| |
| |
| |
De graveerkunst
en hare verschillige Werkwijzen.
De oudste volkeren schijnen de Graveerkunst gekend te hebben, 't is te zeggen de kunst om bij middel van ingesneden lijnen, de voorwerpen die hen omringden, op steen, hout, enz. af te beelden. Tot heden nog ontdekt men beenderen van voorhistorische dieren en zelfs bewerkte vuursteenen, waarop met opzet gemaakte strepen te bemerken zijn. De Egyptenaren, de Grieken, de Etrusken hebben ons goudwerk en verbroken vaten van allen aard nagelaten, die het gebruik van de graveerkunst in hunne streken bewijzen. Eindelijk is het een voldongen feit, dat Romeinen zegels bezigden, die in metaal en fijne edelgesteenten gesneden waren.
De graveerkunst is dus geene uitvinding der moderne beschaving; integendeel vele eeuwen zijn verloopen alvorens men, door den druk, de werken op een enkel exemplaar gesneden, kon vermenigvuldigen.
De kunst, vrucht dezer uitvinding, is bij uitbreiding, graveerkunst genoemd, zoodat men hedendaags door dit woord al de bewerkingen aanduidt, die tot het voortbrengen eener print vereischt worden.
In de graveerkunst onderscheidt men hoofdzakelijk twee doenwijzen. Deze in welke men de omtrekken der geteekende voorwerpen doet uitspringen en waarvan de houtsnede de type is, en deze waarin de schaduwen, halve tinten, enz. door ingesneden lijnen verbeeld zijn.
Van deze verschillige wijzen van graveeren is de houtsnede de oudste. Het juiste tijdstip gepalen waarop zij hier werd ingevoerd, ware moeilijk: dan, reeds in de eerste helft der XVe eeuw, vindt men ze in onze streken aangewend. Talrijke kunstenaars, waaronder men voornamelijk den Duitschen meester Albrecht Dürer moet vermelden, hebben de houtsnede beoefend.
Ziehier waarin ze bestaat. Op een effen stuk hout maakt men eene teekening, welke men derwijze uitsnijdt, dat al de lijnen in relief uitkomen, en dus met inkt op papier kunnen afgedrukt worden. Aanvankelijk gebruikte men meestal het hout van den pereboom voor de houtsnede; thans wordt dit algemeen vervangen door palmhout, dat men, overkant rechtstaande, uitsnijdt. Daar de lijnen eener teekening voor houtsnede een tamelijk relief moeten hebben en, voor de zuiverheid der trekken, zoowel naar den rechter als naar den linker kant behooren gesneden te worden, begrijpt men licht dat er eene groote be- | |
| |
hendigheid noodig is om dergelijke plaat uit te voeren.
Eene gansch eigenaardige toepassing der houtsnede, enkel aangewend bij het vervaardigen van meubelpapieren en het drukken van weefsels, is deze van Heilmann. In plaats van in het hout te snijden, brandt men er in met eene stift die door twee glasvlammetjes of door eene electrieke zuil gloeiend gehouden wordt.
De Camaïeu of tintendruk is een soort van graveering die, tijdens de XVIe eeuw, in Duitschland en Italië merkelijk veel bijval genoot. Om ze uit te voeren, bezigt men twee platen, op gelijke wijze gesneden, en waarvan de eene tot het afdrukken der lichte, de andere tot het weergeven der donkere tinten van eene zelfde kleur dient. Lucas Cranach, Dienecker, Hans Baldung, enz. muntten er in uit.
De graveering in relief, waarover wij tot nu toe gesproken hebben, wordt ook op metalen en steenen gedaan, en heeft aanleiding gegeven tot menigvuldige toepassingen, waarvan eenige hieronder vermeld worden.
Bij het eerste opzicht zou men meenen, dat het zeer gemakkelijk is eene plaat in relief te maken, als men eene ingesneden koperen plaat beziet: men kan inderdaad deze laatste als vorm gebruiken, er gesmolten metaal in- en over gieten en derwijze eene gelijke plaat in relief bekomen. Bij nadere overweging begrijpt men echter al spoedig, dat zoo iets niet zijn kan. Immers, opdat eene plaats in relief bruikbaar zij, wordt noodzakelijk geëischt dat al de lijnen even hoog zijn. Nu, indien men vloeiend metaal in eenen vorm gote, waarvan sommige lijnen diep en andere ondiep zijn, zou men een relief verkrijgen waarin eenige lijnen veel meer zouden uitspringen dan andere, zoodat ettelijke gedeelten den inkt zouden aannemen, terwijl andere hem zouden weigeren.
In de vorige eeuw had J. Hoffmann, een kunstenaar oorspronkelijk van Schelestadt (Elzas), het gedacht opgevat een effen stuk metaal met zeker hard vernis te bestrijken, er eene teekening in te maken en zoo het metaal bloot te leggen. Dan duwde hij een zachter metaal in deze soort van vorm, in de overtuiging, dat op de nieuwe plaat, al de lijnen even hoog zouden zijn. En inderdaad, Hoffmann had dus, op eene zeer schrandere wijze het problema der der even hooge lijnen, dat ook in de typographie eene zeer voorname rol speelt, opgelost.
Elders overwon men de moeilijkheid op eene andere manier. Met een vet potlood teekende men op eene effen koperen plaat en goot er dan sterkwater op, om het koper te doen bijten en de lijnen, door de vette stof van het potlood bevrijd, op dezelfde hoogte te houden.
Zoo heeft het vraagstuk der even hooge lijnen ten minste twintig verschillige oplossingen gekregen de eene al ver- | |
| |
nuftiger dan de andere, en waarvan talrijke zelfs de nieuwere uitvindingen op het gebied der barnkracht, tot grond hebben. Het zou ons te ver leiden, moesten wij al de uitgedachte stelsels aanhalen en ophelderen; echter kunnen wij niet nalaten er een te vermelden, al ware het enkel om de eigenaardige denkbeelden van sommige uitvinders te doen uitschijnen. De doenwijze, welke wij bedoelen, is die van Jones. Met eene stift van zuiveren zeilsteen teekent hij op eene stalen plaat, waarover hij daarna fijn ijzervijlsel werpt. Ten gevolge van de magneetkracht, hecht zich dit vijlsel zoo vast op de getrokken lijnen, dat men met behulp eener lithographische pers en gebruik makende van zeker chemisch papier zeer schoone dingen kan vervaardigen.
Alhoewel het buiten ons bestek valt, zullen wij alvorens over te gaan tot de tweede soort van graveering door insnijding, ook maar eenige woorden zeggen over het graveeren op glas. Eertijds wierd het glas gegraveerd met een wiel of beter geslepen, doch, nu men, sedert een vijftigtal jaren, een zuur ontdekt heeft dat het glas bijt evenals het sterkwater de metalen, is de vroegere handelwijze van lieverlede in onbruik geraakt. De prachtige en kunstige ornamenten, die wij thans op de splegelruiten zien, zijn alle met het acide fluorhydrique vervaardigd.
Onlangs heeft een Amerikaan, Tilghmann van Philadelphia, nog eene andere manier uitgevonden om op glas te graveeren. Hij had bemerkt dat de ruiten, welke aan den zeewind blootgesteld waren, door 't gestadig vliegen van het zand, na een aantal jaren teenemaal mat wierden. Hij kwam daardoor op het denkbeeld van, met bijzondere blaasbalgen, fijn zand op glas te jagen en de uitslag, welke men alzoo bekomen heeft, is opperbest. De plaatsen, die men bevrijden wil, worden met gom elastiek of vischlijm bestreken.
De Kopersnede (gravure en taille-douce,) is de kunst om eene koperen plaat in te snijden, zoodat de ingesneden groeven den inkt ontvangen en op het papier afdrukken. Zij is, van de verschillige manieren van graveeren verre weg de moeilijkste, want zij vergt niet alleen lange jaren studie en eene knappe en vaardige behandeling der werktuigen, maar tevens eene groote bekwaamheid in het teekenen. Meestal graveert men op eene plaat van rood koper met eene stift van goed getemperd staal, waarvan de punt, bek genaamd, schuins algeslepen is; het werktuig is voorzien van een half bolvormig handvatsel of hecht, in hout vervaardigd. De graveerstiften nemen verschillige vormen aan, volgens het gebruik dat de kunstenaar er van maakt. Men houdt de stift met den duim en de drie laatste vingers, terwijl de wijsvinger op het staaf- | |
| |
je rust en de bolvormige hecht in het binnenste der hand zit.
Als nu de plaat geheel gesneden en met inkt bestreken is, behoeft ze zorgvuldig afgevaagd te worden, opdat de inkt enkel in de groeven of ingesneden lijnen blijve zitten, vanwaar hij op het papier gedrukt wordt.
Sedert de uitvinding der lichtteekening (photographie) en der verscheidene werkwijzen, die er van afgeleid en op gesteund zijn, is de kopersnede veel verwaarloosd. Zij is te kostelijk en eischt te veel tijd en stemt bijgevolg niet meer overeen met de hedendaagsche zeden, die het Engelsch spreekwoord: Time is money, meer en meer toepassen. De sterkwatergraveering was reeds lang door de wapensmeden gebruikt, eer men ze in de drukkunst aannam.
Ziehier, in het kort, hoe men eene sterkwaterplaat vervaardigt. Men neemt een rood koperen plaat, die men tamelijk verwarmt en dan bestrijkt met een stuk was, waar een lapje zijde rond gewonden is, zoodat het eene soort van prop (tampon) vormt. Wanneer de plaat koud en het was stijf geworden is, berookt men de waslage met smook eener lamp. Vervolgens maakt men de vereischte teekening in het was, bij middel van eene naald of van eene fijne stift, goed zorg dragende het koper niet te kerven. Is de geheele teekening in het was gesneden en alles met een zachten borstel wel afgevaagd, dan omringt men de kanten der plaat met deeg of was, zoodat er een boordje rond staat, en spreidt er sterkwater over van ongeveer 40 graden; mocht dit vocht te hard bijten, zoo dient men het met water uit te landen. Als men oordeelt dat het koper genoeg gebeten is - natuurlijk behoeft hier eene groote ondervinding - dan giet men het sterkwater weg en wrijft met terpentijn het was van het koper. Het is hoogst noodig bij deze bewerkingen vingerlingen van gomelastiek te dragen, om de huid tegen het sterkwater te beveiligen. Indien hier of daar nog iets zou haperen (hetgeen schier altijd gebeurt) dan doet men de noodige verbeteringen met de droge stift (pointe sèche). Is de koperplaat nu geheel zuiver, dan strijkt men er den inkt over. Evenals over de gegraveerde plaat, moet echter de inkt hier ook voorzichtig afgevaagd worden, zoodat hij enkel in de groeve blijve voor het overdrukken.
Hoe eenvoudig dit alles ook schijne, is de zaak nochtans allermoeilijkst en behoeft hier, gelijk overigens in alle kunsten, eene groote ondervinding met eene wezenlijke behendigheid gepaard te gaan.
Rembrand was zekerlijk, in vroegere eeuwen, onder de aquafortisten de meester der meesters. De kunstenaars, die na hem in dit vak de meeste befaamdheid genieten
| |
| |
zijn: Daubigny, Jules Jacquemart, Tissot, Lalande, Félicien Rops, Gilbert, enz.
De Niellure werd, in het midden der XVe eeuw, door den Florentijn Finiguerra ontdekt en, na hem, het meest in Italië uitgevoerd. De zaak biedt in haar eigen niets bijzonders aan. Ziehier waarin ze bestaat. Men maakt op eene der vroeger aangehaalde manieren, eene gravure in eene zilveren plaat, vervolgens strooit men een mengsel van koper, lood, borax en sulfer in de groeven en stelt het alles bloot aan eene groote hitte, zoodat deze stoffen goed smelten en de plaat bedekken. Na afkoeling poliert men de plaat en bekomt zoo eene zwarte teekening op eenen zilveren grond. Op deze manier zijn menigvuldige merkwaardige plaatjes gemaakt geworden, die, door den zonderlingen keus der onderwerpen alsook hunne keurige uitvoering en hunnen rijkdom, niet zelden aan eenen Oostenschen oorsprong doen denken.
Er bestaan zooveel soorten van graveering dat het volstrekt onmogelijk zou wezen ze hier alle te beschrijven. Het zij voldoende te zeggen, dat de meeste op de sterkwatergravure berusten en er slechts hier en daar van afwijken in de eene of andere manier van bewerken. Zoo wordt b.v. de staalgraveering zelve met sterkwater gedaan, nadat men het staal, door gloeiing en trapwijze afkoeling, zacht genoeg gemaakt heeft om door het sterkwater aangerand te worden.
Evenmin kunnen, de Heliogravure, de Phototypie, de Photoglyptie enz., al kinderen eener zelfde moeder, de Photographie, afzonderlijk en uitvoering behandeld worden, willen wij de ruimte niet overschrijden, die ons hier redelijker wijze toekomt. Wij stappen dus die geheele familie met eenen algemeenen groet voorbij, om enkel eenige oogenblikken stil te blijven bij een der jongste telgen, de Photogravure, die reeds eene merkelijke befaamdheid geniet en denkelijk de graveering der toekomst zal worden.
Het is een zekere Fox Taldot, die in 1852, de Photogravure ontdekte. Reeds in 1826, had Niepce eenige waarnemingen gedaan die tot grondslag van deze kunst verstrekten; daarna bemerkte Scamoin dat de glazen ruiten, waarop de lichtteekening uitgevoerd was, niet gansch effen bleven, maar dat bij nauwkeurig onderzoek van den gedroogden vischlijm, de klaarten hooger bleken te zijn dan de schaduwen. Uit dit verschijnsel, gevoegd bij de volgende waarneming, wist Talbot zeer behendig nut te trekken om zijn doel te bereiken. Den vischlijm vermengende met bichromate van potasch, had hij bevonden, dat dit mengsel gemakkelijk oplosbaar was in warm water, maar dat het integendeel die smeltbaarheid teenemaal verloor, zoodra het aan het daglicht blootgesteld werd.
| |
| |
Op deze twee eigenschappen steunende, schiep Talbot nagenoeg de photogravure zooals ze thans bestaat en ziehier hoe hij dit aan boord legde. Hij nam een dun blad papier, waarop hij eene teekening met inkt maakte, plakte ze op eene plaat die met het bovengemelde mengsel bestreken was en stelde ze in de heldere zonnestralen. Waar zich de lijnen der teekening bevonden en de zon door den inkt niet had kunnen dringen, waren natuurlijk, bij het afnemen van het papier, die plaatsen smeltbaar gebleven. Na de plaat gewasschen te hebben, zag hij met voldoening dat meest al de bijzonderheden der teekening zeer wel in den vischlijm uitkwamen; de minder, juiste trekken worden met sterkwater verbeterd en zoo verkreeg Talbot eenen vorm die alleszins volmaakt mocht geheeten worden.
De zaak eens gevonden, werden de toepassingen aldra zeer veelvuldig. Ook ware het onmogelijk de verschillige soorten van photogravure in dit artikel te beschrijven en te verklaren, te meer daar, voor dezelfde soort, niet zelden verscheidene wijzen van uitvoering bestaan. Wij bepalen ons dus bij de photoglyptie, naar de manier van Woodburg, een stelsel dat tegenwoordig veel bijval vindt.
In plaats van met een photographisch toestel, als naar gewoonte eene lichtteekening op glas te maken, doet men het op eene plaat van hard metaal die met hooger vermengd mengsel bedekt is en bekomt alzoo een cliché met klaarten, halve tinten en schaduwen. Deze plaat wordt vervolgens in warm water gedoopt en, naar aanleiding van hetgeen wij hooger zegden, zal de vischlijm hier wegsmelten en daar behouden blijven, naarmate de lichtstralen in het photographisch toestel hunne werking op die zelfstandigheid uitgeoefend hebben. Door het afwasschen ontstaat dus een wezenlijke vorm, waarop de klaarten, halve tinten en schaduwen merkelijk in hoogte verschillen.
Hier dient opgemerkt dat de vischlijm door drogen zoo hard wordt dat hij, zonder ooit beschadiging te ondergaan door drukking in andere voorwerpen kan overgebracht worden. Om dus met de bekomen plaat eenen vorm te vervaardigen, behoeft men er enkel een blad metaal op te leggen, zooals dat waarvan men drukletters maakt, (een mengsel van lood en spiesglas), en alles te onderwerpen aan de sterke drukking eener waterpers (presse hydraulique).
De aldus verkregene vorm kan slechts met bijzondere voorzorgen tot het afdrukken gebruikt worden. Zoo moet b.v. de inkt, die met vischlijm bereid wordt, doorschijnend wezen, het papier behoeft opzettelijk tot het doel vervaardigd, en alles behoort met eene handpers gedrukt te worden. Het afdrukken zelf is van het hoogste belang en allermoeilijkst; daarenboven kosten de gereedschap- | |
| |
pen en werktuigen nog al aanzienlijke sommen. Maar als de zaak wel verzorgd en uitgevoerd is, zijn de afdruksels, welke men door de photoglyptie verkrijgt, zoo schoon en schooner zelfs dan deze der photographie; zij hebben overigens op deze laatste veel vooruit, omdat zij niet van de grillen der zon afhangen en bijgevolg, voor de klaarte of donkerheid der tinten, geen verschil aanbieden.
Om dit kort overzicht van de graveerkunst te eindigen, meenen wij eenige woorden te moeten zeggen over de steendrukkunst en den kleurendruk. die heden zoo algemeen verspreid zijn, dat men hunne voortbrengsels tot zeis in de nederigste hutten wedervindt.
De steendrukkunst (lithographie), uitgevonden door den Bohemer Senefelder, is de kunst om met een vet potlood op eene soort van kalksteen (pierre lithographique) te teekenen en daarna de teekening op papier over te drukken. De beste steenen worden nabij Solenhofen, in Beieren gevonden en zijn zeer fijn van korrel. Het potlood, uit eene zeer vette, zwarte stof vervaardigd, moet tegen de hand, d.i., van onder naar boven gescherpt worden, in tegenstelling der gewone potlooden, die men van boven naar onder snijdt. Ziehier hoe eene lithographie gemaakt wordt. Als men met het vette potlood (crayon lithographique) op eenen effen geslepen steen geteekend heeft, wascht men deze af met gomwater waarin men een weinig sterkwater gegoten heeft. Deze bewerking heeft tot doel de teekening vast te zetten en het gedeelte van den steen, waarop zich geene trekken bevinden, in de onmogelijkheid te stellen den inkt te vatten. Vervolgens wascht men den steen goed af met eene natte spons en rolt er den inkt over, die zich enkel op de getrokken lijnen aanzet, van waar hij op het papier overgedrukt wordt.
De kleurendruk (chromolithographie) is de kunst om op verschillige steenen, vijf of zes b.v., dezelfde teekening te maken, vervolgens op elken steen eene enkele kleur te leggen en dan al deze kleuren op een en hetzelfde papier over te drukken om er eene gekleurde print van te maken.
De kleurendruk is zeer goed voor het wedergeven van mozaieken, geschilderde handschriften, enz., maar men heeft ongelijk hem te willen aanwenden tot het kopiëeren van schilderijen. Nooit inderdaad zal de chromlithographie de rijkheid en harmonie der kleuren van het schilderpalet kunnen weergeven en daarom ook zal zij altijd boven of beneden de waarheid zijn.
G. Vallaeys.
|
|