De Vlaamsche Kunstbode. Jaargang 20(1890)– [tijdschrift] Vlaamsche Kunstbode, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende II. Droomerij. Lijk 't bloemken dat opent zijn kelkjen aan 't licht, Zoo opent het de oogskens 't ontwakende wicht En lachelt aan 't engelken teeder, Dat tuimlend in 't gordijntje hangt... En 't kraaiend kind de vuistjes prangt En schommelt zich henen en weder. Lijk leliënkelken als 't zonneken daagt, Zoo opent zij de oogen de ontwakende maagd En groet het geborene heden... Zij denkt aan vreugde en liefde rein, Aan huwelijk en kindjes klein, En knielende suist zij gebeden... Lijk 't vogelken dat op het nesteken ligt, Zoo opent zij de oogen de moeder aan 't licht En blijft op het kindeken staren... Haar harte klopt, haar boezem zwelt, De traan langs hare wangen snelt, En droomen die komen gevaren. O kindeken zoet, dat uw moederken vraagt; Van liefde en van kindekens droomende maagd; O moeder, gij beeld onzer zielen, Gij zijt aanbiddelijk en schoon, Zoo edel als een leliekroon Waar zilveren stralen op vielen... Piet van Assche. Antwerpen. Vorige Volgende