Vlissings redens lust-hof, beplant met seer schoone en bequame oeffeningen
(1642)–Anoniem Vlissings Redens lust-hof– Auteursrechtvrij
[Folio Ff4r]
| |
Stemme: Wel soete sulje hoe dus straf.
EEn Christen die Godts tooren vreest,
Wordt by Godt bemint aldermeest,
Sal hem sterckheydt verleenen,
Biede sijn behulpsame handt,
En laten komen heel tot schant
Die hem willen verkleenen.
2. Als wy hem maer vallen te voet,
Geen dinck ons dan hinder en doet,
Sal ons vyanden stellen
Tot een voetbanck, by David leest,
Gelijck de sijnen sijn geweest,
Die hem sochten te quellen.
3. Sloech David niet de Philesteen,
Was 't niet door Godes hulp allen?
Dat vraegh ick u nu alle?
Dat Samson kreegh sijn oude kracht,
't Was door 't Gebedt dagh ende nacht
Dat hy de Kerck dee vallen.
4. In Israel is ons bekent
Door Godes Woort, dat hy daer sent
Om het quaedt te beletten,
Den Engel die daer in der nacht
Duysenden sloegh door Godes kracht,
Die de sijn wou verpletten.
5. Daerom die Godt heeft tot sijn hulp,
Sijn vyandt mach wel in sijn schulp
Hem selven gaen verbergn,
Want Godts handt is machtigh en straf,
En kan u malen heel tot kaf,
Daerom wilt hem niet tergen.
De Pen doet veel. |
|