buiten alle vergelijking toe, aan den heer Fontaine. Zijne even krachtvolle als welluidende stem, benevens zijne groote muzikale kennis, verschaffen hem de middelen om aan de personage van Frauenlob den vereischten luister bij te zetten. Welverdiende toejuichingen hebben den heer Fontaine beloond voor het groote genot, dat hij aan de toehoorders deed smaken. Ook mejufvrouw H. Engeringh en de heer De Bom verdienen eene loffelijke vermelding.
En thans het werk zelf... Men verwachte niet van ons dat wij het hier ontleden. Onze lezers kennen het gedicht van De Geyter, zoo rijk aan kernige gezegdens en aan fraai gebeeldhouwde verzen, rijk ook vooral aan gedachten, die als van zelf motieven moeten doen vloeien uit de scheppende verbeelding van den toonzetter.
Wat de partitie betreft, er ware eene aanzienlijke ruimte en eene hoogere mate van bekwaamheid toe noodig dan die waarover wij beschikken, om er over te spreken op eene wijze, harer waardig.
Wij hebben dit heerlijke toondicht bewonderd, zoowel in zijne algemeene conceptie, als in de menigvuldige détails, waartusschen er een aantal voorkomen, die waarlijk geniaal moeten genoemd worden.
Wat eenieder bijzonderlijk treft in dit werk, is zijne karaktervolle eigenaardigheid, zijne weergalooze frischheid, de breede polyphonische samensmelting der verschillende vocale en instrumentale groepen, en de overvloed van geestige vindingen die ons schier op elke bladzijde komen verrassen. Op welke vernuftige wijze, bij voorbeeld zijn de motieven van bekende volksmelodiën in de golvende plooien der orkestrale bewerking ingeweven!
Nu eens hooren wij als een nagalm van ons middeleeuwsch volkslied Naar Oostland, dan weer zijn het de breede tonen van Luthers koraal of de krijgszuchtige klanken der Marseillaise, die ons de beelden van 't verleden voor den geest tooveren; elders nog komt de verleidende melodie der Lorelei al de romantische reminicensen wakker schudden, die in 't diepste van ons geheugen liggen te sluimeren.
Waarlijk, dichter en toondichter sleepen ons mede; zij doen ons den Drakenfels bestijgen met de minnekoozende studenten. Met de leeraars en denkers dwepen wij van