Vlissings redens lust-hof, beplant met seer schoone en bequame oeffeningen
(1642)–Anoniem Vlissings Redens lust-hof– Auteursrechtvrij
[Folio Gg2r]
| |
Ende gaet op de wijse: Nu legh ick hier in dees ellende.
CLeyn moedigen mensch, houdt op van clage
Over het leet dat u geschiet,
Seght my waerom hebt ghy mishage
Dat ghy terstont geen hulp en siet,
Al wordt u schipken overlade,
Is Godt met u, wie mach u schade.
Men heeft gesien dat in Noachs tijden
De werelt schier verdroncken lach,
Maer noch heeft Godt hem willen bevrijden
Door dat hy sijn geloof aen sach,
Dus heeft hy hem al op de vloede
Bewaert, met meer van sijne bloede.
Al sach met Sodoma verbranden
Tot assen, door des Heeren vraeck.
Den goeden Loth is door Godts handen
Verlost van desen helschen blaeck:
Aberham heeft Godt seer wijs van zeen,
Verlost uyt 't vyer van de Caldeen.
Moysus een Leytsman goedertierich,
Heeft veel prijkels wederstaen,
Van Koninck Pharo seer bloetgierigh,
Die Godts volck niet en wou laten gaen,
Die is verlost door Godts begeeren,
Daniel konde geen Leeuwen deeren.
Prince.
Soo sal den Prince vol genade
(Soo wy hem dragen in ons gemoet)
Ons oock verlossen van alle quade,
Soo hy die schoone Susanna doet:
De boose werden 't haer onbaten
Gedoyt, Susanna vry ghelaten.
In vierigheyt groeyende.
Ick wensch u voorspoet
Soo broeders plege,
Leeft, en met ootmoet
Oordeelt te dege.
Geboeten lust, baert rust. |
|