67 Psalm Davids.1.
Die onder schut en scherm des Heeren
Als in een slot of bolwerk woont,
Dien kan gheen storm noch stromen deeren,
Noch van gheen blixem zijn gehoont;
Of veel winden woeden,
En geterghde vloeden,
Dreygen met de dood,
Hy blijft even moedigh;
Door Gods hulpe goedigh,
Vry voor allen nood.
2.
God is der vromen Arke veyligh,
Daar Noah in Godsdienstigh rust.
En Abram, door 't Geloove heyligh,
Had Godt tot Schild, op vreemde kust;
Als in veel gevaren,
Hy by wreede scharen,
Swurf in teghenspoed.
Die den milden zegen
Van Gods hulp heeft kreghen,
Gheen dingh hinder doet.
3.
Gods hulp vrijt Loth voor Hemelvonken,
Als door Gods toorn, het gansche land
Verdelgt, vernielt bleef en versonken,
Om dat hy hem Godsdienstigh vant,
Ook in gloeyend' oven,
d' Wtverkoren loven
Sijn hulp en bystand.
Die Godt wil bewaken,
Kan gheen smerte raken
Selfs gheen Leeuwen Tand.
4.
Voor het verscheuren vande wolven,
Hy wijst ter vlucht, een veyle baan;
Al waart door 't midden vande golven,
Die hy doet onbeweeglijk staan.
In hertzeer en suchten,
Pest, en Krijgs-geruchten,
Ons sijn hulpe stijft:
Lijdt het lichaam schade,
Gods hulp en genade
By den vromen blijft.
5.
Wie isser oyt van Gods beminden
Vergaan, in proef, gevaar of strijd?
Schept moed dan Hemelsche ghesinden
In Godes diensten vurigh zijt.
Dat hy u verciere
Met zeegbaar Laurieren
Jeugdigh groeyen laat.
Die in Godt zoekt vrede,
Noyt dingh leed hem dede,
Gods hulp hem by staet.
In Jeugd Groeyende. Paciferâ cingere. Olivâ. |
|