Vlissings redens lust-hof, beplant met seer schoone en bequame oeffeningen
(1642)–Anoniem Vlissings Redens lust-hof– Auteursrechtvrij
[Folio R1r]
| |
Op den Reegel: Geluckigh is het Landt daer sulcke Volck'ren woonen?
GEluckigh is het Landt, dat Godt de Heer wil seeg'nen,
Geluckigh is het Volck, dat Godes gunst gheniet,
Geluckigh sijn oock die, die Gode jonst sijn Reeg'nen
Geluckigh is hy die, altijdt van t'quaede vliet,
Geluckigh is hy die, sijn eyghen Fouten siet,
Geluckigh is hy die, die t'quade soeckt te mijden,
Geluckigh die in noot, den armen gunste biet,
Geluckigh die door deucht, het quade stelt besijden
Geluckigh is hy die, int kruys hem kan verblijden
Geluckigh is hy oock, die doet dat Godt behaecht,
Geluckigh sijn al die, het quaedt konnen af snijden,
Geluckigh is hy die, wel doet en niet vertraeht,
Geluckigh is oock die, die nae Godes Woort jaecht,
Geluckigh sijn die vlijdt, door vlijticheydt betoonen,
Geluckigh is hy oock, die in plicht sorghe draeght,
Geluckigh is het Landt, daer sulcke Volck'ren woonen.
Geluckigh is het Volck, dat Godts Wet recht hout vooren,
Geluckigh sijn al die het met vlijdt hooren aen,
Geluckigh die van t'quaet hem niet en laet bekooren,
Geluckigh die sijn gangh hout op de rechte baen,
Geluckigh die met vlijdt aenhoort een goet vermaen,
Geluckigh waeren die die oyt, nae Godts Wet deden,
Geluckigh sijn al die, die met Loth recht uyt gaen,
Geluckigh die haer tijdt in goe Oeff'ningh besteden,
Geluckigh die met Godt de Heere is te vreden,
Geluckigh die versmaet alle Afgoden snoot,
Geluckigh sijn oock die haer met de Voet vertreden,
Geluckigh is hy oock die Liefd' bethoont in noodt,
Geluckigh is die gheen, die Gode selfs acht groot,
Geluckigh is die oock, die Godt selfs wil verschoonen,
Geluckigh sijn al die, die nutten s'Hemels Broodt,
Geluckigh is het Landt, daer sulcke Volck'ren woonen.
| |
[Folio R1v]
| |
Geluckigh sijn al die, die niet en sijn verbolghen,
Geluckigh sijnse al die voor 'tgoet sijn danckbaer,
Geluckigh sijn de gheen, die Chrisus woort naer volghen,
Geluckigh die verlost sijn van haer moeyten swaer,
Geluckigh die gekocht sijn door den Middelaer,
Geluckigh die altijdt haer tot den Heere keeren,
Geluckigh die den gangh van Christus comen naer,
Geluckigh die verlost sijn van al haer verseeren,
Geluckigh die daer voor, recht haer Verlosser eeren
Geluckigh die hem dan danckbaer vallen te voet,
Geluckigh die dan eerst Godes weghen wel leeren,
Geluckigh die sijn quaet erkent, en boete doet,
Geluckigh die verdraeght al 's Werelts tegenspoet,
Geluckigh die den Heer hier naemaels sal bekroonen,
Geluckigh die dan sal ghenieten 'teeuwich goet,
Geluckigh is het Landt, daer sulcke Volck'ren woonen.
Besluyt.
Geluckigh sijn die oock, die recht hen selven haten,
Geluckigh die maer acht al sijn vermoghen kleen,
Geluckigh sijn al die, die 't wel doen niet verlaten,
Geluckigh die Godts gunst sijn Naesten maeckt ghemeen,
Geluckigh die Godt heeft tot een vasten Rots-steen,
Geluckigh die vast staen, die niemant can versmijten,
Geluckigh die by Godt gerekent wort voor een,
Geluckigh die om sulcks hem altijdt vroom mach quijten,
Geluckigh sijn de geen, wienst Namen niet verslijten,
Geluckigh is het Landt dat Godt vermeeren sal,
Geluckigh die de Heer gheen traechheydt sal verwijten,
Geluckigh is Godts Volck, want Godt berichtse al.
Geluckigh is die Mensch, die staet in dat ghetal,
Geluckigh die Godt wil hier naemaels Rijcklick loonen,
Geluckigh die Godt heeft tot vaste Borcht en wal,
Geluckigh is het Landt, daer sulcke Volck'ren woonen.
In Liefd' werckende. I.VV.B. Arbeydt om Loon. |
|