Vlissings redens lust-hof, beplant met seer schoone en bequame oeffeningen
(1642)–Anoniem Vlissings Redens lust-hof– Auteursrechtvrij
[Folio Ee1v]
| |
Stemme: Van den Psalm 68. staet op Heer.
Ga naar margenoot+DIe Godt heeft tot sijn schilt en broght,
Wat cost die mensch te zijn besorght
Dat hem niets quaets sou hind'ren,
Want Godt die is tot haer gesindt,
Die hy voorheenen heeft bemint,
En noemt haer sijne kind'ren:
Ga naar margenoot+Hy trecktse uyt d'eeuwige doodt:
En staet haer by in anghst of noot,
Met sijn geest vol genaden:
Ga naar margenoot+Hy leydt haer op de rechte baen,
Die yder Christen hier moet gaen,
Ga naar margenoot+Geen dingh en mach haer schaden.
2. De vroome vreest geen ongeval:
Ga naar margenoot+Al wandelt hy in des doodts dal,
Ga naar margenoot+Geen haer en kan hem krencken:
Ga naar margenoot+De Dagh des Heeren daer op siet,
Ga naar margenoot+Dus is de macht des vyandts niet,
Wat listen sy bedencken:
Ga naar margenoot+Al werpt hy Ioseph in den kuyl:
Ga naar margenoot+Daniel voor der Leeuwen muyl:
Al socht hy oock te braden
Ga naar margenoot+Sadrach, Mesach, Abednego:
Maer daer Godt toont sijn hulp alsoo,
Ga naar margenoot+Geen dingh en mach haer schaden.
3. Godt toonden hem een hulp te zijn,
By Israel in de woestijn,
Ga naar margenoot+En sloegh al haer vyanden:
Ga naar margenoot+Daer Gidion en Iosua
Ga naar margenoot+Door Barac, Simson en Iephtha,
Ga naar margenoot+Oock veel door Davids handen.
Ga naar margenoot+Daer om steund niet op paert, of macht,
Ga naar margenoot+Maer op des Heeren hulp, en kracht,
| |
[Folio Ee2r]
| |
Wanneer ghy sijt beladen.
Den vyandt vlucht en is verbaestGa naar margenoot+
Soo haest den vroomen Tromp maer blaestGa naar margenoot+
Geen dingh mach haer schaden.Ga naar margenoot+
4. De Eng'len hebben (tot behoudtGa naar margenoot+
Der vrome) haer Leger gebout,Ga naar margenoot+
Gestelt rondom sijn Hutten:
Dus hy geen Iagers pijlen acht,
Noch pest, noch grouwel, in der nacht,
Want Godt wil hun beschuttenGa naar margenoot+
Al viel de werelt over hoopGa naar margenoot+
De vrome neemt tot Godt sijn loop,Ga naar margenoot+
Want hy is vol weldaden:
Al komt daer diert, of honger groot,Ga naar margenoot+
Gezegent is, en blijft, sijn broodt
Geen dingh en mach haer schaden.Ga naar margenoot+
Besluyt.
5. Nochtans de vrome oock wel lijt,
Maer dan wordt hy slechs gekastijt,
't Welck voor geluck is 't achten:
Om niet van 't quaedt te zijn verleydtGa naar margenoot+
Dies streckt hem 't kruys tot saligheydt,
Wie kan doch meer verwachten:
Hierom ghy Akoleyen soet,
Wiens geest nu ondersoeckt het goet,Ga naar margenoot+
Ey! Vreest niet voor den quaden,
Want als Godt voor liefd' boven Al
Sijn Wijngaert-rancken helpen sal,
Geen dingh en mach haer schaden.Ga naar margenoot+
Liefd' boven al Weest eendrachtich. |
|