Kroniek.
Koninklijke Vlaamsche akademie.
- De zitting van 19 Aug. werd door een aantal werkende en briefwisselende leden bijgewoond.
De bestuurder richtte een woord van welkom tot M. Coremans, wiens kiezing bij koninklijk besluit dezer dagen bekrachtigd was en die voor de eerste maal de zitting bijwoonde.
Hij zegde de innige overtuiging te hebben dat M. Coremans, door zijne letterkundige en taalgeleerdheid, op het onzijdig litterarisch terrein evenveel diensten zou bewijzen, als hij reeds op een ander terrein, op het staatkundige, aan de vlaamsche beweging bewezen had.
M. Coremans sprak een hartelijk woord van dank voor de benoeming tot werkend lid der Akademie; zijne plaats nemende, nam hij ook de verbintenis aan zijne beste pogingen aan het geleerde korps toe te wijden en tevens aan die vlaamsche beweging, welker rechtserkenning hij zich immer heeft ten doel gesteld. (Toejuiching.)
Het bestuur bericht dat de Minister van Binnenlandsche Zaken, gehoor gevende aan de zoo juiste opmerkingen van het bestuur, de geldmiddelen der Akademie gewijzigd en de Akademie ontslagen heeft van de toelage, op haar budjet te verleenen aan het Nederlandsch woordenboek, zonder echter die toelage weg te nemen.
Dr. Willems stelt voor, het bestuur dank te zeggen voor zijne bemoeiingen en tevens M. den Minister voor zijne doeltreffende maatregelen. (Toejuiching.)
De letterkundige wedstrijden van 1891 worden, tengevolge der veranderingen, toegebracht aan de wetten der Akademie bij koninklijk besluit, verschoven tot de plechtige zitting van 1892.
M. De Potter geeft verslag over de zitting der kommissie van bibliographie en geschiedenis; deze stelt voor de uitgaaf eener bibliographie van 1830 tot 1890.
De Academie stemt deze uitgaaf toe.
M. Gaillard, namens de kommissie van middeleeuwsche letterkunde, vraagt de uitgaaf van een fragment uit het leven van St-Wagnerius, diplomatisch uitgegeven, en gevolgd van een glossarium, door Dr. Guido Gezelle.
Een fragment van een ridderroman; een fragment van een dichtstuk uit de school van Boendael, en een uit het leven van de H. Cunera, bewerkt door Dr. Roersch en M. Stallaert.
De Akademie, na eene vrij lange bespreking, beslist deze uitgaven te ondernemen.
M. Coopman levert een belangrijk verslag over de miskenning van onze Vlaamsche schrijvers, bij de bewerking van het Nederladdsche woordenboek; de citaten in het werk zijn in geene verhouding met die uit Noord-Nederlandsche dichters en prozaschrijvers, en meer dan een woord wordt in die uitgaaf aangestipt, dat niet met de bediedenis, in het zuiden daaraan gegeven, overeenkomt.