| |
| |
| |
Vlaamsche Landdag te Brussel
23 februari 1890.
Deze vaderlandsche bijeenkomst wordt bijgewoond door minstens twee duizend Vlamingen, uit alle steden en gewesten van Vlaanderen toegestroomd, om de rechten der Vlamingen te handhaven en luid de helklinkende stem te verheffen tegen de miskenningen, die aan dit edele ras, dat de meerderheid der bevolking van België uitmaakt, dagelijks van alle zijden worden aangedaan.
De groote zaal der Scala is reeds proppensvol, rond 11 ure, en nog komen gestadig honderden Vlamingen aan, met vaandels en kartels, en begeven zich naar de bovengalerijen, die weldra ook stampvol zitten.
Op het verhoog, waar het bureel en de ingeschreven sprekers plaats hebben genomen, bevinden zich een veertigtal vaandels en kartels.
Maken deel van het bureel: de heeren J.I. De Beucker, Dr Goffin, Alfried De Smet, A. Prayon-Van Zuylen, Dr Van Steenkiste, E. De Visschere, E. Van der Mensbrugghe, Fl. Heuvelmans, Ed. Fabri, Juliaan De Vriendt, Lod. Van Haken, De Neve, Du Catillon, Ad. Pauwels, K. Verhagen, Verhees, Adelfons Hendrikx, H. Plancquaert en J. Buedts.
Het is kwaart na elf ure, als de heer Goffin de bel doet rinkelen en plechtig verklaart, dat de zesde algemeene Landdag geopend is.
De heer Goffin (Brussel) bedankt de Vlamingen die uit Oost- en West-Vlaanderen, Antwerpen, Limburg en Brabant in dichte drommen zijn toegesneld, om den Landdag bij te wonen.
De tegenwoordigheid van zoovele mannen, zegt hij, toont aan dat de Vlamingen het groote belang beseffen, welk de Landdagen voor hunnen stam hebben.
Hij wijst op de voordeelen van de Landdagen: zij hebben, zegt hij, het werk voltooid, waaraan zoovele overtuigde mannen begonnen en hunne beste krachten hebben gewijd.
De Vlaamsche beweging was langen tijd eene letterkundige liefhebberij, sinds eenige jaren is daar verandering in gekomen, de zaken zijn gekeerd en 't zijn de Landdagen die daarin voorzien hebben.
Op de Landdagen worden de Vlamingen samengetrommeld, geharnast en gestaald, om storm te loopen tegen den gemeenzamen vijand, den franskiljon, den verbasterden Vlaming.
Wat echter het troostvolle is in deze zaak, is dat Vlamingen van alle gezindheden elkaar de hand hebben gegeven, dat zij gezamenlijk opgetreden zijn om den gemeenzamen vijand te lijve te gaan.
In de moeilijke omstandigheden waarin de Vlamingen zich thans bevinden, doet het goed aan het hart eene volmaakte verstandhouding te mogen aanstippen, tusschen alle mannen van goeden wil.
Die broederlijke verstandhouding moet ons doen zegepralen.
Wel zijn er nog die meenen dat de verstandhouding, de samenwerking onmogelijk is, zulks is eene dwaling. Niemand moet afstand doen van zijne staatkundige overtuiging; te zamen zijn wij Klauwaarts; wij, overtuigde liberalen, gij
| |
| |
trouwe en rechtzinnige katholieken, maken slechts een leger van manhaftige Vlamingen uit, tegenover de antinationale valsche broeders en verdrukkers, die onze rechten miskennen.
Het doel dier lage zielen is vernieling en verbastering van het volk, wij integendeel, betrachten verheffing en veredeling van dit koene volk, dat ons zoo nauw aan het hart ligt.
Dit mogen wij niet uit het oog verliezen, want, waar is het, dat een volk, dat niet krachtdadig genoeg is om zijne eigen taal te verdedigen, noodzakelijk uitsterven moet.
Dit moeten wij voorkomen, want Vlaandrens verleden is veel te groot en te roemvol, om ons zoo maar gedwee van de landkaart te laten schrabben.
Neen Vlaanderen, en nog min zijne taal, zal verdwijnen of uitsterven, daarvoor staan de duizenden blakende Vlamingen borg, die hier zoo geestdriftig zijn samengesneld. (Langdurige toejuichingen).
Tot slot wenscht hij nogmaals de talrijke aanwezingen geluk en welkom en verklaart den zesden algemeenen Landdag geopend. (Geestdriftig handgeklap.)
De heer Prayon (Gent), verklaart dat het algemeen bestuur der Landdagen besloten heeft, het voorzitterschap van den huidigen Landdag, aan de twee onvermoeibare strijders Goffin en De Beucker op te dragen, (Geroep: Leve De Beucker, leve Goffin).
De heer De Smet (Brussel) geeft lezing van de brieven en telegrammen van bijtreding, die aan het bureel des Landdags toegekomen zijn. De voornaamste zijn: de Rodenbachsvrienden van Gent, Taal en recht van Antwerpen, de Bekwaamheidskiezers van Antwerpen, de Groeningergilde van Kortrijk, het Davidsfonds, van St-Truiden, de Vlaamsche wacht van Brugge, De Vlaamsche herten van Robaais, de Nederduitsche Bond van Antwerpen, de Vlaamsche Bond van Oudenaarde, Met tijd en vlijt van Leuven, de Vlaamsche broederbond van Brugge, de Snellaertskring van Gent, het Davidsfond van Gent, de Mariakring, de Vlaamsche kiezersbond van Gent, De Vlaamsche Bond van Gent, de Zanglust, Het Vlaamsche grievenkomiteit van Gent, de Sint-Donaasgilde van Brugge, het Davidsfonds van Brugge, de Gilde der ambachten van Brugge, De Oost- en Westvlaandersche Studenten-gouwgilde van Leuven, De Brabantsche, Antwerpsche en Limburgsche Studentengilde van Leuven, de Nederduitsche bond van Leuven, de Bekwaamheidskiezers van Berchem-bij-Antwerpen, Vlaamsch en liberaal van Antwerpen, die zegt zich aan te sluiten bij den Landdag en verzet aan te teekenen tegen de handelwijs van het gouvernement, dat de gemeente Berchem bij de Franschsprekende, dus de Waalsche gemeenten heeft gerangschikt; het Davidsfonds van Sint-Truiden, teekent verzet om dezelfde reden; ook de Coremansvrienden van Waregem en de Klauwaartszonen van Gent sluiten zich aan bij den Landdag.
De heer de Merode, prins van Rubempré, volksvertegenwoordiger van Brussel, sluit zich per brief aan bij den Landdag en drukt zijn spijt uit, er niet te kunnen op tegenwoordig zijn. Al de namen dezer maatschappijen worden door een geestdriftig handgeklap begroet.
De heer Goffin staat recht en bedankt inzonderheid de Vlaamsche herten van Robaais, die zich geene moeite, geld noch lange reizen ontzien, om tegenwoordig te zijn op al onze Landdagen en Vlaamsche feesten.
Hulde en dank aan die moedige mannen, die ginds in het Noorden, hunne beste krachten ten offer brengen voor het behoud van den Vlaamschen aard, taal en zeden in Fransch Vlaanderen. (Handgeklap en geroep, leve Robaais).
| |
| |
| |
1e Punt: de lijst der Vlaamsche gemeenten.
De heer Prayon (Gent). - De regeering moet, volgens de wet, vaststellen welke gemeenten als Vlaamsche en welke als Waalsche moeten aanzien worden.
Volgens ieder redelijk mensch, bestaat eene Vlaamsche gemeente uit mannen waarvan de meerderheid Vlaamsch spreekt.
De regeering denkt er echter anders over; zij heeft ons eene poets gespeeld. Volgens haar moet en mag de meerderheid niets dan Vlaamsch spreken. Kent een Vlaming bij geval eene tweede of derde taal, hij houdt op Vlaming te zijn, hij wordt Waal! (Hoe, hoe!)
Conscience, Van Beers, Van Ryswyck, Van Duyse, Ledeganck, Snellaert en zooveel anderen, al mannen die, benevens het Vlaamsch, ook Fransch kenden, zijn dus altemaal Walen. Coremans, de vader van onze taalwetten is zelfs een Waal; hij kent immers Fransch!! (Gelach).
Hij hekelt vervolgens de opschrijving van Sint Truiden en van Berchem bij Antwerpen, onder de Waalsche gemeenten. Er zijn 29 Vlaamsche gemeenten die het ronde cijfer van 600,000 zielen tellen, welke door de bureaukraten, die in ons ministerie nestelen, als Walen worden aanschouwd.
Die toestand, roept hij uit, is onduldbaar!
Zijt gij van zin die gemeenten op te geven? (Neen! Neen!)
Ook Brussel, Elsene, St-Jans-Molenbeek en Schaarbeek worden door die heeren als Waalsche gemeenten aanzien! Zult gij Brussel en deze machtige voorsteden opofferen? (Neen! Neen!)
Brussel is eene Vlaamsche stad, wat men ook zegge; Brussel is aan ons; wij laten ons de hoofdstad niet ontrukken; wij willen Brussel behouden! (Langdurig handgeklap en geroep: Ja! Ja!)
Die gevolgen zullen in de toekomst nog erger worden want, door het onderwijs, zal het getal tweetaligen nog grooter worden en mogelijks worden door onze regeering, de steden Antwerpen en Gent ook als Waalsche opgeteekend, bij de toekomende volkstelling.
Dat men er zich echter eerst tweemaal op bedenke, want wij zullen ons niet deemoedig deze twee bij uitstek Vlaamsche steden laten ontnemen.
Wat slaat er ons te doen?
Wij moeten vragen, ja eischen, dat de lijst der Vlaamsche en Waalsche gemeenten herzien en verbeterd worden.
Eene taalgrens moet gemaakt worden die het land juist in twee verdeeld; er mogen geene enclaven in Vlaanderen zijn.
Men moet in het opmaken dier lijsten niet zien of de meerderheid eene, twee, drie, vier, vijf of meer talen spreekt, men moet zien of de meerderheid Vlaamsch kan. (Toejuichingen).
Onze Vlaamsche broeders die thans als Walen staan geboekt, mogen op ons rekenen, want zij worden erger behandeld dan vreemdelingen.
Laat ons dus, eindigt hij, de herziening der lijsten vragen en tevens met luider stem aan de regeering zeggen: Wij zijn en blijven Vlamingen, tot spijt van wie 't benijdt. (Langdurig en luid handgeklap).
De heer De Beucker. - Men meldt ons dat de heer Maurits Josson, de moedige Brusselsche advokaat, hier in de zaal aanwezig is; wij verzoeken hem zoo goed te zijn hier plaats te komen nemen aan 't bureel.
De heer Josson verlaat het uiteinde der zaal en richt zich naar het verhoog, onder het luide geroep en gejubel der duizenden Vlamingen, die de zaal onder den kreet: leve Josson, doen dreunen.
| |
| |
Op het verhoog gekomen drukken de heeren Goffin en De Beucker hem de hand, terwijl laatstgenoemde tot de vergadering de volgende woorden zegt:
Ziehier Josson, die koene advokaat, die het voorbeeld is van moed en karakter! Gij juicht toe, Vlamingen, omdat gij genegenheid over hebt voor alwie een Vlaamsch hart bezit en moed weet te toonen in den strijd. (Toejuichingen).
De heer Lod. Van Acke (St-Truiden). - Evenals ten tijde van Filips den Schoone, zoo vangt hij aan, komen wij recht vragen op het leven. Wij willen Vlamingen zijn en blijven, maar geene Walen. Honderd vijftig Davidsfonders en niet min dan 180 leden van den Vlaamschen Kring, komen hier, bij monde van uwen dienaar, protest aanteekenen, dat men hunne stad bij de Waalsche steden heeft gerekend.
Wij willen niet verdrukt worden, zegt hij, want, bij de minste rechtsmiskenning toonen de St-Truidenaars dat zij Vlamingen zijn van den ouden stempel. (Bravo).
Hij verhaalt een feit dat onlangs te St-Truiden gebeurde en veel opschudding in deze stad verwekte.
Een advokaat moest pleiten voor eenen beschuldigde die niets dan Vlaamsch kon en verstond; volgens de taalwet van 3 Mei, moest de verdediging en het overige van het geding in het Vlaamsch plaats hebben. Wat gebeurt er? De heer advokaat, zich steunende op de officiëele lijst, volgens welke St-Truiden eene Waalsche stad is, weigert in het Vlaamsch te pleiten! Is dat niet schandalig? (Ja, ja).
Wij palen wel is waar aan de Waalsche grenzen, doch dat is geene reden: St-Truiden is eene door en door Vlaamsche stad.
Eenige gemeenten rondom ons gelegen, worden ook aanzien en opgeschreven als Waalsche nesten; ik doe een beroep op de vaderlandsliefde der bewoners van die gemeenten, en vraag hun hier met ons bij het Staatsbestuur aan te dringen, dat het die heeren toch zou believen ons recht te laten wedervaren en ons op de lijst der Vlaamsche gemeenten te brengen. (Toejuichingen).
De heer Du Catillon (Waregem). - Vooraleer u te zeggen hetgeen waarvoor ik mij als spreker heb laten opschrijven, houd ik eraan hier openlijk te verklaren dat ik rechtzinnig katholiek ben, doch tevens een hardnekkige, maar verdraagzame, ja samenwerkendgezinde Vlaming, van de school van De Beucker.
Dit zeg ik als inleiding, omdat ik eraan houd hier vrij en onbewimpeld te spreken.
Ik kom hier in naam der Vlamingen, der Zuid-Vlamingen, openlijk eene welverdiende hulde brengen aan De Beucker, die zoo schandelijk is beleedigd geworden, bijzonderlijk, om niet te zeggen uttsluitelijk, door de Fransch katholieke drukpers, omdat hij het dorst bestaan op eene vergadering, gehouden in den Nederduitschen Bond te Antwerpen twee mannen die hoog staan aangeschreven in de politieke wereld, de heeren Woeste en Jacobs, aan den schandpaal te spijkeren en te laken. (Luide bravos en oorverdoovend handgeklap).
Spreker wijdt vervolgens nog al lang uit over het knoeiwerk waar de heer Lejeune, minister van justicie, een Waal, zich heeft aan overgeleverd, in het klasseeren der gemeenten van Zuid-Vlaanderen, waaronder Ronse en Moeskroen ook al als Waalsche gemeenten staan aangeschreven.
Deze laatste stad is als Waalsche gemeente aangeteekend, omdat zich in deze gemeente 48 Fransch kennende personen meer bevinden dan uitsluitend Vlaamsch kennende. Onnoodig te zeggen dat het getal Fransch sprekende Vlamingen, die als dusdanig zijn opgeschreven, alhoewel zij nog aan de zuigflesch liggen, veel
| |
| |
grooter is dan het berucht getal 48, dat deze twee Vlaamsche steden opeens in Waalsche gemeenten herbakt. Het lot van duizenden Vlamingen hangt dus af van de gekke grillen, of beter de waanzinnigheid der ouders van 48 onmondige kinderen. (Hoe! hoe!)
De gemeenten van het omliggende, die ook als Waalsch staan geboekt, zijn: Bossuyt, Helekin, Mes, Houthem, Maarke, Nieuwerkerke, Rekhem en Spiere. Ik voeg er niets bij, roept hij uit, ik laat u zelf oordeelen, omdat ik weet dat gij allen uitroepen zult: maar dat zijn al Vlaamsche gemeenten. (Ja!)
Ik sluit dus met de vraag: zult gij die tien gemeenten, die minstens 30000 zielen tellen, zult gij die 30000 broeders laten verdrukken? (Neen! neen!)
Ehwel, zendt dan vertoogschriften naar Koning en Kamer, richt betoogingen in en eischt recht voor de verdrukten, zij zullen uwe daad zegenen. (Handgeklap)
De heer dr. De Neve (Schaarbeek). - Spreker doet in luimige bewoordingen waarin hij op allergelukkigste manier het stelsel van Darwin weet te pas te brengen, en uitroept dat deze vermaarde en beruchte natuur- menschen- en geslachtkundige met zijne zonderlinge leerstelsels in de schaduw is gesteld door de bureelratten van ons Belgisch ministerie, hunne gekke handelwijs uitschijnen. Hij wil spreken van de rangschikking van Schaarbeek, bij Brussel, onder de Waalsche gemeenten.
Al de Schaarbeeksche maatschappijen hebben tegen die gedwongen rasverwisseling verzet aangeteekend; zij zullen het blijven doen tot wanneer zij in hun recht hersteld worden. (Bravos).
Spreker meent echter dat minister Lejeune niet kwalijk gezind is jegens de Vlamingen, en hij dit enkel gedaan heeft om ons eene poets te spelen, eene les te spellen. Waarom immers, willen wij schrijven op de briefjes der volkstelling dat wij het Fransch machtig zijn, waarom doen wij Vlamingen, die nuttelooze parade? 't Is daardoor dat wij ons gefopt hebben! (Gelach en teekens van goedkeuring).
Laat ons dan, mijne heeren, van heden af beginnen met altijd en overal te verklaren, dat wij Vlaamsch en niets dan Vlaamsch kennen, kunnen wij er nog andere talen bij, des te beter, dat is voor ons eigen, maar laat ons, om de liefde Gods, niet meer gaan pronken met een woordje Fransch; spreken wij altijd en overal, Vlaamsch, uitsluitelijk Vlaamsch en wij zullen winnen in macht, in invloed en in achting! (Langdurig handgeklap).
| |
2e Punt. - de toepassing der taalwet van 3 mei 1889 te Brussel en elders.
De heer Heuvelmans (Antwerpen). - Ik zal, zegt hij, spreken over de toepassing der wet van 3 Mei 1889, die door onzen moedigen Coremans in de wetgevende Kamer werd neergelegd, die er zoo erg verminkt werd en met drommels veel moeite werd gestemd.
Die wet wordt gedurig, ja alle dagen overtreden, dat mag niet!
Eene wet is de uitdrukking van den wil van een volk.
De afgevaardigden eerbiedigen niet altijd den wil van het volk, zij meenen dat zij dààr, niet door en voor ons op de kussens zitten, maar voor en door hun eigen zelven. (Bravos).
Zoo komt het dat wij met moeite eene Vlaamsche wet van hen kunnen bekomen, doch als wij er eene krijgen, al is het dan nog na eene homerische worsteling, dan moet zij geëerbiedigd, nageleefd en uitgevoerd worden door de bestuurlijke en gerechtelijke macht.
| |
| |
Hij wil voornamelijk den sluier oplichten, die de werkingen der gerechtelijke macht bedekt, zegt hij, omdat hij daarin te huis is.
De rechters hebben het recht niet de wet te oordeelen of te veroordeelen: zij mogen en moeten ze enkel toepassen. (Bravos.)
De rechters moeten het voorbeeld van de gehoorzaamheid zijn! Doen zij dit wel altijd; zij die pochen op den eerbied aan de wet verschuldigd, wat hebben zij gedaan?
Zij hebben de wet over het hoofd gezien!
Er zijn er, ja, die ze eerlijk toepassen, doch deze doen maar hunnen plicht, wij moeten er hun geenen dank om weten. Wij zijn te licht tevreden, wij hebben hun te veel gewoon gemaakt. Dat moet ophouden!
Van dezen zal ik dus niet spreken; ik wil enkel gewagen van de overtreders.
Het artikel der wet waar het meest tegen gezondigd wordt, door de korektioneele rechtbank en de rechtbank van enkele policie te Brussel, is artikel 13.
Spreker stelt vast dat de wet duidelijk bepaalt, wanneer een betichte niets dan Vlaamsch kent, moet het geding in het Vlaamsch plaats hebben.
Wat gebeurt er? Men laat den ongelukkige daar zitten gapen gelijk een uil op eenen kluit en alles wordt in 't Fransch afgehaspeld. Zoo gebeurde het dat te Brussel, binst 14 dagen, de wet 134 maal werd geschonden.
De substituten worden meermalen gemachtigd, tengevolge eener uitzonderigsbepaling, hun rekwisitorium in het Fransch voor te dragen, wanneer er in de voorhanden zijnde zaak rechtskwestiën voorkomen, maar, mijnheeren, dat is onzin; noemt mij eens eene zaak waarin geene rechtskwestien voorkomen!
Wat het ergste van al mag heeten, is dat er hier een minister gevonden wordt, die de uitvoering der wet onmogelijk maakt.
Minister Lejeune heeft gezegd dat er te Brussel rechters mogen zijn die geen Vlaamsch kennen! (Hoe! hoe!) Dat is wat al te sterk! Volgens den heer Lejeune zijn die rechters dan nog enkel goed om in burgerlijke zaken te zetelen, dat zijn bijgevolg maar halve rechters meer, die dan ook zouden verdienen maar half betaald te worden. (Gelach, teekens van goedkeuring).
Maar mijnheeren, wat zien wij hier al niet gebeuren, in ons kleine vaderland? Van den eenen kant, worden 500,000 Vlamingen, door éénen pennetrek, Walen, omdat men in het ministerie het stelsel aankleeft, dat een Engelschman die Fransch leert, zijne nationaliteit verliest en ophoudt Engelschman te zijn.
Van den anderen kant ziet men die mannen, die de wet moeten toepassen, haar schandalig verkrachten.
Tot dezen laatste zeg ik: Gij hebt recht op eerbied, omdat gij de macht hebt, maar wilt gij geëerbiedigd worden, begint dan met zelf achting en eerbied over te hebben voor datgene, waaruit gij uwe macht en uw gezag put. (Toejuichingen).
De heer advokaat Maurits Josson (Brussel). (Langdurig handgeklap en geroep: Leve Josson!) - Spreker vraagt verschooning aan de vergadering, indien zijne taal soms wat onzuiver en gewrongen uit zijnen mond moest komen. Hij is een onvrijwillig slachtoffer der verfranschte opvoeding.
De heer De Beucker. - Wij zijn vergevensgezind voor wie zijne gebreken erkent! (Bravos.)
De heer Josson doet op zijne beurt uitschijnen, dat het gebruik van het Vlaamsch voor de rechtbank, in Vlaanderen, wet is, en dat des niettegenstaande die wet dagelijks door de rechters wordt verkracht.
Op wat steunen die heeren rechters zich, om zoo te handelen?
Waar is de rechtswet, die zegt dat de beschuldigde de beschuldiging niet verstaan moet? Nergens.
| |
| |
Zoo laten de Vlamingen zich behandelen sedert 60 jaren.
Spreker haalt de woorden aan van den heer Lejeune, die zelfs bekend heeft dat het terugstootend is te moeten hooren, dat personen veroordeeld worden, zonder dat zij hun vonnis verstaan hebben.
De bladen hebben dien schandigen toestand aangeklaagd, de Vlamingen zonden duizenden vertoogschriften naar de Brusselsche balie, maar niets hielp, immers, meest al deze heeren zijn franskiljons; onder hen bevindt zich de heer Bara die gezegd heeft:
Wij hebben reeds het Vlaamsch te Brussel gedood, hetzelfde lot wacht gansch de provincie. (Awoert).
Hierna haalt spreker een aantal voorbeelden aan van lieden, die bekenden geen woord verstaan te hebben van gansch de zaak en die nochtans door de rechtbank veroordeeld werden.
Hij klaagt ook de rechters Robaeys en Behaghel aan.
Eerstgenoemde (voorzitter), sloeg onlangs met de vuisten op tafel, omdat een beschuldigde bekende geen Fransch te verstaan.
Laatstgenoemde (ondervoorzitter), spotte openlijk met de policiekommissaris van St Jans-Molenbeek, omdat deze een Vlaamsch proces-verbaal had opgemaakt.
Volgens nauwkeurige opgemaakte statistieken, zijn sedert 3 Mei ll., te Brussel niet min dan 3000 beschuldigden tegen de wet, in 't Fransch veroordeeld.
Hoe komt zulks? zal men vragen. Het antwoord is dit: omdat 6 ambtenaren en 5 rechters met onze penningen betaald, zich boven de wet stellen. Wat moet er gedaan worden?
Van het Belgisch bestuur zullen wij nooit voldoening krijgen, daarom moeten Wij aan het volk zijne rechten en plichten doen kennen en eens dat het volk volkomen ingelicht en zijnen toestand en eigenwaarde bewust zal wezen, zal het die plichtvergetende rechters wegschuppen. (Langdurig en geestdriftig handgeklap en kreten: Leve Josson!)
De heer De Beucker geeft lezing van de volgende bijtredingen en ingekomen stukken:
't Land van Riem van Aalst, de Taalgilde (idem,) de Liersche taalgilde, de Studenten der vrije scholen van Antwerpen, de Leerlingen van het Antwerpsch Jezuïeten kollege, de Burgersgilde van Boom, de Vlaamsche kring van Meenen en de heer Theelen treden allen den Landdag bij.
De heer Du Catillon bekomt nog eens het woord, om twee zware overtredingen der Coremans-wet aan te klagen.
Te Oudenaarde verstaat een Waalsche substituut zich met de advokaten, om moedwillig rechtskwestiën op te werpen, ten einde het recht te hebben in 't Fransch te mogen rekwireeren.
Te Kortrijk mag de burgerlijke partij ook Fransch spreken en de rechters mogen daar Fransche dagvaardigingen opstellen.
Te Dendermonde, Ieperen, Oudenaerde, Veurne en Brussel worden gedurig de rechten der Vlamingen en de wetten des lands miskend.
Hij stelt voor dat de Vlamingen eenig geld zouden uitleggen om op de gerechtszalen van bovengemelde steden, in vette letteren te doen schilderen: Hier kult men Frederik! ('t Is te zeggen de Vlamingen). (Gelach).
| |
3e Punt. - de wet over het hooger onderwijs.
De heer Alf. Desmet (Brussel), schrijver van den Landdag, schetst in duide- | |
| |
lijke bewoordingen af, op welke manier men het heeft aan boord gelegd, sedert de laatste 60 jaar, om Vlaanderen te verfranschen tot in het merg der beenderen.
Belgie, zegt hij, telt 2,700,000 Walen, en 2,900,000 Vlamingen. Wij zijn dus de meerderheid. Daarbij moet er nog gezegd worden, dat er 400,000 Franschsprekende Vlamingen zijn.
Er zijn in Vlaanderen 225 broeinesten van verfransching deze zijn: de Athenea, kollegiën en seminariën. De hof- en landbouwscholen zijn ook niet genaakbaar voor onze Vlaamsche zonen.
Zij kunnen niet aanvaard worden zonder een Fransch exaam af te leggen.
In de hoogescholen gaat het er nog erger toe. Daàr worden op de 221 vakken, 219 in het Fransch gegeven.
Dat moet veranderen. Alles hangt af van ons. Er zijn in Belgie te veel Vlamingen, die den Franskiljon spelen. (Ja! Ja!)
Gij zijt bereid, roept hij uit, ik zie het, Vlaanderen zijne eereplaats terug te geven! Wij zijn niet tegen het aanleeren van het Fransch en de vreemde talen; hoegenaamd niet, maar wat wij niet kunnen aannemen, wat wij niet willen, dat is, dat de hoogere en middelbare standen, de schoone Nederlandsche taal niet kennen!
Laat ons werken, mannen, om dit doel te bereiken en den groven staatkundigen misslag te herstellen, welken onze vaderen in 1830 begaan hebben. (Geestdriftige toejuichingen).
De heer Juliaan De Vriendt (kunstschilder te Brussel), wijst in eene dichterlijke en kloeke taal op de taalaristocratie, die zich, sedert meer dan 50 jaar van ons volk heeft meester gemaakt, tot onheil van den maatschappelijken toestand, want daardoor wordt de scheur die bestaat tusschen de richtende standen en het kleinere volk, grooter en grooter.
Wil de werker in de bevoorrechte standen opgenomen worden, dan moet hij aan zijne taal verzaken.
De maatschappelijke beschaving is en blijft voor hem gesloten.
Men denke er echter goed op na, - en dit woord richt spreker tot die personen van den hoogeren stand, die godsdienstige gevoelens bezitten - eene taal uitroeien, oen volk zijne vrijheid ontnemen, is de verkrachting van Gods wetten.
Is het niet pijnlijk om zien, dat personen, die anders met de beste gevoelens bezield zijn, niet begrijpen dat zij ons land verpesten door eene vreemde beschaving.
Wat brengen al die uitheemsche voortbrengselen hier mede? Zedebederf, ontwording en verbeesting, drie plagen die verwoesting van hart en geest te weeg brengen.
Ziet men dan niet, dat zij, die werken om ons tegen de verbastering te bevrijden, den goeden strijd strijden?
Wij willen elk overtuigen dat de sociale overeenkomst maar kan bestaan door de gelijkstelling van allen, bij middel van eene ééne en door allen gesproken taal.
Wij moeten vooruit op de baan van recht en rechtvaardigheid, onder de vleugelen der Grondwet en de inrichting van het hooger Vlaamsch onderwijs kost wat kost bekomen, omdat daardoor alleen, middel bestaat de kloof aan te vullen die tusschen de Vlamingen en de Walen is gegraven. (Langdurig handgeklap).
De heer advokaat Verhees (Brussel), zegt dat de pas sedert 15 maanden
| |
| |
gestichte Vlaamsche Bond van Brussel, zich bijzonder heeft onledig gehouden met de kwestie van het hooger onderwijs. De jonge kring heeft zijne stem niet alleen bij vrienden en kennissen, maar zelfs tot bij den minister, doen gelden.
Hij doet uitschijnen dat het hooger onderwijs, dat nationaal zijn moet, allen, grooten en kleinen vereenigt, gelijk in Duitschland.
Gij, hoogere standen, roept hij uit, komt tot het volk, spreekt zijne taal gelijk de priester sinds eeuwen in den predikstoel doet.
Om daar toe te geraken moeten wij eene Vlaamsche hoogeschool slichten.
Het is eene sociale, nationale zaak, ja eene natuurwet boven de grondwet verheven, dat het hooger onderwijs in de moedertaal gegeven wordt.
Hij dringt ten slotte aan op de vervlaamsching van het hooger onderwijs der doktoors van het leger, van die der krankzinnigengestichten en der veeartsen en spreekt den wensch uit, dat, wanneer de kwestie van het hooger onderwijs in Kamer en Senaat wêer zal ten berde gebracht worden, al de Vlaamsche volksvertegenwoordigers en senators handelen zullen gelijk de Brusselsche. (Langdurig handgeklap).
De heer Pauwels (Antwerpen). - De vervlaamsching van het onderwijs! bekomen wij dit niet, dan is alles nutteloos; al dat werk wordt dagelijks vernietigd. - Hij doet de uitzinnigheid uitschijnen van dit eeuwigdurend schermen met die zoogezegde vrijheid! Die lieden hebben twee malen en twee gewichten!
Wat is de vrijheid der Belgen?
Aan de Walen alle voorrechten in en door hunne eigene taal; de Vlaming kan niets met zijne eigene taal; wij moeten Fransch leeren, willen wij iets worden! Is dat vrijheid en gelijkheid?
Heer De Volder, hoe zullen de studenten eenen Vlaamschen leergang van strafrecht en strafrechtspleging kunnen volgen, wanneer zij, daar verbasterd in de middelbare scholen, het noodige Vlaamsch niet hebben aangeleerd; wij vragen het u?
Spreker drukt de hoop uit dat de Senaat wijzer zal handelen dan de Kamer.
Hij brengt ook de verheugende tijding aan, dat de heer Jacobs den Nederduitschen bond bijtreedt; hij is eerlijker en verstandiger dan de heer Woeste; hij zal zijnen invloed gebruiken om de voorstellen van Coremans te doen stemmen, niettegenstaande de aanvallen van den Patriote, die onzen leider, (J. De Beuker,) eenen individu genoemd heeft. (Luide toejuichingen).
Alwie geene volksvertegenwoordigers met der daad zijn, dat zij er van door trekken.
Wij willen niet meer stemmen voor mannen die ons program niet bijtreden; zweert dit mannen! (Ja! ja!)
De senators of de kamerleden die er tegen stemmen moeten weg!
Kunt gij zulks niet doen, roept ons ter hulp, wij zullen u bijstaan met raad en daad, om die meineedigen van hunne zetels te werpen. (Toejuichingen).
Spreker handelt ook nog over het voorstel Begerem en bespreekt het feit van den Gentschen student Willems. De jury verstond hem niet en hij mocht zijn exaam in het Vlaamsch niet afleggen.
Hij besluit met de twee volgende voorstellen, of beter, wenschen:
1o Dat voortaan alle juryleden der hoogere scholen voldoende Nederlandsch zullen moeten kennen.
2o Dat binnen kort de dag moge aanbreken, dat al onze afgevaardigden in de Kamer zich van de Vlaamsche taal bedienen. (Langdurige toejuichingen).
De heer K. Verhaeghen (Aarschoot), verklaart geene uitnoodiging tot den
| |
| |
Landdag te hebben ontvangen, en spreekt eene korte redevoering uit waarin hij wijst op de noodzakelijkheid alle franschgezinde volksvertegenwoordigers door de Vlaamsche mannen te vervangen.
De heer advokaat E. Vander Mensbrugge (Gent) zegt maar eenige woorden over de vervlaamsching van het onderwijs. Gij allen, roept hij uit, die heethoofden zijt, volgt mij en vraagt met mij dat men onze kinderen ophoude te verbasteren.
Het officieele onderwijs en ook het vrij moet vervlaamscht worden.
De Franschen zelf moeten hunne spelling vereenvoudigen, zij moeten hunne taal gemakkelijker maken, omdat zij in den bol der Fransche kinderen niet meer wil, en hier is men dom genoeg het hoofd onzer Vlaamsche kinderen met die vreemde waar, die zelfs onnuttig en onbruikbaar in Frankrijk wordt geacht, vol te stoppen. (Bravos).
Ik ben geen aanhanger van de herziening der grondwet, doch als men ons opwerpt dat het inwilligen van de rechten der Vlamingen tegen de grondwet is, wel dat men ze dan maar verandere!
Voortaan moet gewerkt en hard gewerkt worden om onze grieven te doen verdwijnen, en het beste middel daartoe te gebruiken, in ons te verzekeren van de mannen welke wij naar de Kamers zenden: Onze stem niet meer geven aan die mannen die Woeste's woorden goedgekeurd en met hem gestemd hebben, ziedaar onze leus! (Handgeklap).
De heer H. Plancquaert (Wortegem) meent dat men uit de laatste stemming der Kamer moet besluiten dat er maar vier echte Vlamingen in de Kamer zetelen.
Hoe komt zulks, omdat men niet meer luistert naar ons: men is gewoon ons te hooren klagen.
Staken wij dus dit uitzinnig werk. Geene woordenkramerij meer, men vraagt daden.
Wij moeten te allen koste den strijd aangaan tegen de bedorven aristocratie die zich te groot en te verheven acht om hare moedertaal te spreken.
Onze strijd is een politieke, sociale kamp.
Zonder Gent en Antwerpen kan het ministerie niet voort. Zetten wij den nijper op den neus van de volksvertegenwoordigers dier beide steden. Zeggen wij hun dat wij van hen de bekoming onzer rechten, de verdwijning onzer grieven eischen, zooniet dat hun rijk ten einde is.
Tot nog toe waren de flaminganten rechte goedzakken; onder hen treft men vele kinderen en ouderlingen aan; die mogen rusten, de beurt is aan de moedige jongelingen gekomen!
De groote arrondissementen moeten eerst vervlaamscht, de kleinen zullen volgen en het ook worden.
Kunnen wij, katholieken, een katholiek ministerie omverwerpen? zal men ons vragen.
Daarop antwoord ik. Ik ben katholiek, maandelijks ga ik te biechten en te communie, dagelijks woon ik de mis bij, ehwel, ik verklaar hier openlijk, dat ik moed genoeg heb om de hand te geven aan wie het ook zij, en ons te verzetten tegen eene schandige uitbuiterij van eerlooze politieke mannen, die, niet alleen op Vlaamsch gebied, maar zelfs onder godsdienstig oogpunt, maar al te dikwijls flauw vallen en in de kaart onzer vijanden spelen.
Dat duurt reeds 60 jaar; 't is te lang; die zulks onderstaat, is een lafhartige of een domkop.
| |
| |
Wij moeten feiten hebben. Wij moeten onze senators, volksvertegenwoordigers, provincie- en gemeenteraadsleden bestormen en aanvallen en zelfs onzen koning de waarheid zeggen, in den vooravond van zijn jubelfeest.
De vrees is dikwijls het begin der wijsheid! (Langdurig handgeklap en herhaalde bravos).
De heer Van Meckebeke (Brussel) spreekt over de verfransching van Brussel en voorsteden, die samen nagenoeg 500,000 inwoners tellen.
De verfransching neemt toe, laat ons in krachten verdubbelen, zegt hij, en ons best doen om de Fransch-Belgische pers van de eerlijkheid onzer streving te overtuigen.
Hij somt een aantal grieven op, die zouden moeten verdwijnen. (Handgeklap).
De heer Hendrickx (Leuven) toont de bron aan van al onze onheilen: 't is het onderwijs.
Da Patriote, die groote flamingant, was er ook bij om ons gelijk te geven, toen er spraak was van de theorie, maar, als men van de praktijk gewaagt, dan maakt de Patriote rechtsomkeer.
De heer Coremans heeft aan Bara beloofd dat de vrije gestichten ook zouden vervlaamscht worden. Die tijd is thans gekomen.
De heer Woeste, zegt hij, meent dat het tegen de Grondwet is en dat de vrijheid der Belgen wordt aangetast.
Maar, alle Belgen zitten in de Kamer niet en toch zijn zij allen gelijk voor de wet.
De heer Woeste heeft wel de werklieden beschermd tegen de bazen, was dat ook niet tegen de vrijheid der bazen handelen? (Langdurig handgeklap).
Hij sluit met aan te dringen op de stemming der voorstellen van den heer Coremans.
De heer De Visschere (Brugge) zegt ook eenige woorden over het Vlaamsch in het gerecht en stelt voor verzoekschriften aan minister Lejeune te sturen, waarbij gevraagd wordt dat de rechters die de wetten overtreden en weigeren ze na te leven, gestraft zouden worden, en spreekt ten slotte den wensch uit, dat, binnen kort, Vlaanderen moge begiftigd worden met eene staats- en vrije Vlaamsche hoogeschool.
De heer De Beucker meldt nog dat de Vlaamsche bond van Brussel, In Vlaanderen Vlaamsch van Schaarbeek, De Tieltsche Grievenbond en de heer De Veen, van Antwerpen, allen den Landdag bijtreden.
Daarna leest hij de voorstellen en besluiten van den Landdag voor, die allen zonder onderscheid door de vergadering worden aangenomen.
Hij meldt ook dat de kosten van den Landdag gedragen worden door de verzekeringsmaatschappij Neerlandia, die 20 per honderd afstaat op hare winsten aan het bestuur der Landdagen. (Toejuichingen).
De heer Prayon meldt dat de heer Reinhard, die sinds eenige weken ziek is, eenen brief heeft gezonden, waarbij hij zich aansluit bij de werkingen der Vlamingen.
De heer De Beucker zegt eenige woorden vol bezieling en geestdrift, om de mannen aan te vuren in den strijd.
Men is, roept hij uit, altijd bereid de samenwerking van katholieken en liberalen, op Vlaamsch gebied, af te keuren, maar wat zien wij in de Kamer: goede katholieken geven daar wel de hand aan hevige liberalen om ons te bestrijden.
Waar katholieken en liberalen mogen samenwerken voor het kwade, dààr
| |
| |
mogen, ja moeten wij het ook doen voor het goede (Langdurige en geestdriftige toejuichingen).
De vergadering wordt geheven; 't is kwaart na drie ure. Men zingt den Vlaamschen Leeuw en zwaait met vaandels, hoeden, klakken en zakdoeken.
| |
In Vlaanderen Vlaamsch.
Ziehier de besluiten, welke de Landdag genomen heeft en welke de heer De Beucker bij het einde der zitting ter goedkeuring aan de vergadering heeft onderworpen:
Overwegende dat de Vlaamsche taalgrieven behoorlijk kunnen hersteld worden, alleen door de volledige en eerlijke toepassing van al de hervormingen, besloten in de verklaring der rechten van den Vlaming, op den Landdag te Antwerpen, van 10 Februari 1889, afgekondigd;
Overwegende nochtans dat die hervormingen trapsgewijze en naar gelang der omstandigheden dienen ingevoerd te worden;
| |
De Landdag,
Bekrachtigt ten volle voormelde verklaring der rechten van den Vlaming;
Ja, als punten van onmiddellijke en dringende toepassing, vraagt:
A. Vlaamsche gemeenten.
|
1o | Dat het koninklijk besluit van 3 Mei 1889 gewijzigd worde met inachtneming der volgende regels:
a) | Benoorden de grenslijn tusschen het Walenland en de Vlaamsche gewesten zullen er geene Waalsche enclaven mogen zijn, geene gemeenten onder het Waalsch regiem gesteld. |
b) | Bij het afteekenen der grenslijn zal men als Vlaamsch de gemeenten beschouwen, waar minstens de helft der inwoners de Vlaamsche taal spreken, zonder te letten of er zich onder hen ook personen bevinden, die tevens het Fransch min of meer kennen. |
|
2o | Dat men de grenzen van zekere provinciën, arrondissementen en kantons wijzige, ten einde te beletten de Vlaamsche gemeenten van Waalsche hoven en rechtbanken zouden afhangen. |
3o | Dat de provincie Limburg bij het rechtsgebied van het beroepshof van Brussel worde gevoegd. |
B. Rechtswezen.
|
1o | Dat men art. 10, 3 en 7 der wet van 3 Mei 1889 over het gebruik der Vlaamsche taal in strafzaken afschaffe, aangezien het gebleken is dat verscheidene rechtbanken de haar toegekende macht, om in buitengewone gevallen het gebruik van het Fransch toe te laten, misbruiken, ten einde de voorschriften der taalwet te ontwijken en te verdraaien. |
2o | Dat de minister van justicie aan zijne onderhoorigen de prokureurs-generaals, prokureur des konings en hunne substituten, op straf van onmiddellijke afstelling ten strengste bevele op de uitvoering der taalwet een wakend oog te houden, zich tegen de overtredingen ervan te verzetten, akte te eischen van hun verzet en indien dat verzet door den rechter van de hand wordt gewezen, beroep in te slaan of zich in verbreking te voorzien. |
3o | Dat te dien einde door den minister aan de leden der parketten een omzend- |
| |
| |
| brief worde gestuurd met omstandige onderrichtingen nopens alle gevallen, welke zich in de rechtspleging kunnen voordoen. |
4o | Dat er zonder verwijl doortastende maatregelen worden genomen om de schaamtelooze en stelselmatige verkrachting van art. 13 der taalwet door de strafkamers der rechtbank van Brussel te doen ophouden en desnoods om die magistraten in openlijken opstand tegen 's lands wetten naar verdienste te straffen. |
5o | Dat in het arrondissement Brussel, zoowel als in de overige Vlaamsche gewesten niemand meer, tot welke rechterlijke bediening ook, of tot het notarisambt worde toegelaten, indien de kandidaat op voorhand niet bewezen heeft dat hij eene grondige kennis der Vlaamsche taal bezit; dat dezelfde regel worde gevolgd voor het aanstellen der raadsheeren, die, in het hof van beroep te Brussel, de provinciën Antwerpen en Brabant vertegenwoordigen. |
C. Onderwijs.
|
1o | Dat zij die hunne studien in de Vlaamsche gewesten hebben gedaan, bij hunne intrede in de hoogeschool, het bewijs leveren dat zij in een gesticht hebben gestudeerd onder het beheer der taalwet van 1883 gesteld - of over minstens twee vakken een exaam in de vaderlandsche taal afleggen. |
2o | Dat, in afwachting dat er eene Vlaamsche veeartsenijschool worde ingericht, er in de school te Curegem een niet verplichtende leergang van Nederlandsche vakwoorden worde gegeven. |
3o | Dat er in de Vlaamsche gemeenten niemand meer tot rijksveearts zal mogen benoemd worden indien hij in 't Nederlandsch geen exaam heeft afgelegd over de vakwoorden, voor alles wat aan de veeartsenijschool wordt onderwezen. |
4o | Dat er in het Vlaamsche land, ten gerieve van de Vlaamschsprekende bevolking een volledig Vlaamsch land- en tuinbouwkundig onderwijs worde ingericht. |
5o | Dat het recht der Vlaamsche studenten om alle akademische examen in hunne moedertaal af te leggen, doelmatig worde erkend en gewaarborgd. |
Gelast het uitvoeringskomiteit van het hoofdbestuur der Vlaamsche, landdagen de noodige maatregelen te nemen om de bovenstaande beslissingen ruchtbaar te maken en bepaaldelijk ter kennis te brengen van de staatsregeering en van de wetgevende Kamers.
Onderstaande besluiten door den heer Maurits Josson, advokaat, neergelegd, werden insgelijks aangenomen.
De algemeene Landdag te Brussel gehouden op den 23 Februari 1890 besluit:
1o | De uitslagen vastgesteld door de statistieken, opgemaakt met het oog op de niet uitvoering der Vlaamsche strafrechten door de Brusselsche rechters, zullen bij middel van plakbrieven ter kennis der inwoners van het arrondissement Brussel gebracht worden. |
2o | In elke gemeente van het gezegd arrondissement zal ten minste een plakbrief aangeplakt worden. |
Karel Lybaert.
|
|