| |
| |
| |
[Nummer 5]
De kanarievogelkweekers.
Blijspel met zang in één bedrijf door Frans van Boghout.
(muziek van Karel Boeijen).
Personen:
Vleugels, schoenmakersbaas. |
Suzanna, zijne vrouw. |
Lotje, hunne dochter. |
Pluims, vriend van Vleugels. |
Crispijn, werkgast bij Vleugels en verliefde van Lotje. |
Pootvast, een hakkelaar. |
Pennemans, secretaris, } leden eener Club van Vogelaars. |
Kanarievogelkweekers, } leden eener Club van Vogelaars. |
(Het stuk speelt in den tegenwoordigen tijd, ten huize van Vleugels.
Het Koninklijk Leescomiteit heeft een gunstig oordeel over dit tooneelwerk uitgebracht. Er zijn dus staatsgeldelijke toelagen aan de eerste opvoeringen van hetzelve verbonden.
De schrijver (woonachtig te Antwerpen, 26, Mechelsche Sleenweg) laat niet toe dat, zonder zijne schriftelijke toestemming, dit stuk ten tooneele worde gebracht.
(Gewone burgerkamer, met deuren in den achtermuur en rechts van den aanschouwer. - Op het voorplan, links, eene kleine deur. - Te midden der kamer, op het tweede plan, eene gewone huistafel. - Rond en tegen de muren, verscheidene vogelvluchten.
Bij het ophalen der gordijn is Crispijn, op het voorplan, rechts, bij een laag werktafeltje gezeten, bezig met het verstellen van een vrouwenschoen. Rond hem liggen laarzen, schoenen, houten leesten en schoenmakersgereedschappen.)
| |
Eerste tooneel.
Crispijn, alleen.
(Zich vervelend.) De Maandag zet zich verdrietig in! - Van half-zeven zit ik hier te koekeloeren, zonder Lotje, met eenen morgendkus, te hebben kunnen begroeten. - Alleen moeder Vleugels heeft haar laten hooren. - De baas is, andere dagen, op dit uur, met zijne kanarievogels bezig. Die lieve zangers moeten nu.... maar waarmeê wil ik me bekommeren?... 'k Ben ook liefhebber en kan bij mijne Blindbauten en Gemaliëer-
| |
| |
den niet voortdurend zijn om ze te verzorgen. - En toch zou ik mijne kweekelingen met zijne collectie niet willen ruilen. (Legt zijn werk neêr en staat op.) Onder ons gezegd: de baas denkt kenner te zijn, omdat hij Hoofdman eener Club van vogelaars is, doch heeft geene manier van kwikken. - (Gaat, rond de kamer, de vogelvluchten beschouwen.) Zijn overjarige gebulten mag men echte schandalen noemen. Ze hebben buiken als musschen en koppen als moffen. Hunne grondkleur is aschgrauw en Vleugels noemt ze schitterend geel. 't Zijn bastaarden!... Hier heeft hij een nieuw koppel gezet. Het zal wat wonders voortbrengen! (Lachend.) Alle twee zoo groen als papegaaien en van pluimen zoo vlok als schapenwol. Ha! ha! ha!... en daarmeê meent hij te monsteren tegen de Saksische mannekens van zijnen vriend Pluims! - (Komt terug op het voortooneel.)
| |
Zang Nr I.
Wijze: Kolijn, een braven boerenzoon.
Sinds Vleugels Hoofdman is benoemd,
Hoort men hem meer van zangers spreken;
Hij denkt, dat elk hem kunst'naar roemt,
Die vogels kweekt zonder gebreken.
Doch, 'k zeg het vrij, en het is waar;
Hij is verwaand en te beklagen,
Geen zijner diertjes zingt er klaar,
Geen heeft een vaste maat in 't slagen! (bis.)
(Gerucht in de kamer rechts.) 'k Geloof hem te hooren. Spoeden we ons aan 't werk, of de kat zou op de koord komen. (Plaatst zich aan 't werken.) 's Maandags kan de baas nog al eens brommen. (Vleugels komt in de rechter deur, is slordig aangekleed en heeft, onder elken arm en aan elke hand, eene ledige vogelmuit.)
| |
Tweede tooneel.
Crispijn en Vleugels.
spreekt knorrig naar buiten.
Zottigheid! Zottigheid!... Vervloekt! Als gij, heele dagen, met mutsen en kammen, hoeden en linten bezig zijt en uwe dochter over kwikken en strikken onderricht, heet dit zottigheid!
stil.
't Is er al boven-arms over!
En ik waarschuw het voor den lesten keer; de muiskat zal
| |
| |
de deur uit!... (Komt op het voortooneel.) O! de wijven benijden den man alles wat buiten haar smaak valt! (Tot Crispijn.) Zoo, jongen, ge zijt aan 't pekken. - Wat hebt ge onder handen?
De schoenen van de meid van den Goeverneur. Het onderwerk is heel sleet.
Goed; spoed u maar, ziet-ge-wel. Als ze versteld zijn zullen we er, voor vandaag, maar uitscheiden.
vertrouwelijk.
'k Verwacht nieuws, groot nieuws.
Ja.... neen!... Ergo.... (Opnieuw knorrig.) Vervloekt! 'k Ben lastig en zou het niet mogen zijn; doch, kan het anders, wanneer men eene vrouw heeft, die.... ziet-ge-wel.... doch, laat me spreken en oordeel dan. (Plaatst de vogelmuiten op de huistafel, zet zich daarna nevens Crispijn, legt de handen op de knieën en spreekt op verhalenden toon.) Vooreerst, jongen! 'k Ben getrouwd.... Neen, eerst ben ik kweeker van kanarievogels! Ge weet het. (Crispijn knikt toestemmend.) Ten tweede: 'k heb eene vrouw. Dit weet ge ook.... en die heeft een verschrikkelijken haat tegen alle gepluimde diertjes. Ze kan geen enkel goddelijke zanger leîen of zien. - Ten derde: Zij, mijn wijf, heeft eene passie voor eene muiskat en houdt er aan als een staatsminister aan zijne portefoelie. - Natuurlijk bezit de kat den aard mijner vrouw. Ergo, jongen! ga maar eens in uw eigen, hoe me dat tegen het hoofd moet springen. Eene muiskat onder de vogelen! - Nu schreeuw ik, en met reden, dat het gevaarlijk beest uit den huize moet; maar zij, mijne vrouw, snauwt me gedurig ten antwoord: dat ze haar lieveling niet zal wegdoen zoolang ik me zal bezig houden met den vogelenkweek! - Ergo, jongen! kan die gespannen toestand zoo blijven voortgaan?
| |
| |
Neen, baas. De kat is hier te veel.
Zulks meen ik ook. - Geen nacht heb ik kunnen slapen, sedert het geval dat, hier, over drie weken, heeft plaats gehad. - Ge weet het.... een beroemd liefhebber zendt me twee gemaliëerde mannekens van dit jaar. De raarste diertjes die ooit menschen oogen te zien kregen. - Wat gebeurt er? Het toeval wil, dat de vogels onder het zicht mijner vrouw komen. Ze meent het land te hebben gewonnen en begint hevig uit te varen, roepende dat al de gelden van het huishouden verkwist worden aan het koopen en onderhouden dier stinkende geel-pluimers! - Denk eens, Crispijn! ik had ze van Pennemans, de secretaris onzer Club, ten geschenke gekregen. - Zij gaat steeds voort met snetteren en maakt haar eigen zoo koleerig, dat ze het kotje tegen den grond slaat en beide vogeltjes, bedwelmd, liggen te spartelen. - De kat, die op haren loer zat, klauwt de arme diertjes vast, loopt er mêe voort en heeft ze, op min dan één seconde, opgevreeten. - Op mijne beurt werd ik woedend; woedend van spijt, doch, wat hielp het? Wijf en kat lieten me bassen en opspelen. Ik moest eindigen en, als een tweede Job, tot geduld en onderwerping overslaân. Aan vrouwen en muiskatten is geen zalf te strijken.
't Is te betreuren, dat ge niet samen overeenstemt in het vogelenkweeken.
staat recht en zet den stoel ter zijde.
Overeenkomen? Ik ware veel te gelukkig! - (Polsend.) Ergo, jongen! Is het u soms nog niet in het hoofd gevlogen eene keus onder de dochters van Eva te doen?
stil, ter zijde.
Zou hij lont rieken?...
Ge zijt in de mannelijke jaren gekomen en ik weet, bij ondervinding, dat....
half verlegen.
Och, baas....
stil, ter zijde.
Hij moet spreken. (Luid.) Indien ge, tot het zoeken eener
| |
| |
levensgezellin, den lust in u voelt opkomen, laat uwe ooren dan niet te haastig langs haren kant hangen. Verzint eer ge begint, want, als de wind zijt ge gevangen en in hare val!
| |
Zang Nr 2.
wijze: De boer zal 't al betalen.
Zoo lang het meisje wordt gevrijd,
Is zij heel lief en hoogst verblijd;
Zij zal heur minnaar streelen. (bis.)
Maar eens getrouwd, dan is 't gedaan;
Heur vroeger' inborst neemt zij aan,
En, doet niet als krakeelen. (bis.)
Aldus wordt ge bedrogen en zijt, voor langen tijd, in den aap gelogeerd! Wilt ge niet dansen naar heur pijpen, dan is uw huishouden eene hel en zijt ge diep te beklagen. Daarom, jongen! maak u mijnen raad ten nutte; zie goed uit de oogen en geloof, dat het veel snaps in heeft om van tien zinnen er vijf te maken!
schuchter.
Met dat al, baas, wil ik u bekennen, dat....
haastig.
Ge reeds verloren en aan den haak zijt! o, Ik hoor het. - Jongen, jongen! is dat dom zijn voor een schoenmaker. Ge moest....
(Slaat de armen overeen.)
En op wie hebt ge uwe keus laten vallen?... Mag ik het weten?
legt zijn werk nêer en staat op.
Ja, baas, ik wil en moet het u zeggen. Sedert eenigen tijd ben ik bereid uwe goedkeuring over mijne keus af te vragen.
stil, ter zijde.
Ik ga het hooren.
(Luid.) Spreek, zonder onwegen. Laat me kennen, wie ge vurig bemint?
aarzelend.
Ehwel, rechtuit gesproken, baas.... dit braaf, lief, verstandig en zachtaardig meisjs, is....
schielijk.
Lotje, de dochter van den heer Vleugels!
| |
| |
ter zijde.
'k Heb het gedacht.
(Luid.) Mijne dochter, Lotje? Ergo, jongen! ge vraagt.... ha, sa! zeg eens, zijt ge wel goed wakker of droomt ge? In 't leste geval verandert de kwestie.
Ik vraag enkel uwe toestemming om haar te mogen huwen?
Zoo, vervloekt! 't Is al genoeg dunkt me. - Maar, die zaak dient ernstig besproken te worden. - Kom, zetten we ons nog eens neêr en gaan wij er maar seffens over binnen. -
(Beiden zetten zich als vroeger.) Mijne dochter is een eenig kind. Gij zijt slechts schoenmakersgast. Zij is jong en bekoorlijk, heeft eene knappe geleerdheid genoten, spreekt Fransch, kan schoon zingen en piano spelen, maakt kunstbloemen en fijne handwerken, en gij?... Om de waarheid te zeggen: 'k weet niet tot hoe ver uwe wetenschap strekt. 'k Heb u niet hooger geplaatst gezien, dan uwen schoenmakersstoel. Bijzondere diensten hebt ge nooit bewezen. Ergo! dit alles weegt niet veel in de balans uwer gaven en waardigheid. (Crispijn toont zich gekrenkt.) Daarbij, Lotje is halvelings verpast aan een persoon van beteren stand, die rijke bezittingen heeft en algemeen geacht wordt; met één woord, aan een man die, zoo als ik, groote kweeker is van kanarievogels!
haastig en bijtend.
Aan uwen vriend Pluims. Een grijshoofd van hooge jaren!
Dat zegt niets! Vier-en-vijftig jaar is geen hoogen ouderdom. - Ergo, jongen! Ge moet uw plan maar stillekens uit uwe zinnen stellen en geen verdriet in mijne weigering maken. - Mijnheer Pluims zal de man van Lotje worden!
(Staat weder recht.)
En als zij dien opgedrongen ouderling niet begeert?
Er valt hier geen begeren. Mijne voorschriften alleen zijn wettig.
Lotje zal van die grijze calot nooit willen weten.
| |
| |
Usssst, jongen, geen tegenspreken. - Overweeg hetgeen ik u straks gezegd heb en blijf liever ongetrouwd. (Neemt de vogelmuiten terug onder de armen en aan de handen.) Ge hebt me begrepen, eh? Dus, punctum en afgedaan! - (Gaat in 't linker vertrek.)
| |
Derde tooneel.
Crispijn, alleen.
(Ziet Vleugels achterna.)
Punctum en afgedaan. Ge zult het niet goed weten, baas Vleugels. Ik ben niet alleen tegen uwen vriend Pluims, ziet-ge-wel, Mijnheer ergo!... (Met spot.) Hij heeft me nooit hooger geplaatst gezien dan mijnen schoenmakersstoel en ben maar werkgast. (Werpt schoen en spanriem tegen den vloer en staat driftig recht.) Dáár! weg met uw lappers werk! Ik wil niet langer uw slaaf zijn!
| |
Zang Nr 3.
wijze: Van Aristippe.
Ge wilt, aan Pluims, uw kind ten huwlijk geven,
Omdat hij u met diensten heeft belâen.
Meent ge dat Lot met hem zou willen leven?
Gij rekent mis in uwen ijd'len waan. (bis.)
Kunt gij me niet om veel geleerdheid prijzen?
Is 't in uw oog, dat ik een lomperd schijn?
Welaan, ik zal ook diensten u bewijzen,
Die goede lessen voor u zullen zijn! (bis.)
Is het niet schandelijk me zoo laag te laten vernederen? Ik, die middelen bezit om een schoenwinkel in te richten? (Met een zucht.) Wat ik verdragen wil, uit liefde voor een burgermeisje!... Mijnheer Vleugels wil zich bij de soort vaders voegen die hunne dochters te goed en verstandig oordeelen om de vrouw van eenen eerlijken werkman te worden, wanneer die dochters eenigen tijd hebben uitgewoond en wat vreemde pensionnaat-complimenten aangeleerd! (Met fierheid.) Gelukkiglijk is Lotje van een beter gevoelen en zal haar aan niemand verbinden dan aan mij, Theodosius Nicodemus Crispijn!
(Loopt op den achtergrond. Suzanna komt langs de rechter deur.)
| |
Vierde tooneel.
Crispijn en Suzanna.
Ge gaat henen, Crispijn?... Waar is de baas?
| |
| |
verwonderd.
Ge schijnt niet wel gezind te zijn?...
treedt terug.
De baas heeft me beleedigd, omdat ik over mijne liefde met Lotje gesproken heb. Hij heeft vlakaf geweigerd en gezegd, dat zij met Pluims moet trouwen.
Dat zijn ijdele praatjes. Pluims is eveneens een overdreven vogelenmelker en dat zegt genoeg!
Die grondbezitter heeft hem uitstekende diensten bewezen. Ik ben slechts een domme werkgast!
Ik zou ze willen kennen, die uitstekende diensten van het nachtgezicht. Ta, ta, ta!... Vleugels weet niet wat hij vertelt. Straks zal ik hem over uwe zaak onderhouden en wees zeker, dat er vandaag zal toegestemd worden. (Gerucht in het vertrek links.) Wat is dat voor een rumoer?
achter de schermen.
Hier! diefeg! Monster! Ge moet er aan! Vervloekt! - (Men hoort stampen en slaên.)
opent de deur.
Achter wie schreeuwt ge nu weêr?... (Vleugels komt, woedend, de kamer ingestoven en heeft een verroesten ruiterijsabel in de hand.)
| |
Vijfde tooneel.
Crispijn, Suzanna en Vleugels.
met overdreven gebaren.
Er aan moet ze! de diefeg!
| |
Zang Nr 4.
Wijze.......
Gevloekte feeks! op u wil ik mij wreken!
Op u, die weêr mijn diertjes schrikken doet!
'k Ga, met mijn staal, uw' kop en pooten breken!
En u vertrappen onder mijnen voet!
Ja, u vertrappen onder mijnen voet!
| |
| |
(Gaat, met wijde stappen, het tooneel over en weder.) Ik wil... ik zal... ziet-ge-wel. Vervloek! ze moet tot frut gekapt worden!!
ter zijde.
Waarschijnlijk is een van zijn' open kopkens opgesmuld!
Wat heeft het onnoozel beest nu wêer gedaan, eh? (Crispijn zet zich terug en stil lachend aan den arbeid.)
Vervloekt! 'k Zal ze vinden! 'k zal.... (Loopt dreigend naar de achterdeur.)
neemt hem met den arm.
Zeg wat er gebeurd is? Met uwe vreemde grillen!
Op den oogenblik, dat ik frissche lucht in de kweekkamer laat komen, springt uwe valsche muiskat in het venster en doet al mijne vogels van hunne nesten vliegen. Meer dan duizend pluimkens stuiven rond de kamer. En ware ik niet daar geweest, zeker had ze mijnen ganschen schat vernield!
spotlachend.
En is dit alles? Ha! ha! ha!... zijn er geen vleugeltjes gekraakt? Geene pootjes gebroken?... Wel God! waarvoor ge zulk leven maakt! -
(Met slijpende stem.) De kattin springt in het open venster, en de vogeltjes verschrikken, och arme!
loopt nogmaals dreigend rond.
Dit staal zal haar onschadelijk maken! Sterven moet ze!
grijpt hem op nieuw met den arm.
Blijf stillekens hier en leg dit stuk ijzer maar gauw in den hoek.
(Ontneemt hem den sabel.) Ge zult nog stapel zot worden met uw tristig gezaag over mijne muiskat.
| |
| |
'k Weet het. Ge benijdt mijn leste vogeltje! Maar, de kattin zal van kant of mijn naam is geen Vleugels meer!
kalm.
Maak u niet driftig, man. Ge weet, dat ik slechts één woord heb, eh? - Zoo lang gij kanarievogels opzet zal ik de muiskat houden. Het eene plezier is het andere weerd. (Vertrekt, met den sabel, langs de rechter deur.)
| |
Zesde tooneel.
Crispijn en Vleugels.
naar de rechter deur.
Venijnige tik! Benijdster van mijn geluk! Ge kunt geen enkel vogeltje verdragen!... (Komt op het voortooneel.) Ge hebt het gehoord, eh, jongen? (Laat zich op een stoel vallen en zucht.) Zijt dan al getrouwd.... denk dan meester in uw huis te zijn.... De vrouwen schrijven het anders voor.
Ge moet wat door de vingeren zien en alles niet heuvel opnemen, baas. Met u zelven op te winden komt ge tot niets en vindt daarbij nog eigen ongemak.
kalmer.
Ge zegt zoo al iets, jongen. 't Is waar.... ik ben misschien wat kort van stof. Dat zal ik van de kinderpokskens behouden hebben. Maar....
(Verandert van toon.) Hoe ver staan we met het verstellen der schoenen?
Het lapwerk loopt ten einde.
Zet er maar spoed bij. Binnen het uur.... (Springt recht.) Ziet-ge-wel, Crispijn. Niettegenstaande de last en het verdriet, door mijn wijf berokkend, ben ik innig verheugd over wat me, buiten huis, ten deele gevallen is. - (Crispijn wil spreken.) Onderbreek me niet: ge zoudt er nooit iets van kunnen raden. (In verrukking.) Nog een klein uurken en ik word de kundigste vogelkweeker onzer Club uitgeroepen.
| |
| |
vertrouwelijk.
Laat geen mensch er een woord van weten.... Ik heb den hoogsten prijs behaald, met den zangvogel van schoon postuur!
Is 't waar, baas? Dan wensch ik u proficiat! - (Vleugels geeft hem de hand.)
'k Dank u, jongen. Ge zijt de eerste die me geluk wenscht. Ergo! dit zal ik onthouden.
Het is eene groote eer voor u.
opgezet.
En voor de gansche familie!
| |
Zang Nr 5.
wijze: La lettre de change etc.
Nu zal een ieder mogen zeggen:
Gij, Hoofdman, hebt den prijs verdiend!
Geen kweeker kan dit wederleggen,
Zoowel mijn vijand als mijn vriend,
Moet roepen: g'hebt den palm verdiend!
Niemand kan er anders spreken;
Wie zou schooner vogel kweeken,
Dan ik heb ten kamp gesteld?
Jongen, 'k geef hem voor geen geld!
Dat men er maar gerust op telt.
Zijn borst is ruim en lang zijn nek;
Hij zit heel vroom op zijnen stek!
Zijn borst is ruim en lang zijn nek;
Hij zit heel vroom op zijnen stek! (bis.)
(Spreekt.) Houdt gij ook van zangvogels, Crispijn?
Heel veel, baas. - (Pluims verschijnt in de deur op den achtergrond. Hij is in een breeden kamerrok gewikkeld, heeft eene roodgekleurde pots, met kwispel, op het hoofd en draagt eene kooi, met vogel, waarover een witte doek geworpen is.)
| |
| |
| |
Zevende tooneel.
Crispijn, Vleugels en Pluims.
spreekt slijpend en lachend.
'k Zal maar binnen komen, zonder aankloppen.
snelt naar Pluims.
Beste vriend Pluims!
ter zijde.
Mijn medevrijer!
Parbleu! vriend Vleugels. Ik kom met iets raars.
(Beiden treden op het voortooneel.) Een poppeken van zuiver ras.... en, van den eersten nest.
(Ontbloot de vogelkooi.)
als voren.
Hij is ook van den eersten nest.
neemt de kooi in de hand.
Door u gewonnen?
met bewondering.
Vervloekt! Een fraaie vogel: slank gebouwen, vlug en tierig.... Levendig en aardig.
Zoo worden er zelden gekweekt, eh?... Parbleu!
Een allerliefste wijfje. Bevallig, met buigzamen hals, gesloten vedertjes en dun van lijf! 't Is een echt natuurwonder!.. Gaat ge het op eiëren zetten?
Ik breng het u ten geschenke.
als voren.
Die mauwstrijker!
| |
| |
Aan mij, ten geschenke?... Ergo, beste vriend! Ge verrast me! Ge.... maar, hoe zal ik die grootmoedigheid kunnen vergelden?
Parbleu! Over zoo iets spreken we niet. Als gij het poppeken wilt aanveerden ben ik tevreden.
Aanveerden? (Drukt de hand van Pluims.) Van een liefhebber als gij?... Ergo, ziet-ge-wel! Ge brengt mijne vreugde ten toppunt! (Stapt naar de rechter deur en roept:) Lotje! Kom toch spoedig!... Hier is de man die u weerdig is!
ter zijde.
Wat bedoelt hij?
als voren.
Verachtelijke fleemer! Hij wil me Lotje ontfutselen. (Werpt nijdige blikken op Pluims. - Vleugels bij de rechter deur.)
| |
Driezang Nr 6.
Wijze: Fransche ratten, rolt uw' matten, enz.
Vleugels,
uitermate verheugd.
'k Ben verheugd van binnen,
'k word weêr jong, o! ziet-ge-wel!
't Zijn geen logens, die 'k vertel.
Wist ik, dat het fraai kon staan,
Ik zou aan 't dansen gaan.
Pluims,
te midden het tooneel.
'k Ben verheugd van binnen.
Altijd rustig, vroom en wel!
't Zijn geen logens, die 'k vertel.
Vleugels neemt mijn wijfken aan,
Nu ben ik gansch voldaan.
| |
| |
Crispijn,
woedend, op den voorgrond.
'k Voel mijn wraak, beginnen.
Pluims speelt in mijn' zinnen,
Woede stijgt in mijn gestel!
't Zijn geen logens die 'k vertel.
Maar.... blijft hij hier langer staan,
als voren.
Lotje! Lotje! Groot nieuws! - (Suzanna komt in de rechter deur.)
| |
Achtste tooneel.
Crispijn, Vleugels, Pluims en Suzanna.
Wat is er te doen? (Verandert van toon.) Ha! zijn confrater is hier, nu weet ik genoeg.
steekt de kooi vooruit.
Vrouw! Aanschouw eens dit vogeltje, met aandacht. - Goddelijk, eh?
schampend.
't Kost zeker een hoop geld?
Geen roode duit! Dit raar poppeken wordt me gratis-voor-niet gegeven, door onzen vriend en gebuur! - Waar is Lotje? (Pluims maakt eene buiging voor Suzanna.
Ons kind is aan 't werken.
tot Pluims.
Zie, vriend! Van dit diertje zult ge nog afstammelingen bekomen.
| |
| |
Parbleu! dat doet me genoegen.
'k Heb juist zijn manneken zitten. Morgen zal ik ze koppelen.
(Tot Pluims.) Een oogenblik, vriend.... (Gaat, met de vogelkooi, in het linker vertrek.)
| |
Negende tooneel.
Crispijn, Pluims en Suzanna
Weêral een kruis te meer. (Tot Pluims.) Zie, Mijnheer, ge kunt u niet voorstellen welke last we, tegenwoordig, met Vleughels hebben. - Sedert hij Hoofdman der vogelen- club is gekozen, is er met hem geen huis te houden. Van 's morgends vroeg tot 's avonds laat, houdt hij zich bezig met die liefhebberij en vergeet zijne schoenmakerij. - Daarbij moeten, onze dochter en ik, er gedurig voor op de been zijn. Dagelijks moeten wij zorgen voor gekookte eiëren, wit brood, suiker, drinkwater, muur, solfer, zomerknollen-, heul- en ander zaad. - (Pluims wil spreken.) Hij doet ons mos trekken en uitzoeken; zand bijbrengen, ezers en waschbakjes reinigen en honderd en een zaken meer. - Mijn beste porseleinen servies is in zijn gebruik. - (Pluims wil nogmaals spreken.) Geen kopken noch tasken kan ik vast nemen, dat niet bemorst is met, ik weet niet wat, voor die duivelsche vogels. - (Met aanhef.) En dan mijn huis! mijnen rooden steenen vloer! - Klaar plekken en vlekken!... 't Is om er dol van te worden!
Parbleu! vrouw Vleugels; laat me denken dat het niet zoo schrikkelijk erg zijn zal. - Uw man mag zich toch met iets vermaken.
schielijk.
Vogelen kweeken is geen vermaak, mijnheer! Het is eerder een afbeulend, ziek- en dolmakend trafiek, dat werkende menschen, als wij, ten onder kan brengen. - Ik kan er over spreken, ik, en zal nooit dulden dat mijne dochter aan een man waaie die zich met kweeken van kanarievogels bezig houdt!
als voren.
Dat hij die les opsnuive. Ze zal hem den neus kittelen. - (Vleugels terug uit het linkervertrek.)
| |
| |
| |
Tiende tooneel.
Crispijn, Pluims, Suzanna en Vleugels.
Daar is de lastverkooper.
tot Pluims.
Uw poppeken is weerdig bij den man te zijn. (Tot Suzanna.) Vrouw, waar blijft Lotje?
Eene boodschap gaan doen.... Waarom?
Dat zal ik later zeggen. (Tot Pluims, met complimenten.) Zou het niet te vrijpostig zijn te verzoeken, uwe Collectie nog eens te mogen bewonderen?...
ter zijde.
Hoor eens welke beleefdheid.
Kom slechts mede? 'k Zal u nieuwe koppels toonen.
Zoo, ge hebt nieuwe koppels gezet?... En, doen ze het al?
Drie liggen op eieren. Vijf dragen volop nest.
tot Suzanna.
Ergo, vrouw! Als onze dochter weêrkeert, doe haar blijven. (Tot Pluims) . Willen we.
buigt.
Mijne groeten, madame.
hem nabootsende.
Van 's gelijken, mijnheer. - (ter zijde) . Flauw bescheed! - (Vleugels en Pluims af langs den achtergrond. - Lotje komt uit de rechter deur. - Crispijn werpt nogmaals schoen en spanriem weg en staat recht.)
(Wordt voortgezet.)
|
|