Boekbeoordeeling.
Uitgave van het Taalverbond No 3. Uit het leven, door L. Smits. Gent, J. Vuylsteke, uitgever. 1891.
De heer Smits doet zijne intrede in de letterwereld met eenen bundel, bevattende de volgende opstellen: 1e Een Heks, 2de De Man zonder Ruggraat, 3de Herbergpraat, 4de De Heispaaier, 5de Het wit Konijntje, 6de Eene Fout in de Rekening, 7e Nonnekens op ons Dorp, 8e Eene Begrafenis.
Geen enkel dezer schetsen, verhalen of tafereelen is gebouwd op liefde. Het feit is zeldzaam genoeg om eens aangestipt te worden. 't Komt waarschijnlijk hierbij, dat de schrijver - niet gedaan heeft als sommige anderen - die beginnen te schrijven en uit te geven; wanneer ze nog maar pas de schoolbanken zijn ontloopen en zij van de wereld, die ze moeten schetsen, niet veel meer kennen dan een blinde van kleuren. - 't Zijn hier geene personen en toestanden, van andere schrijvers afgezien, angstig gevolgd en gebrekkig weergegeven: neen, 't zijn vruchten van eigen ervaring, van eigen denken, van eigen levensbeschouwing.
Wij deelen de gedachten des schrijvers niet; er ligt een heele afstand tusschen ons beider meeningen; doch wij willen daarover niet verder uitweiden, het boek enkel besprekende, als letterkundig voortbrengsel.
De Man zonder Ruggraat is eene fantazij vol bijtende spot tegen die personen, welke, gelijk Multatuli ze eens kenschetste, ‘bij gebrek aan zwaarte, omhoog vallen’ en tot allen rol - hoe gemeen en verachtelijk ook - bruikbaar zijn.
Het wit Konijntje, lief geschilderd en levendig voorgesteld, is gericht tegen het naiëve betrouwen op God.
In Herbergpraat steekt de schrijver den draak met de eerlijkheid van den mensch.
De andere stukken zijn grepen uit het werkelijk leven, zijn voorstellingen van personen en feiten, met zulke kracht, zulk aangrijpend réalisme op het papier gebracht, als wij nog zelden bij eenen Vlaamschen schrijver ontmoetten. Wat sombere bladzijden uit de lijdensgeschiedenis van de ongelukkigen dezer aarde! Belle de Heks, Marus de Heispaaier, Neel de Schoenlapper, zijn toch zoo diep ellendig, dat hun toestand ons bevangt, ons ontevreden en kwaad maakt. - Goed, dat in ‘Nonnekens op ons Dorp’ het vriendelijk zonneken weer eens even uit de wolken piept; want moest men, na bovengenoemde bladzijden, ook nog het akelige ‘Eene Begrafenis’ lezen; men zou er duizelig van worden. De schrijver, inderdaad, grijpt u met zulke kracht in 't gemoed, dat het u bijna is, alsof gij in eenen droom op het punt waart, door eene neervallende rots verpletterd te worden!