van Pol de Mont - die in vier geharnaste rondeelkens de zoogenaamde Philistijnen hunne zaligheid zegt of liever hun met bloedige striemen zweept - van Leefson die twee fabeltjes geeft uit den koestal, waar hij ze best had laten liggen, - van Stinissen, die in bezieling over vrijheid dicht en met Victor Hugo dweept, - eindelijk van Helena Swarth die een dicht ten beste geeft met de volgende slotregels:
Zoo fel brandt de hel niet als liefdepijn,
Aan zijn hart zal de hel mij een hemel zijn!
Het proza gedeelte bevat: twee lieve legenden door Antheunis. 't Vogeltje van Bethlehem en 't Vogeltje van den Golgotha beide als kerstgeschenk aan zijne moeder opgedragen, en men voelt het met liefde geschreven; het volksvertelsel ‘de Koningsdochter en de Schoenmaker’ door A. De Cock in de omstreken van Denderleeuw opgeteekend; de legende van den vliegenden Hollander met de geschiedenis in verband gebracht door Joh. Kesler. C. Bake's artikel over Gerrit van de Linde (alias de Schoolmeester) en zijne gedichten lazen wij met genoegen. Geen betere geneesheer in dagen van kwaden luim dan de gedichten van den schoolmeester. Zoo een koppel rijmen zijn vaak een heel epos waard.
Leerrijk is het kernachtig artikel over Rassenkampen door Aug. De Vreught, hoewel wij eenige voorbehouding maken aangaande sommige strekkingen, die hier en daar even doorstralen.
Londen, de monsterstad, door Antoon Moortgat bevat in een kort bestek talrijke, heel wetenswaardige bijzonderheden over die wereldstad, over wier afmetingen wij ons moeilijk een gedacht kunnen vormen.
Hierbij zullen wij tevens den Reisbrief van Van Cuyck vermelden, die ons zijne opmerkingen meedeelt over zijne reis in Duitschland. Gevoel voor 't schoone in natuur en kunst stralen in deze bladzijden door.
H. Peeters geeft een voorspel uit een drama Jan Yoens;
D'Hondt bedenkingen over Critiek en Aanmoediging die al duizend malen gemaakt zijn en nog evenveelmaal zullen gemaakt worden, eer er voor onze Vlaamsche letterkundigen betere dagen aanbreken zullen.
Em. Rosseels legt eenige spreekwoorden uit, Is. Teirlinck doet ons kennis maken met een Zeeuwsch kunstenaar en insecten liefhebber uit de 17e eeuw, Johannes Goedaert, wiens