De Vlaamsche Kunstbode. Jaargang 18
(1888)– [tijdschrift] Vlaamsche Kunstbode, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 529]
| |||||||||||||||||||||||
Twee Santen in een folkloristischen tabbaard
| |||||||||||||||||||||||
I. Leven.Nikolaas werd op het einde der derde eeuw, te Patara, eene stad van Lycië in Klein-Azia, geboren. Vroeg wees zijnde deelde hij zijn vermogen onder de nooddruftigen uit. Van eene reis naar Palestina teruggekeerd zijnde, begaf hij zich naar Myra, hoofdstad van Lycië, waar hij als aartsbisschop (anderen zeggen als bisschop) gekozen werd. Het geloof verkondigende, ondanks het verbod der Roomsche keizers, werd hij door Diocletiaan vervolgd en Licinus deed hem verbannen en naderhand gevangen zetten. Door keizer Konstantijn op vrije voeten gesteld, bevond hij zich onder de kerkvaders, die in het Koncilie van Nicea (325) de leering der Arianen bevochten, kettersch verklaarden en Arius, met zijne twee volgelingen, Theonas (bisschop van Marmarica) en Secundus (bisschop van Ptolemaïs) naar Illyrië verbanden. In zijne metropolis weergekeerd, overleed hij er den 6n December 342 of 343. De R.K. Kerk heeft dien datum als Sint Niklaas' feestdag behouden. In het Oosten werd de afgestorven bisschop van Myra reeds lang als een heilige vereerd, toen in 1087 eenige kooplieden van Bari (hoofdplaats der provincie | |||||||||||||||||||||||
[pagina 530]
| |||||||||||||||||||||||
Terra di Bari, op de Adriatische zee) zijn lichaam medenamen en aldaar den 9n Mei aankwamen, welke dag, gelijk het kinderfeest van 6n December, ook als naamdag van St. Niklaas gevierd wordt. Sint Nikolaas is de patroon der kleine jongens, of liever hun vriend. Hij is ook de beschermheilige van het keizerrijk Rusland. Men heeft hem den bijnaam van Thaumaturgus - d.i. Wonderdoener - geschonkenGa naar voetnoot(1). | |||||||||||||||||||||||
II. SagenWaarom Sinter Klaas den bijnaam van Wonderdoener verwierf, zal blijken uit de volgende sagen of legenden. Wij geven er eenige, welke wij als ‘mirakels’ aangeteekend vinden, merkelijk verkort terug: A. Gedurende eene overvaart naar Palestina voorspelde St-Niklaas den zeelieden een hevig onweder. Toen de storm naderhand uitbrak en schrikwekkend woedde, stilde de Heilige hem door zijn gebedGa naar voetnoot(2). B. Drie krijgers, door keizer Konstantijn veroordeeld, die Sint Niklaas' macht hadden hooren roemen, smeekten in hun gebed hunne verlossing af. De bisschop verscheen in levenden lijve bij den keizer, joeg hem schrik aan door bedreiging en bevrijdde alzoo de gevangenenGa naar voetnoot(2). C. Binst het verblijf van St-Niklaas te Myra, werd deze stad eens door den hongersnood geteisterd. De bisschop, al zijne hulpmiddelen uitgeput hebbende, begaf zich naar de haven, waar vol geladen graanschepen lagen en vroeg elken gezagvoerder eenige mudden koren. Niet een schipper dorst het toestaan, dewijl allen last hadden met hunne volle lading te Alexandrië, voor rekening des keizers, binnen te loopen. De bisschop verzekerde hun dat de hoeveelheid graan niet verminderen zou, en nadat hij uit ieder schip eenige korven | |||||||||||||||||||||||
[pagina 531]
| |||||||||||||||||||||||
bekomen had, bestatigde men dat de lading dezelfde gebleven wasGa naar voetnoot(3). D. Tijdens een geweldig onweder riepen eenige angstige zeelieden de hulp van Sint Niklaas in. Deze verscheen onmiddellijk en bedaarde den storm. Toen de schippers aan wal stapten en hunnen beschermer in de kerk gingen bedanken, verscheen hij daar nogmaals bij hen en verzekerde dat zij hun behoud - niet aan zijne verdiensten - maar aan hun geloovig vertrouwen te danken hadden.Ga naar voetnoot(3) E. Een vader, wiens eenige zoon door eenen bedelaar vermoord werd, aanriep in zijne droefheid den goeden Sinter Klaas. De Sant kwam oogenblikkelijk bij en schonk het leven terug aan het doode lichaam des kindsGa naar voetnoot(3). F. Maken wij nog melding eener legende nopens St-Niklaas, alhoewel hij er noch feitelijk noch handelend in optreedt: Wanneer de Italiaansche kooplieden zijn graf te Myra openden om zijne beenderen naar hun land mede te voeren, vonden zij dezelfde in eene ‘welriekende olie’ drijven. Het uitvloeien zulker olie vernieuwde zich in Bari en vandaar de talrijke pelgrims, die zich telken jare naar die stad begaven, om door de ‘wonderbare geneeskracht’ dezer vloeistof hulp en verzachting te bekomen. Bovenstaande legenden zijn bij het volk, zoo niet gansch, ten minste gedeeltelijk onbekend. Ook is 't aan deze niet dat Sinter Klaas zijne faam van weldoener en kindervriend te danken heeft; 't zijn de twee volgende sagen welke hem die namen verwierven: G. Een krijgsman, oud-gediende van keizer Konstantinus, had drie schoone dochters, vol liefde en volleven. De oudste zong zijnen roem, de tweede las hem van zijn vroeger strijden, de jongste verhaalde hem over zijn edel voorgeslacht. Zóó waren allen gelukkig, door ouder-, kinder- en zusterliefde vereenigd, alhoewel er soms gebrek heerschte in de nederige woon. En toen de aanvallige meisjes huwbaar werden, kwam geen enkele jongeling hen tot vrouwe kiezen, wijl zij hem geen bruidschat konden bieden. Dit bedroefde diep den ouden vader, die somwijlen, wanneer de dochters ieverig bij | |||||||||||||||||||||||
[pagina 532]
| |||||||||||||||||||||||
't lampje te spinnen zaten, over de nare toekomst op zijne slaapsteê lag te droomen. Zekeren keer werd hij door een dof gerucht gewekt, en dewijl het lichtje uitgestorven was, zag hij niets maar vond bij zijn ontwaken, aan den voet des beds, eene goudbeurs waarop geschreven stond: ‘Een bruidschat voor de eerste!’ Des anderendaags vond hij weer eenen schat, waarop hij las: ‘Dit is voor uwe tweede!’ Wanneer ten derden male eene nieuwe beurs langs het zoldervenstertje doorviel, meende de vader, bij 't uitbreken der maan, de schaduw van Sinter Klaas te zien verdwijnen. De ouderling bewaarde 't geheim en toen hij grootvader geworden was, ging hij in gezelschap zijner kleinkindertjes den milden bisschop bedanken. Deze kuste en streelde de kleinen en gaf hun wat lekkers. Ziedaar waarom de Spaansche meisjes, bij huwenstijd, tot Sinter Klaas hunne beden richten en hem bloemen offeren, en waarom de naar lekkernij hunkerende kleinen, hun schoentje of blokje nevens hun bedje plaatsenGa naar voetnoot(4). H. Wij hebben de meest gekende sage over St Niklaas tot het laatst bewaard: Drij knaapjes, moê van aren te lezen, gingen bij eenen slachter een onderkomen zoeken voor den nacht. Ze werden door den man barsch afgewezen, toen de vrouw hem opmerkzaam maakte dat die jongskens misschien geld op zich droegen, welk men hun binst den nacht zou kunnen ontfutselen. De slachter riep de kinderen terug, ontving hen aan zijne tafel en liet hen te zijnent vernachten. Gedurende hunnen slaap vermoordde hij ze alle drij, hieuw de lichaampjes kort en klein en borg ze in eene vleeschkuip. Zeven jaar nadien kwam Sint Niklaas daar voorbij en vroeg den slachter herbergzaamheid. Deze ontving den reiziger zeer beleefd en hartelijk en wilde hem allerlei vleesch te nutten geven; doch de bisschop weigerde, zeggende: ‘Geef mij van 't gezouten vleesch, dat ge sinds zeven jaar in de tobbe bergt!’ De moordenaar wilde ter deuren uit, doch de Heilige weerhield hem en deed de zoutkuip vóór zich brengen. Hij legde drij vingers op den rand der tobbe. En 't eerste knaapje, | |||||||||||||||||||||||
[pagina 533]
| |||||||||||||||||||||||
oprijzend, sprak: ‘'k heb wel geslapen.’ Het tweede zei dit ook en 't derde volledigde. ‘Ik meende in 't Paradijs te zijn.’ Prudens Van Duyse heeft op vorige sage, als variante een lief kindersprookje gedicht, dat wij hier in proza overzetten. Eene moeder had drij jongskens, blozend van gezondheid, uiterst blij dat ze zich elken zaturdagavond in de groote waschkuip mochten reinigen, want dan was 't een geploeter en een geplasch dat de kleinen het uitkraaiden van pret! Sinter Klaas kwam er eens boven op, toen ze in de kuip zoo lustig aan 't spelen lagen. ‘Goed zoo, kindjes, sprak de Sant, dat's braaf! Gaat ge mede met mij naar den Hemel voor acht dagen? We gaan Deezeken bezoeken!’ De moeder gaf hare toestemming en kuste hen alle drie. Toen vaarden ze in eenen snellen wagen hemelwaarts, gevolgd door Sinter Klaas te paard. En in 't Paradijs speelden ze zeven dagen lang met de engelkens en plukten gouden appels, aten rijstpap met gouden lepelkens, kregen wafels van Deezeken en keerden toen terug. Want die kleinen waren zoo braaf geworden, dat ze liever bij hun zoet moederken waren dan in den Hemel. Ze kregen dan veel geschenken: een gouden trommel, een gouden paard en een gouden karreken. En benevens velerlei ander speelgoed, ontving elk nog suiker en lekkers, om aan de maatjes op aarde uit te deelen. Moeder was zeer blij als ze hare kleinen terugzag en kuste ze allen met een lach. ‘Nu, dat zijn de drie kinderen
Die tot heden toe, eene plaats
In de groote kuipe vinden
Nevens Sint Nikolaas.’
Zal de lezer bemerkt hebben, dat het getal drie zoo dikwijls in de sagen, betrekkelijk Sint-Niklaas, voorkomt? Hij huwelijkt drie dochters uit, hij verwekt drie kinderen, hij verlost drie krijgsgevangenen! Langs den anderen kant komt ook deze grondgedachte in al die legenden voor: hij helpt ongelukkigen door bovennatuurlijke macht. Zouden wij niet mogen aannemen, dat volksverbeelding en dweeperij op een zelfde hoofdthema die talrijke varianten uitgedacht hebben? Van daar het aantal zeer gelijkende sagen - waarin de personen veranderen, doch de hoofdhandeling | |||||||||||||||||||||||
[pagina 534]
| |||||||||||||||||||||||
dezelfde blijft - om de wonderen en weldaden van den braven Sant al meer te verkondigen en hem des te beter te vereeren! | |||||||||||||||||||||||
III. Vereering. feestviering. gebruiken.1. Vereering. Terloops hebben wij reeds een woordje gerept over de populariteit van Sinter Klaas. Hij staat schier overal bekend als weldoener der kinderen. Daar waar hij als heilige of patroon vereerd wordt, telt hij vooral zeevaarders en jonge ongehuwden onder zijne.... klanten. In de hoofdkerk van Myra en in de St-Stephanuskerk van Bari ziet men het graf van St-Nikaas, alhoewel slechts in laatstgenoemde kerk zijn gebeente berust. In beide plaatsen is zijn naam het voorwerp eener bijzondere vereering, hetgeen niet zelden grooten toeloop veroorzaakt. Eene eigenaardige bijzonderheid is deze: St-Niklaas wordt evenzeer vereerd in de Schismatische-Grieksche Kerk in 't Oosten, als in de Roomsch-Katholieke van 't Westen. Wij hebben reeds gezegd dat hij patroon is van 't machtige Rusland, waar een Tzar (de Paus der Grieksche Kerk) en verscheidene grootvorsten zijnen naam gedragen hebben, net gelijk een zestal Pauzen der Roomsche Kerk. In de tempels van Konstantinopelen, Kiew en Moskou weergalmen zijne lofzangen als in de kerken van Westelijk Europa. Omstreeks 530 liet keizer Justiniaan te Konstantinopel eene prachtige kerk bouwen onder de aanroeping van St-Niklaas en in de tweede helft der zevende eeuw sprak Andreas, bisschop van Creta, over dien heilige eene lofrede uit, welke heden ten dage nog bestaat. In de 8e eeuw begon men St-Niklaas' naam als doopnaam aan de kinderen te geven en daardoor werd hij allengs meer gekend van de bewoners der aan de zee gelegene streken, als Venetië, Holland, Noord-Duitschland. Wanneer naderhand de kooplieden- en zeevaardersgilden aldaar ontstonden, werd St-Niklaas natuurlijkerwijze hun beschermheilige, die, in Holland vooral, eene menigte vereeringsplaatsen telde, als Amsterdams oudste kerkje, Groningen, Kampen, Middelburg, Stavoren, Utrecht en andere. In België zijn nog ettelijke kerken aan St-Niklaas toegewijd, zooals in Brussel, Gent, St-Niklaas (waar hij patroon der stad is), in Ieperen, Doornik, Veurne en elders. Een brand vernielde in 1677 de St-Niklaaskerk te Tongeren. Heropge- | |||||||||||||||||||||||
[pagina 535]
| |||||||||||||||||||||||
bouwd, werd zij in 't begin dezer eeuw afgebroken. Dit geheugen zich nog de oude Tongenaren. 2. Feestviering. Het groot kinderfeest heeft den 6n December plaats. Waarom juist op dien datum? Is het om den verjaardag te vieren, of te herinneren liever, van het afsterven des bisschops van Myra? Of is het eene navolging van SapataGa naar voetnoot(5), het Decemberfeest der Spanjaarden? Heeft het misschien eene katholieke beteekenis aangenomen alhoewel het schijnt verwant te zijn met de Heidensche voorwinterfeesten der Oude Germanen?Ga naar voetnoot(6) Ontegensprekelijk bestaan er in de R. Kerk eene menigte gebruiken en feesten, welke eenen heidenschen - of althans niet katholieken - oorsprong hebben: de Goden der Fabelleer heeft zij door hare heiligen vervangen; de Olymp of Wahalla der Ouden wierd haar hemel; de zoenoffers der Joden bestaan in haren eeredienst onder ontelbare soorten van offeranden; den Sabbat van 't Oud-Verbond veranderde zij in haren zondag; het Julfeest der Germanen, Kelten en Slavische volkeren viert zij als kerstmis; de kruisdagen, waarop zij het welgelukken van de vruchten der aarde afsmeekt, zijn eene navolging van de openbare gebeden der Heidenen, suovetaurilia, toen men de Goden bad voor 't behoud der huisdieren, vooral verkens, schapen en ossen. In het St Niklaasfeest eene verwantschap ziende met de Sapata, misschien eene kopij, is dus geene gewaagde veronderstelling; zij schijnt integendeel gegrond, of ten minste zeer waarschijnlijk. Desvolgens blijve de kwestie onbeslist. 't Zij nu om St Niklaas, of om eene andere zeer oude en vergeten reden, stellig is de 6e December een groote dag voor de jeugd. Altijd gaf hij aanleiding tot het aanbieden van geschenken, tot het inrichten van familiefeesten; maar er was een tijd, dat de uitgaven tot het aankoopen van iets zeldzaams zoodanig hoog liepen, dat ze door de overheid als geldver- | |||||||||||||||||||||||
[pagina 536]
| |||||||||||||||||||||||
kwistingen aangeschreven wierden. Om die reden werd het feest wel eens door haar tegengewerkt, ook door de Hervormden om zijne katholieke beteekenis, zijnde ‘een sotte en ongefondeerde manier, een papistische grouwel.’ Volgenderwijze luidt het uittreksel eener zonderlinge keure binst de 17e eeuw te Amsterdam afgekondigd: ‘Alsoo myne Heeren vanden Gerechte, vernomen hebben, dat verscheyden personen zich vervoordert hebben, op St-Nicolaes avondt op den DamGa naar voetnoot(7), ende andere plaetsen binnen dezer Stede, voor te staen met poppegoedt, snoeperyen, etc. etc..., zoo is 't dat dezelve myne Heeren, tot voorkomminghe van alle zoodanighe disordren, en omme de Jeught de superstitiën ende fabulen van 't Pausdom uyt het hoofd te brengen, geordonneert, gestatueert, en gewillekeurt hebben, dat gene personen zich zullen mogen onderwinden op St-Nicolaes avondt opden Dam en eenighe andere plaetsen binnen dezer Stede, met eenigherhande poppegoedt, snoeperyen, eetbaere en andere waeren op pothuysen, in stoepen, met craemen, cruywaghens oft anderssints voor te staen, oft deselve te vercoopen ende coopen, op pene dat, zoowel de cooper als vercooper, verbeuren zal een boete van drie guldens, d'eene helft ten profyte van den officier en d'andere helft ten voordeele van den bebeurder, enz.’Ga naar voetnoot(8). Heden zou er niet een magistraat noch schepenraad aan denken, zoo iets onschuldigs te verbieden. 3. Gebruiken. Bij onze Noorderbroeders is de 6e December, gelijk wij het in nota 5 verstaan lieten, even goed een feest voor de ernstige en ‘degelijke’ Hollanders als voor 't jeugdige volkje. Terwijl de vrienden gezellig rond de tafel, ‘heusch aan 't praten’ zitten, komt een boodschaplooper of pakjesdrager ‘eventjes’ aanbellen, bestelt iets voor ‘Menheer’, Mejuffer of Mevrouw, zonder te zeggen in wiens naam hij komt, of wie hem de fooi voor 't karweitje betaald heeft. De ‘weledelgestrenge’ openbare ambtenaar wien men dan een eerekruis in bordpapier zendt, de jufvrouw die eenen vrijer van peperkoek krijgt, de baardelooze student wien men eene melkflesch met | |||||||||||||||||||||||
[pagina 537]
| |||||||||||||||||||||||
zuigdarmpje stuurt en de gepruikte ‘mefrouw’ die eenen haarkam ontvangt, zullen zich welwachten dit euvel op te nemen of zich om die argelooze verrassingen kwaad te maken; zij zullen integendeel hartelijk meêlachen bij elken uitroep: ‘Jou mooie surprise! Een prachtig bibelot!’ In Zuid-Nederland is St-Niklaasdag meer bepaald het feest der kinderen. Deze zetten des avonds bij hun bed of nevens de schouw hunnen schoen of holleblok, of wel gaan hem bij de geburen of de familie plaatsen. In enkele plaatsen ‘hangt’ men ook de kous of de zokke. Dikwijls ligt een brief, vol beloften van goed gedrag en vlijtig leeren, daarnevens te zamen met een bondje hooi, eene sneê brood, zelfs rapen en wortelen voor den witten draver van Sinter Klaas, want deze rijdt te paard in de verbeelding der kleinen! In Frankrijk zetten de kinderen nevens hun schoentje eenige kaarsjes te branden ter eere van den verwachten Sant, om hem aldus beter te ontvangen en ook... - want berekening is er niet vreemd aan - meer te krijgen! 's Anderdaags moeten zij gewoonlijk niet opgeroepen worden: zij wippen het bed uit ‘zonder iemands hulp,’ en vinden allerlei geschenken, speelgoed, poppen, gebak, lekkernijen, schoolgerief, marsepein, prachtboeken en nog meer. Recht aardig is het dan te zien hoe zij Sinter Klaas bedanken, terwijl ze een schalksch lachje niet onderdrukken kunnen, als ze denken dat hunne ouders alleen aan die erkentelijkheid recht hebben. Maar dat geheim, waarmede ze onder elkander op school zoo jolig pret hebben (als de ouders er niet bij zijn), veinzen zij niet te kennen en nog jaren lang zou hunne onwetendheid voortduren, ware 't niet dat vader of moeder - soms heel ernstig - eene opene deur instooten met de zaak uit te brengen! Hier zien wij ook dat sommige gemeentebesturen, die van geen bedenkelijken finantiëelen toestand der geldkas hoeven rekening te houden, de kinderen der volkscholen op eenen ‘Sint Niklaas’ vergasten. Of het de meesters dien dag druk hebben, vergt geen betoog! Gebeurt het nu dat vader over zijnen jongen bengel te klagen heeft, of dat moeder ontevreden is over ‘da(t) groo(t) meissen’, die nog geen kousen breien kan, dan brengt Ster Klaas somwijlen eene ‘wackere roede van wilgentacke’ mede, zonder te spreken van het zeer realistisch bewijs, dat zijn paard in het voorbijrijden aldaar achterliet.... O, die teleurstelling! | |||||||||||||||||||||||
[pagina 538]
| |||||||||||||||||||||||
IV. Rijmpjes. gebedekens, liedjes.In de kinder- en volksgedichtjes over Sint-Niklaas komt meest altijd eene vraag voor tot het verkrijgen van 's heiligen gunsten, en dikwijls eene belofte van wijs te zijn. Deze laatste wordt echter veel meer vergeten dan de eerste. Ziehier eenige links en rechts bijeenverzamelde naïeve versjes betrekkelijk den ‘kindervriend’, en zooveel mogelijk in de gewesttaal opgeteekend: Sinter Niclaes Bisschop! goet heiligh man!
Wilje wat in myn schoentje geeven, Godt loont u dan.
Geef te my een beurs met bellen
Soo sal ick je niet meer kwellen.
Soo langhe als het Godt geliefft
Heb ick Sint Niclaesjen lieff.
(Uit den Postrijder).
In Rotterdam luidt de vraag tot het krijgen van een cadeau als volgt: Sint Niklaas, kapoentje,
Gooit wat in mijn schoentje,
Gooit wat in mijn laa(r)sje;
Dank u, Sint Niklaasje.
En in de Kempen: Sint Niklaas,
Appelenbaas,
Werp wat in m'n schoentje:
'En appeltje of 'en citroentje.
In Halmael zeggen de kleinen wat zij verlangen: In dit huksken,
Verwacht ik een kuksken,
En een peerdje
Met een steertje,
Van Sinte Klaas, den helgen man,
Die toch zoo verre rijden kan.
In Roeselare vragen de kleine jongens voor zich alléén de gunsten des Heiligen, met uitsluiting der groote knapen: Sint Nicolaas, den heiligen man,
Doet ziinen besten tabbaard (a)an,
Je riidt er meê naa(r) Spanje,
Om appelkes van Oranje,
Om appelkes van Condé, Condé
Deelt de kleine kindjes meê
| |||||||||||||||||||||||
[pagina 539]
| |||||||||||||||||||||||
Een laat de groäte loäpen.
Van hier tot (a)an de poärte,
Is de poärte nie(t) oäpen,
Je kruupt deur de gote(n)
Is de gote nat
Je kruupt deur 't zwiintjesgat!
De Roeselaarsche jongens, naar dit laatste oneerbiedig vers te oordeelen, schijnen hun liedje niet ernstig op te nemen, en ook niet bang te wezen dat de brave Sant zich daarom kwaad make. In Tongeren vragen de kleinen niet alleen het monopolium in het ontvangen der geschenken, maar op den hoop toe nog iets onaangenaams voor de ouderen: Sinder Klois, hellge man,
Dut oere beste tabber eun,
Bring de klein kindjes wat
En schipt de groote onder hun gôt!
Ofwel, na bijvoeging van een koppel verzen: Sinder Klois, hellge man,
Dut oere beste tabber eun,
Red noi Rome,
Red noi Spoindje,
Gef de klein kindjes wat
Schip de groote onder hun gôt!
Andermaal klinkt het: Sinder Klois, hellge man
Dut oere beste tabber eun
Gef de klein kindjes wat
Gef de groote in schip onder hun gôt
Lut ze doomet loupe
Boo ze schuun en kouse verkoupe!
(Eenige aanmerkingen op de Tongersche uitspraak: oi wordt gelijk in 't Fransch gesproken; eu id. gelijk in l(eu)r; sch gelijk de duitsche sch). In Halmael geeft de ikzucht der kleinen zich lucht als in de vorige rijmpjes: Sinte Klaas, helige man,
Doet uw beste tabbaard (a)an,
En gaat daarmêe naar Spanje
Eppelkens van Oranje.
Peren van den hoogen boom,
Neutjes van de gavekroon
| |||||||||||||||||||||||
[pagina 540]
| |||||||||||||||||||||||
Brengt de brave kinders wat
En geeft de stouten nen schoep onder hun gat!
Op St. Niklaasavond (5n December) zingt men te Eerneghem, Westkerke en omstreek: Sinte Niklaai van Tolentiin (ook Tierlentiin)
Bakt de koeksjes lekkre en fiin,
Lekkre en fiin me(t) suukre
Drie pond en holf
En koe en is gee(n) kolf
En peerd en is gee(n) zwiin
Morgen gaat St. Niklaaisdag ziin.
Uit Tongeren volgen er nog een paar:
a) Sinder Klois, hellge man,
Bring wat in me schünke:
En neut veur te kraoken,
Dat zal me 't beste smaoken.
b) Sinder Klois, Roelaand,
Zoot op pêterke ze keumerke (kamertje)
Met e zilvere heumelke (hamertje)
En eppelke en e citrünke
Loog in peterke ze schünke
E neutje veur te kraoken
't Zal os goed smaoken
Schikke de schek
O! doe kleine poepestat (poepestaart).
Waar men met de twee laatste regelen - eenvoudig spelen op klanken - naartoe wil en wat ze beteekenen, dat zouden de Tongeren zelven niet kunnen uitleggen. In Eerneghem bestaat een opgewekt liedje, waarin de naam van St. Niklaas voorkomt. Jammer dat de kleurlooze woorden moeten duim leggen tegen de lieve zangwijze: 1.[regelnummer]
Moeder, 'k hen Sint Niklaai gezien
Bachten twee boomtjes, bachten twee boomtjes,
Moeder, 'k hên Sint Niklaai gezien
Bachten twee boomtjes, nie(t) verre van hier.
2.[regelnummer]
En je stoend daa(r) zoa plezant
Me(t) se mutsje, me(t) se mutsje
En je stoend daa(r) zoa plezant
Me(t) se mutsje al in z'n hand.
3.[regelnummer]
'k Hen hier gewe(e)st, 'k hen daa(r) gewe(e)st
'k Hen overal naa(r) gewe(e)st
'k Hen hiere twa gehet, 'k hen daare twa gehet,
'k Hen overal en druppeltje gehet (gehad).
| |||||||||||||||||||||||
[pagina 541]
| |||||||||||||||||||||||
Wij hebben nog eenige meer gepolijste rijmpjes, die der schoolwereld niet vreemd schijnen. Wij kregen ze van eenen persoon, geboortig uit de omstreken van St-Truiden. Of ze daar echter door het volk gekend zijn, zouden wij niet kunnen verzekeren. Zoo hebben wij eerst eene soort van schietgebed: St-Niklaas, 'k zal u danken gansch mijn leven
Als ge mij maar veel wilt geven,
En iets dat trekt op eene geheugenverversching, welke de schoolknaap tot den Heilige richt: Sinte Klaas, ge moogt het weten,
'k heb altijd mijn best gedaan;
Wil mij daarom niet vergeten
Als gij zult op ronde gaan.
Verbeeld u nu den vader, te midden van zijn kroost: ‘Lieve kinders, nog acht dagen
Komt de heilige man, Sint Niklaas;
Zegt me eens, wat zult gij vragen
Aan dien goeden, braven baas?
- Ik een fluitje met een dop!
- Ik een karre met een peerd!
- Ik een koetsken met een pop!
- En ik.... al wat gij niet begeert!’
En dan de moeder, raad gevend en waarschuwend: Kindren, schoon uw tellooren gezet:
Dezen nacht komt de heilige man!
Goed dan gebeden en zachtjes te bed,
Opdat hij u niet hooren en kan.
En morgen geheel vroeg dan te been
Om te zien wat hij bracht voor elkeen.
Wij hebben nog, eindelijk, de eerste regelen van een liedje dat in Holland gekend is, namelijk in Rotterdam en den Haag: Sint Niklaas, heilige man,
Trek uwen besten tabbaard aan,
Rijd er mee naar Amsterdam,
Van Amsterdam naar Spanje,
Om appelkens van Oranje,
Om peren van den hoogen boom...
...........
Deze versjes gelijken nog al aan de vorig opgegevene, die in Halmael gekend zijn. Echter zouden wij ze wel volledig | |||||||||||||||||||||||
[pagina 542]
| |||||||||||||||||||||||
willen bezitten. Kan ze ons niemand bezorgen? Gelijk men ziet heeft St-Niklaas geene vereerders te kort en wordt hij duchtig... bezongen en bestormd! | |||||||||||||||||||||||
Sint Maarten.Sint Niklaas' naam doet onwillekeurig aan dien van Sint Maarten, zijnen kollega, denken, omdat in enkele plaatsen, binnen onze wete, de 11e November, feestdag van laatsgenoemden heilige, met vreugd in de kinderwereld gevierd wordt; terwijl de 6e December onopgemerkt voorbij gaat, net als de heilige welke dien dag in den almanak voorkomt. Dit is het geval namelijk in het Z.-W. van West-Vlaanderen, te Ieperen en omstreken, Gheluvelt, enz. Wijden wij dus ook eenige regelen aan Sint Maarten. | |||||||||||||||||||||||
I. Leven. sage.Maarten of Martinus, een tijdgenoot van St-Niklaas, zag het licht te Sabaria in Pannonia (thans Stein-am-Anger, in Beneden-Hongarije) omstreeks 306, zegt A. Winkler Prins, omstreeks 316 volgens Décembre-Alonnier. Alhoewel zoon van Heidensche ouders, bezocht hij de kristelijke school van Pavia, welke hij verliet naar den wil zijns vaders, die krijgsman was, om zich in den wapenhandel te bekwamen. Hij diende onder de keizers Konstantinus en Julianus; hij vertrok naar Gallië, waar hij door zijne deugdzaamheid en liefdadigheid uitschitterde, zich liet doopen, 't Heidendom afzwoer en als monnik leefde. In Pannonië teruggekeerd, overhaalde hij zijne moeder tot het Christendom, doch werd door de Arianen gegeeseld en daarna verbannen. Dewijl hij in Milanen aan de vervolgingen van bisschop Auxentius bloot stond, toog hij naar 't eiland Gallinaria in de Ligurische zee en begaf zich naderhand bij St-Hillarius, bisschop van Poitiers, waar hij veel aanhangers vond. Teruggetrokken in zijne kluis te Ligugé, benoemde men hem in 374, tegen zijne gedachte, bisschop van Tours. Hij verzette zich met kracht tegen de terechtstelling van Priscillianus (385) en zes zijner | |||||||||||||||||||||||
[pagina 543]
| |||||||||||||||||||||||
voornaamste volgelingenGa naar voetnoot(9). Na de bekeering van zijn bisdom bewerkt te hebben, werd hij apostel in 't W. en N. van Gallië en verkondigde het Geloof. Om zich gansch der wereld te onttrekken, bouwde hij dicht bij Tours, tusschen de Loire en eene steile rots, het vermaarde klooster van Marmoetiers (Martini monasterium), dat men denkt de oudste abdij van Frankrijk te zijn. Hij leefde er streng en teruggetrokken met ongeveer 80 monniken. Toen keizer Valentinianus Gallië ging bezoeken, ontving hij dezes apostel met veel eer. De oud-prelaat stierf te Marmoutiers in 400; elders vinden wij zijn afsterven in 397 te Candes aangestipt. Zijne overblijfselen werden naar Tours gebracht en later aan eene regelmatige gemeenschap, het Koninklijk kapittel van St Maarten, toevertrouwd. Sulpicius, zijn volgeling, Gregorius van Tours en Fortunaat hebben over zijn leven wetenswaardige bijzonderheden nagelaten. Tijdens de godsdienstoorlogen werd zijn graf door de Calvinisten onteerd.Ga naar voetnoot(10) De bekende sage over St-Maarten heeft betrek op zijne liefdadigheid. Nog jongeling zijnde en dienende in de legioenen van keizer Konstantinus, was hij om zijne milddadigheid gekend. Zekeren dag deed hij eene wandeling te paard, toen twee schier naakte bedelaars hem eene aalmoes afsmeekten. De jeugdige soldaat had niets op zak, waar mede hij die armen helpen kon. Eensklaps nam hij zijnen degen, sneed zijnen schoonen krijgsmantel te midden door en gaf de helft aan elken ongelukkige. De onsterfelijke schilders Rubens en Van Dijck hebben deze sage op het doek voorgesteld. Het tafereel des meesters bevindt zich te Windsor-Castle; dit des leerlings in 't kerkje van Saventhem, tusschen Brussel en Leuven. Er bestaat nog een tweede Sint Maarten van Van Dijck in 't Weener muzeumGa naar voetnoot(11). | |||||||||||||||||||||||
[pagina 544]
| |||||||||||||||||||||||
II. Vereering. Feestviering. Gebruiken.1. Vereering. Sint Maarten was de eerste der heilige vaders, dien de Latijnsche Kerk eene openbare eer bewees. Onder de Merovingers was hij een der patronen van Gallië en zijn tabbaard en relekwiekast dienden tot standaard of herkenningsteeken, terwijl de Dom van Tours, die gemelde overblijfselen bevatte, eene onschendbare schuilplaats heette. Een vijftal Pauzen droegen zijnen naam. In ons land zijn hem menigvuldige kerken toegewijd als in Kortrijk, Luik, St-Truiden, Ieperen en in talrijke dorpen. 2. Feestviering. De R.K. Kerk viert op 11n November den Feestdag van Sint Maarten. In de bidplaatsen, hem toegewijd, hebben ter eere des patroons negendaagsche plechtigheden ‘novene’ plaats, terwijl zijne relikwieën als ook zijn beeld gedurende dien tijd, op eene soort van altaar of voetstuk, aan de vereering der geloovigen uitgesteld worden. Men bidt St-Maarten niet alleen tot bevrijding des duivels, maar ook - even als St-Donatus - tot afwering des bliksems. 3. Gebruiken. In vroeger tijd ontving de geestelijkheid op den feestadg van St-Maarten, de tienden der hoenders en ganzen, en vandaar kan mogelijk de gewoonte ontstaan zijn, thans nog in veel plaatsen op dien dag eene gebraden gans op te disschen. Heden is deze dag nog enkel aan 't kindervermaak gewijd. De kleinen loopen rond met lichtjes of keerskens in eene uitgeholde, van gaatjes voorziene raap, beetwortel, roode kool zelfs, ook al papieren lantaarntjes, welke door eenen langen stok in de hoogte gehouden worden. Zóó gebeurt het in 't Z. der beide Vlaanderen, te Oudenaarde, Ronse, Kortrijk, Becelare, enz. Terwijl knapen en meisjes zoo rondloopen en levendig dansen, herhalen ze in Kortrijk: Sinte Maartens boele, boele, boele (??) en in Edelare en Volkeghem: Kee(r)ske Marti! In Brabant en 't Z. der provincie Antwerpen steekt men eenvoudig eenen brandenden stroobussel in de lucht. Dit heet het St-Mettensvuur. In Limburg bestond vroeger een gebruik, waarbij de kinderen van deur tot deur allerlei brandstoffen gingen vragen, als strooi, hout, kolen, schavelingen. Dit alles werd op een plein of op eene partij braakland, tot eenen hoop ondereen gegooid en in brand gestoken. Terwijl het vuur | |||||||||||||||||||||||
[pagina 545]
| |||||||||||||||||||||||
knetterde - of soms ook hevig smookte - dansten de jonge toeschouwers in kring. In Eerneghem en de gemeenten van den omtrek heeft de St-Maartensdag reeds eenen zweem van 't Sint Niklaasfeest. De kinderen gaan er hunnen ‘Sinten Maarten’ vragen en in talrijke groepen zingen zij een liedje, waarvan de woorden verder volgen, vóór de deur der rijke of welstellende lieden. Deze - als het tevens welgezinde menschen zijn - smijten den zangers allerlei toe: fruit, appels en peren, noten, koeken, ‘spiklatie’, zelfs centen. Daarop volgt natuurlijk een vechten en omverstooten, dat hooren en zien vergaan. Wanneer de guit des huizes, die zich achter de gordijnen des bovenvensters schuil hield, eensklaps de kwâjongens met eenen emmer water overgiet, wordt het tafereeltje niet meer alledaagsch, en de doornatte en beslijkte bengel, die ondanks zijn scharrelen niets oprapen kon, ziet er alles behalve aantrekkelijk en tevreden uit. In Ieperen en omstreken heeft St-Maarten geheel en gansch St-Niklaas onttroond. Deze is er totaal onbekend en al de gebruiken, welke elders op 6n December bestaan, grijpen aldaar op 11n November plaats. Dan zijn de winkels opgepropt met speelgoed en geschenken, en in de ‘kave’ of schouw hangen de kleinen hun ‘koesse’. Het gemeentebestuur, dat zich veel opofferingen voor 't onderwijs getroost, laat dien dag aan al de kinderen der kostelooze stadsscholen ‘'n Sinte Maarten’ uitdeelen. | |||||||||||||||||||||||
III. Liedjes, rijmpjes, spreekwoorden.Als de kinderen te Eerneghem hunnen ‘Sinten Maarten’ gaan rondhalen, zingen zij vóór de huizen der welhebbende personen: Sinte Maartens n'avend,
Den torre ga(at) meê naa(r) Gent
En a(l)s me moeder koeken bakt
'k Zitten d'er zoo geer(e)n omtrent;
Sto(o)k vier, ma(a)k vier
Sinte Maarten komt alhier.
Al in z'n blooten ârem;
'k Zitten al in ne hoeksje
Om e be(e)tje hoeksje
'k Kruupen al o(e)nder de taafle
Om e be(e)tje waafle
'k Kruupen al o(e)nder de zoldertrap
En 'k kriigen ne groote schop in me gat!
| |||||||||||||||||||||||
[pagina 546]
| |||||||||||||||||||||||
Wij meenen dat dit liedje ook in Ieperen gezongen wordt, doch met weglating van den tienden en den elfden regel. Echter hoort men in die stad dikwijls het volgende: Sinte Maarten,
Koeken en taarten,
Brood en wiin,
't Is al vo(o)r miin!
In Roeselare luidt het aldus: A B keerse (ook: Op Sinte Martens n'avend)
De torre ga(at) meê naar Gent
En als me moeder wafels bakt
'k Zitte'r zoo geer(e)n omtrent
Sto(o)k vier, ma(a)k vier
Sinte Marten komt alhier
En bringt e kanne goe(d) bier.
Dat de wafels, koeken en taarten in al die rijmpjes voorkomen, is te wijten aan het aloud Vlaamsch gebruik al die lekkere dingen op dien dag gereed te maken. De pannekoeken noemt men ‘koekebak’ te Poperinge en ‘pallelle’ in Ieperen, Becelare en omliggende. Elders zegt men ‘wafers’ in plaats van wafels, en te Ieperen ‘broeders’ voor de oliekoeken. Ziehier een ander rijmpje, dat men kan lezen in de Nieuwe Rotterdamsche Ct. van 14 November 1888: Sinte Marten vleugeltje,
Rood, rood reugeltje,
Rood, rood rokje,
Sinte Marten op een stokje.
Woont hier niet een rijke man,
Die ons ook wat geven kan!
God zal hem loonen,
Met honderd duizend kronen,
Met honderd duizend lichtjes aan,
Daar komt Sinte Marten aan.
(Friesland).
De inzender voegt er de volgende, zeer gewaagde veronderstelling bij: ‘Het is natuurlijk (!?) een feest ter herinnering van Luther, aldus tot een heilige gepromoveerd. Het zingen langs de huizen zal wel doelen op het feit, dat de groote hervormer als knaap op die wijze, voor een deel, in zijn onderhoud voorzag. Dat de feestvierenden van die beteekenis onkundig zijnGa naar voetnoot(12) en er zich ook volstrekt het hoofd niet mede | |||||||||||||||||||||||
[pagina 547]
| |||||||||||||||||||||||
breken, blijkt hieruit, dat roomsch-katholieke en israëlietische knapen en meisjes met evenveel animo het feest van den Lutherschen Sint medevieren als hunne protestantsche makkertjes.’ In het nummer van 16 November, krijgt hetzelfde blad nieuwe mededeelingen, ditmaal uit Groningen, o.a. Men kent aldaar de volgende aardige rijmpjes:Ga naar voetnoot(13) Sinte, sinte Meerten,
Kalver dragen steerten,
Kuien dragen horens,
Kerken dragen torens,
Torens dragen klokken,
Alle wieven dragen rokken,
Zitten in alle houken,
Bakken spekpannekoeken,
Hier woont ein rieke man,
Dij veul geven kan.
Veul kan hij geven,
Lank zel hij leven,
Zaolig zel hij starven,
't Keuningrijk bearven.
of: Kip, kap, kogel,
Sinte Meerten vogel,
Hier woont een rieke man, enz.
of: Sinte Martinus Bisschop,
Boum (boom?) van onze landen.
Dat ik mit mien lichtje loop,
Is veur mie gein schande.
Geef mie ein appel of ein peer,
Den kom ik van 't heile jaar niet weer.
Inzender van deze rijmpjes meent het echter niet bij de bloote mededeeling te moeten laten. Volgens hem is het onmogelijk, dat het in het hooger vermelde nummer van de Rott. Ct. opgenomen deuntje eng Friesch en daarbij aan Luther gewijd zij. Veeleer is hij van gevoelen, dat het ...eng Groningsch is! En waarom? Wijl de patroon van Groningen Sint-Marten is. Maar nu gevalt het juist, dat Utrecht ook dezen heilige tot schutspatroon heeft. En wat zullen dan de | |||||||||||||||||||||||
[pagina 548]
| |||||||||||||||||||||||
bewoners der andere provintiën van Noord-en Zuid-Nederland zeggen, waar de Sant ook vereerd wordt? Gaat elke stad dit eenvoudige kinderrijmpje zich willen toeëigenen, evenals de Grieksche steden twisten om de eer, Homerus (Homyros) te hebben zien geboren worden? Hopen wij, dat het zoo ver niet komen zal. Ziehier intusschen nog een paar rijmpjes, uit Venloo: Vandaag is 't Sinter Merte
Morgen Sinter Krukke,
Dan kome die gooi herte,
Die hadde gèr ein stukske,
Ein houtje of ein turfke,
In Sinter Mertes kurfke,
Hout, hout, turf en hout,
's Winters is het koud!
Ofwel rond de oordjeskaars in dans: Sinter Merten veugelke
Hit ein roed keugelke
En ein blauw stêrtje
Hoepsa Sinter Mertje.
Eindelijk, om in Vlaanderen terug te keeren, kent men in onze zuidelijke provintiën het volgende: Sinte-Marten kruk,
Geef mij 'nen appel, ik geef u een stuk,
Geef mij 'nen heelen,
We zullen hem deelen,
Geef mij 'nen halven,
We zullen hem d'halven,
Geef m'een kwartier,
Ik gooi het in 't vier!
En deze twee weerrijmpjes: 1[regelnummer]
Als St. Marten donker is
Is 't helder met Kers(e)mis.
2[regelnummer]
Wolken op St. Martenfeest
Later kwakkelweer 't meest.
Over de uitdrukking: de toren gaat mede naar Gent is men voor de afkomst niet te akkoord. Edm. Vander Straeten meent te mogen verstaan: de storm gaat mede naar Gent, terwijl A.C. Serrure het woord toren wil vervangen door Thor, den Heidenschen dondergod. Beiden beroepen zich op | |||||||||||||||||||||||
[pagina 549]
| |||||||||||||||||||||||
het feit der ‘kaarsjesontsteking’ op St-Maartensavond, gelijk bij 't woeden van een onwederGa naar voetnoot(14). Bij onze Zuiderburen heeft St-Maarten de reputatie dat hij den winter mede brengt; hij duidt ook het tijdstip aan waarop boomen moeten verplant, en de wijn geproefd worden. Dit blijkt uit de volgende locale spreekwoorden: A la sainct Martin
L'hiver en chemin.
Si l'hyver va droit son chemin,
Vous l'aurez á la saint Martin
S'il n'arreste tant ne quant
Vous l'aurez à la Saint Clément (23 Novembre).
Et s'il trouve quelque encombrée
Vous l'aurez à la Saint André (30 Nov.)
Mais s'il alloit ce ne say, ne l'ay,
Vous l'aurez en Avril ou May.
Le bienheureux Saint Martin,
Ecorne boeufs et rompt moulin.
Veux-tu surprendre ton voisin?
Plante le mûrier gros, mais sain.
Le peuplier droit, le figuier nain,
Fume tes prés à la Saint Martin.
A la Sainct Martin
Boit-on le bon vin!
A la Saint Martin boit le bon vin,
Et laisse l'eau au moulin.
A la sainct Martin,
Faut gouster le vin.
Nostre Dame après (21 Nov.)
Pour boire il est près.
* * *
De twee Santen, waarover wij voorgaande bijzonderheden verzamelden, zijn ook de lievelingsheiligen onzer Nederlandsche dichters, die dikwijls hunne lier ter eere beider kindervrienden stemden. Onze persoonlijke boekerij is schier arm aan Nederlandsche werken, en nochtans hebben wij er talrijke dichtstukjes in ontdekt, waar de zanger St. Niklaas of St. Maarten tot onderwerp gekozen had. Onder het getal der opgegevene zijn er eenige zeer lezenswaardig: | |||||||||||||||||||||||
[pagina 550]
| |||||||||||||||||||||||
* * *
Met de grootste erkentelijkheid ontvingen wij elke terechtwijzing nopens eene mogelijke dwaling of verkeerd opgegeven feit in dit artikel, alsook elke inlichting welke tot verdere vollediging kon te stade komen. Tongeren, December 1888. |
|