| |
| |
| |
Kroniek.
Tooneel- en letterkunde.
- Koninklijke Vlaamsche Akademie. - Op 19 December hielden de leden van dit geleerd lichaam hunne maandelijksche vergadering.
Men ging erin over tot het benoemen der dubbele lijst kandidaten, welke den Minister zal aangeboden worden, en waarvan hij dan zelf, zeven leden benoemen zal, die de kommissie moeten uitmaken, gelast met het toekennen van den vijfjaarlijkschen prijs van Vlaamsche letterkunde.
Werden gekozen, de heeren P. Willems, Roersch, Stallaert, Alberdinck-Thym, Th. Coopman, Dr A. De Vos, Lod. Matthot, J. Micheels, Daems, Broeckaert, Van Droogenbroeck, J. Obrie, Van Even en P. Genard.
Daar de heer Dr A. De Vos verklaarde geen deel te kunnen maken van den jury, werd pastoor Dr H. Claeys in zijne plaats benoemd.
Daarna ging men over tot het benoemen van twee briefwisselende leden en een buitenlandsch eere-lid.
Werden gekozen: voor de eerste openstaande plaats van briefwisselend lid, de heer Dr Karel De Gheldere, geneesheer en letterkundige te Koekelaere.
Voor de tweede plaats, de heer V.A. Dela Montagne, letterkundige te Antwerpen.
Voor de plaats van buitenlandsch eere-lid, de heer Dr Fruin, letterkundige te Leiden.
Er werd ook verslag gedaan over de beantwoording der prijsvragen.
Slechts een prijs werd toegekend, namelijk aan den schrijver van het stuk in beantwoording op de vraag:
Schrijf de nauwkeurige en volledige studie over het gebruik van het persoonlijk voornaamwoord Du en Dijn, bij de middelnederlandsche schrijvers.
De bekroonde is de heer Hippoliet Meert, leeraar aan het stedelijk kollegie te Ieperen.
De vragen: schrijf eene lofrede op Jan Frans Willems, en lever eene verhandeling over den oorsprong der hedendaagsche Belgische vrijheden, werden wel is waar, beantwoord, doch de ingezonden stukken werden door de leden der wederzijdsche jurys onwaardig geacht voor de bekroning.
De heer J. Obrie deelde ten slotte een schrijven mede van doktor De Vries, aan hem persoonlijk gericht, waarin hij officieus de leden der Koninklijke Vlaamsche Akademie bedankt over het vereerend adres dat hem door dit lichaam werd gezonden, ter gelegenheid van zijn jubelfeest, adres dat hem op dien dag, schrijft hij toch zoo aangenaam verraste.
Hij hoopt weldra dit blijk van achting, vriendschap en waardeering te kunnen beantwoorden.
- Vrijdag 20 December, om 2 ure, had de jaarlijksche, algemeene en openbare vergadering plaats der Koninklijke Vlaamsche Akademie.
Een honderdtal belangstellenden vervulden de zaal. Onder dezen bemerkten wij, de heeren R. de Kerckhove, Goeverneur van Oost-Vlaanderen, Libbrecht, voorzitter van den provincieraad van Oost-Vlaanderen, De Reu, Mussely, Eeman, Limpens, allen leden der bestendige afvaardiging van Oost-Vlaanderen, senator Lammens, De Maere-Limnander, voorzitter van de Taal is gansch het Volk, hoogleeraren Dr Boucqué en De Ceuleneere, Vanderhaeghen, zoon, hoogleeraar, H. Plancquaert, ingenieur Fabri, voorzitter van den Snellaertskring; advokaat
| |
| |
Karel Van Acker, Alfons Siffer, Van Syngel, rustend hoofdonderwijzer der stad Gent; pater De Beck, Arthur Verhaeghe, Carlier, van Roeselare; eenige geestelijken, een zestal studenten van 't Zal wel gaan, twee damen van akademieleden, namelijk, mevrouwen: De Vos en Hansen en verders eenige studenten, bouwkundigen en Vlaamschgezinde advokaten.
Enkele akademiekers deden zich, uit hoofde van ongesteldheid, verontschuldigen.
Om half drie opende de heer Em. Hiel, in afwezigheid des heeren J. De Laet, de vergadering en bedankte in hartelijke woorden den heer gouverneur, die niet eene gelegenheid laat voorbijgaan zonder aan de leden der Vlaamsche Akademie zijne levendige belangstelling te betuigen. Hij herinnerde in korte doch gepaste woorden, dat de heer de Kerckhove, ter gelegenheid der stichting van de Akademie, dezes leden te zijnent zoo goed, zoo hartelijk, zoo echt Vlaamsch heeft ontvangen.
Hij bedankte ook den heer De Maere-Limnander, den talentvollen ontwerper van Brugge-zeehaven, die er aan houdt al de openbare bijeenkomsten der Akademie met zijne tegenwoordigheid op te luisteren.
Tot slot bedankte hij de aanwezigen voor hunne talrijke opkomst.
Daarna deelde de heer de Potter een schrijven mede van den heer Minister van Binnenlandsche Zaken, die, uit hoofde der huidige bespreking van het graduaat, in de Kamer, verhinderd is naar Gent te komen.
De heer doktor August Sniedêrs las de openingsrede voor van den heer J. De Laet, door ziekte verhinderd de zitting bij te wonen.
De heer Em. Hiel, die zijne spreekbeurt met die des heeren De Vos verwisseld had, kwam daarna aan het woord en droeg zijn lyrisch monodrama Agnes Bernauer, voor.
't Is een schoon onderwerp, welk de dichter stout heeft aangegrepen, waarin hij gansch zijne dichterlijke ziel heeft uitgestort en dat waarlijk prachtig geschilderde toestanden bevat.
Het groote aantrekkingspunt der vergadering, was echter de voordracht of causerie - redevoering is het niet, - over: Veel schrijven in zake van fraaie letteren, door dr Amand De Vos, (Wazenaar.)
Toen de heer De Vos zijn stuk begon te lezen, keken de toehoorders elkaar verwonderd aan. Dit was geene stijve, zoogezegde deftige, pedante, akademische redevoering, 't was een ernstig, doortastend, op sommige plaatsen bijtend en tevens luimig tafereel van wat er zooal op letterkundig gebied wordt geknutseld en gekneuteld.
Hoe flink bracht hij, wel is waar in bedekte bewoordingen, maar toch duidelijk genoeg om den ingewijden de bedoelde personen te doen kennen, hulde aan den onvermoeibaren Westvlaamschen zanger, den letterkundigen opdelver Gezelle, aan pastoor Claeys, den geestdriftigen bewonderaar en ontleder van Vondel, aan kanunnik Daems, den pittigen monnik, dichter van Luit en Fluit, aan de oudheidsnavorschers De Pauw, Van der Haeghen, Gaillard, Mathot, De Potter en Broeckaert, aan den gazettiersbaas, Dr Aug. Snieders.
Hoe hel klonk zijne stem, toen hij den dichter van Makamen en Gazelen, Jan Ferguut en den taaien en onvermoeibaren opspoorder van den taalstrijd hier en elders, den heer Theophiel Coopman, in eenen en denzelfden bloemenkrans omsloot, ja dat alles was prachtig, overheerlijk, dichterlijk.
Maar, hoe bijtend klonk zijn afkeurend woord, toen hij honderden onbeduidende schrijvelaars, die toch nooit het middelmatige zullen te boven komen, aanraadde de pen neer te leggen en te werken voor hun brood.
| |
| |
Hoe juist schilderde hij sommige heeren gazetschrijvers af, in hunne vaak al te weinig belangstellende houding tegenover schrijvers van talent; en de uitgevers dan? die werden niet vergeten. Zij ook kregen hun deel en, laat het ons zeggen, het pluimke(!?) welk zij kregen, was even wel en veel verdiend, als dat welk de heeren krantenkrabbelaars bekwamen.
Zijn verwijt aan de verbasterde Vlamingen die, door moeder fortuin ruimschoots bedeeld zijn en al hunne centen verspillen aan uitheemsche vodderijen, die hier, bij karrevrachten, worden binnengesmokkeld, was ook maar al te wel verdiend.
En de oproep, of beter de vrome wensch, waarmede hij zijne puike voordracht besloot en waarin hij zelfs, voor enkele stonden, het letterkundig en kunstterrein verliet en den vasten voet waagde op maatschappelijk gebied, was echt goddelijke spraak.
Kortom, moge de wensch van Dr De Vos verwezenlijkt worden, dan zal België eens aan den spits der beschaafdste en ontwikkeldste volkeren van gansch den aardbodem fier en glansrijk prijken.
De bijval, welke den spreker te beurt viel, bewees overigens genoeg dat hij volkomen verstaan, begrepen en gewaardeerd werd en zijne zienswijze bij allen deelneming ontmoette.
De heer Meert, de bekroonde leeraar te Ieperen, was door ambtsbezigheden verhinderd, den palm zijner overwinning uit de handen des voorzitters te komen afhalen.
De heer H. Plancquaert die voor zijn drama Karel de Goede bekroond werd in den driejaarlijkschen wedstrijd voor Vlaamsche tooneelletterkunde, ontving zijne medalie en daarmeê was deze belangrijke, opwekkende en genoeglijke letterkundige bijeenkomst gesloten.
- Tooneelverbond. - Den 26 December ll. kwamen eenige tooneelletterkundigen te zamen met het doel eenen bond te stichten tot het behartigen van hunne te lang verwaarloosde belangen. Op 11 Januari werd eene tweede zitting gehouden, waarop tot de definitieve inrichting van den bond overgegaan werd.
- Tusschen de namen van de personen, die met het burgerkruis vereerd werden voor 35 jaren dienst, troffen wij in het Staatsblad van 31 December ll., onder meer, diegene aan der heeren J.A. Van Droogenbroeck en A.C. Van der Cruyssen, twee verdienstelijke onzer Zuid-Nederlandsche schrijvers.
- Van het Elymologisch Woordenboek der Nederlandsche Taal, door prof. Franck, is de zesde aflevering verschenen, gaande van Mode tot Raket.
- Van het Woordenboek der Nederlandsche Taal is van de 3e reeks de 15e aflevering verschenen, loopende van Gezond tot Gitzwart. Met deze aflevering is het vierde deel compleet; het begint met de letter G en is bewerkt door de heeren M. De Vries, E. Verwijs, P.J. Cosyn, A. Kluyver, A. Beets en J.W. Muller.
- Een Vlaamsche kring uit Antwerpen heeft een verzoekschrift gezonden naar het gemeentebestuur van Eekloo, opdat aldaar een standbeeld zou opgericht worden aan K.L. Ledeganck, den zanger van de Drie Zustersteden.
- De heeren Jan van Droogenbroeck, Pol de Mont en Dr Schaapman werden, in vervanging van wijlen Désiré Delcroix, Jan van Beers en Alberdingk Thijm, tot leden benoemd van de kommissie, aangesteld om de uitgave van het groot Nederlandsch Woordenboek te bespoedigen.
- Het treurspel in 3 bedrijven: Eene Koningsdochter van Alfons Dekkers, alsook het drama in 4 bedrijven Haat en Liefde van August Hendricx, zijn tot het genot der staatspremien toegelaten.
| |
| |
- Wij vernemen dat in éenen bundel al de redevoeringen van den heer Edw. Coremans, door hem in de wetgevende Kamer sinds 1869 tot heden uitgesproken, kortelings het licht zullen zien, vertaald naar den oorspronkelijken tekst der Annales parlementaires, en met belangwekkende bijzonderheden en nota's toegelicht.
| |
Beeldende kunsten.
- Prijs des Konings. - De prijs des konings, 25,000 fr., is nogmaals toegestaan, en wel aan de heeren De Taeye, vader en zoon, leeraars bij de Hoogere School voor Schoone Kunsten van Antwerpen.
Het werk der heeren De Taeye beslaat 500 blz., en is getiteld: ‘Studie over de beeldende kunsten in België, beschouwd in hunne grondbeginselen, hun onderwijs, hunne toepassing en hunnen vooruitgang in de toekomst.’
Het verslag van den wedstrijd, opgesteld door den heer Rousseau, spreekt met grooten lof over het werk der twee bekroonden.
- Bij den brand van 's Konings Paleis te Laken zijn verscheidene kunstwerken van groote waarde vernield of beschadigd geworden. De levensgroote portretten van den koning en de koningin, door Gallait, de schetsen der schilderijen van het Senaat, familieportretten van Wintesthal, enz., zijn vernield.
Er is ook eene schilderij van Hobbema totaal beschadigd, verbeeldende een landschap in Friesland; zij had eene waarde van 150,000 fr. Zijn nog vernield: een portret van Duquesnoy, door Van Dyck; een portret van den schilder De Vos, ook door Van Dyck; de instelling van het Gulden Vlies, door Leys; een portret van prinses Clementina, door Gallait; Homerus, door Ingres; de Kinderen en de Katten, van Frans Hals; en een beeld, van Godecharle.
- Onze Vlaamsche kunstenaar Theodoor Verstraeten, de gekende landschapschilder, is ridder der Leopoldsorde benoemd.
- Het prachtige tafereel Monding der Schelde van Alfred Verwee is voor 14000 fr. verkocht aan M. Dimenet, nijveraar.
- De jonge kunstschilder Frans Van Damme, heeft de gouden medalie bekomen op de tentoonstelling van Geneve.
| |
Toonkunde.
- Peter Benoit in Engeland. - Benoit te Londen. - De Lucifer is te Londen in Albert Hall opgevoerd met nog veel grooter bijval dan de eerste maal verleden zomer. Zoo spreken de Engelsche bladen en slaan waarlijk eene geestdriftige noot aan. Allen betreuren slechts dat Blauwaert, die ongesteld was, den rol van Lucifer niet vertolkt hebbe, en de Antwerpsche tenor De Bom, in de rol van Het Water, ook door een Engelschman vervangen werd. Maar koren en orchest, zeggen zij, waren prachtig. Waarlijk, de Lucifer is in Engeland ingeburgerd, en met hem onze groote Benoit.
Geen werk kon beter gekozen zijn dan Lucifer om den Engelschman in te nemen met onze nationale kunst en met onzen genialen toondichter. Lucifer valt in den toon van het grootsche godsdienstige oratorio, dat in Engeland, door Händel, eene soort van nationale instelling is geworden.
Ook moet het niemand verwonderen zoo dat prachtwerk eerlang de omreis der Britsche eilanden maakt en dan naar Amerika oversteekt en ook daar een triomf teweeg brenge voor zijnen schepper.
Ook is dit reeds bezig met gebeuren. Men zegt dat na Bradfort de beurt zal zijn aan Manchester, York, Liverpool, Dublin en later aan Amerika.
Ziedaar de voorspelling van Fetis volbracht: ‘Lucifer maakt de reis om de wereld.’
Maar wanneer zal dat alles, zal die zonneklare triomf onzer nationale Vlaamsche muziek ons Staatsbestuur eindelijk bewegen om aan de rechtsvordering
| |
| |
aller ware Vlamingen gevolg te geven met de stichting, te Antwerpen en onder Benoit, van een Staats-Conservatorium voor de Vlaamsche Muziek, ten behoeve van Vlaamsch België?
't Wordt tijd, als het hooger bestuur niet wil doen gelooven, dat het aan onze heerlijke kunstbeweging vijandig is en haren ondergang zou wenschen.
- Te Bradford. - In de tweede groote Engelsche stad, waar de Lucifer opgevoerd werd, heeft hij, zoo mogelijk, een nog grooteren bijval gehad dan te Londen.
Deze maal was Blauwaert hersteld en gaf aan den rol van Lucifer al zijn ingrijpend karakter.
De uitvoering is waarlijk grootsch geweest en de bijval een echte triomf.
Na Nieuwjaar zal nu nog eene derde uitvoering te Londen plaats grijpen en later nog in andere steden.
Benoit heeft Engeland muzikaal veroverd en hij is nu voornemens de heele jonge Vlaamsche muziekkunst door de bres te doen binnenstormen, die hij in de Engelsche harten heeft geslagen.
De Bradford Observer bevat eene geestdriftige beoordeeling van het werk van den Vlaamschen meester, die de uitvoering bijwoonde. Herhaaldelijk was Peter Benoit het voorwerp van zeer vleiende betoogingen.
‘De heer Benoit, zegt de Observer, is nog niet lang in Engeland gekend, doch in zijn eigen land is hij de eerste tusschen de meesters in de muziek. Het is de heer Barnby, die de Stanley is geweest van den heer Benoit, 't is te zeggen die hem voor Engeland ontdekt heeft en zijn Lucifer voor de eerste maal te Londen in den Albert Hall ten gehoore bracht.
Het blad spreekt verder over de ‘reusachtige lijnen van dit machtige gewrocht’ en geeft eene beschrijving van het gedicht van Emmanuel Hiel. Ook maakt het eenen uitbundigen lof van den Vlaamschen zanger Blauwaert.
| |
Sterfgevallen.
- Nederlands uitstekende dichter, Jan Jacob Lodewijk ten Kate is einde December te Amsterdam kalm en zacht ontslapen. Hij was geboren te 's Gravenhage, den 23n December 1819. Een paar dagen voor zijn overlijden vierde hij zijn zeventigste verjaardag, en, dewijl hij sedert eenige weken lijdende was, ontving hij de feestkommissie, welke hem hulde kwam brengen, op zijne studeerkamer.
De eere-voorzitter, de burgemeester van Amsterdam, huldigde zijnen vriend als eene grootheid in stad en land; Dr Laurillard prees zijnen collega als een' tooveraar in lied en taal en zang; terwijl de heer Hasebroeck, emer. predikant, zijnen collega in eene dichterlijke ontboezeming toesprak.
Als blijvend huldeblijk van dezen dag overhandigde de commissie den jubilaris een prachtig Apollobeeld, waarbij een prachtig album was gevoegd, met de namen der schenkers. Aan het hoofd daarvan kwamen voor HH. MM. de Koning en de Koningin, en de Prinses.
Z.M. benoemde den heer ten Kate tot commandeur in de orde van de Eikenkroon, terwijl de koningin en de prinses den jubilaris met hare portretten vereerden.
Ten Kate antwoordde kort op de toespraken. Hij zegde daarbij onder andere, dat de wolk, die over zijn feest hing, met een' lichtstraal was omzoomd, geschoten uit het hart zijner vrienden.
Zoo plotseling, eilaas, is de feestvreugde in rouw verkeerd!
Telkens wanneer ten Kate frissche voortbrengselen van zijn veel omvatteden geest in de wereld zond, luisterde Nederland met belangstelling naar zijne
| |
| |
betooverende taal. Meer dan het Zuiden weet het Noorden verzen te waardeeren, beeldrijk en welluidend als die van ten Kate, die kracht, gevoel en verbeelding paarde aan rijkdom van gedacht en een ongeëvenaard meesterschap over den vorm Van een en ander geven in de eerste plaats blijk zijne twee groote gedichten De Schepping en de Planeten, die te recht als zijne meesterstukken worden beschouwd. Maar niet minder geven van het laatste zijne vertalingen van de meesterstukken der oudere en nieuwere letterkunde een treffend blijk! Wij hebben ze maar voor 't noemen: Panpoëticon, bloemlezing uit de werken der voornaamste Europeesche dichters (2 deelen); Jeruzalem verlost; Andersen's Sprookjes; La Fontaine's Fabelen; OEhlenschlager's Correggio; de Hel van Dante Alighierie; Goethe's Faust; Milton's Paradijs verloren; Victor Hugo's Lyrische Poëzie....
Zijn afsterven is een gevoelig verlies, en de kunst van Neerland zal nog lang den rouw dragen over eenen heurer hartstochtelijke beoefenaars.
De vijf regels, in het laatste nummer van Eigen Haard door hem geplaatst, zijn de laatste geweest, welke deze rijkbegaafde dichter, die het Hollandsch welluidend maakte als het Italiaansch, gedicht heeft.
Wij halen dit zijn aandoenlijk afscheid van het leven nog eens aan:
Hoe velen zijn weg, die ik teêr heb bemind!
'k Ben eenzaam - maar toch niet alleen,
Want daaglijks vertroost mij een blijvende Vrind:
‘Geduld nog een weinig! Gij zijt toch God's kind,
Ik leidde u naar 't Vaderhuis heen!’
Hij heeft niet lang geduld noodig gehad.
- Mergaert. - Uit Brugge wordt het overlijden gemeld van M. Mergaert, kunstschilder, geboren te Handzame. Hij deed zijne eerste studien in de teekenschool van Roeselare, onder de leiding van den heer Horrie Deckmyn. Later behaalde hij den prijs van Rome.
Na talrijke reizen te hebben gedaan, vestigde Mergaert zich te Brugge, en muntte als portretschilder uit. Zijne groote schilderij, voorstellende de kristene martelaars in 't Elyseum van Rome, die zooveel ophef maakte, en hem Gallait's gelukwenschen verwierf, hoort toe aan de kerk van zijn geboortedorp.
| |
Nieuwe Uitgaven.
| Nieuwe Novellen van Rosalie en Virginie Loveling. 2e druk. Met platen van F. Van Kuyck. In-8o, 306 blz. Gent, Ad. Hoste.
Prijs fr. 2.50 |
- | Een Winter in het Zuiderland door Virginie Loveling. Met platen. Groot 8o, 320 blz. Gent, Ad. Hoste, uitgever.
Prijs fr. 6.00 |
- | Gedichten van Hilda Ram. In 8o, 316 blz. met 2 platen van H. Segers.
Prijs fr. 3.50 |
- | Vonken en Stralen, gedichten van Dr Eugeen van Oye. (1870-76). In-8o, 224 blz.
Prijs fr. 3.00 |
- | Gedichten door Frans de Potter. In-8o, 244 blz.
Prijs fr. 3,00 |
- | Eene Koningsdochter, treurspel in 3 bedrijven door Alfons Dekkers. In-8o 52 blz. Antwerpen, Jan Boucherij.
Prijs fr. 1.25 |
- | De Duivel uit het Slangenbosch, nagelaten dorpsverhaal door H. Conscience, voltooid door Mev. Antheunis-Conscience. In-8o, 296 blz.
Prijs fr. 1.50 |
- | Handboek voor het onderwijs der Nederduitsche taal. Opsteloefeningen verzameld en afgewerkt door J. Muyldermans. In-8o, 354 blz.
Prijs fr. 3.50 |
|
|