De Vlaamsche Kunstbode. Jaargang 18
(1888)– [tijdschrift] Vlaamsche Kunstbode, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 508]
| |
BoekbeoordeelingenI. Voor de jeugd
| |
[pagina 509]
| |
Zij kwam met spoeling - vol den pot!
En lokte 't vleiend uit het kot;
Zoo kreeg ze 't varken in heur macht;
Men smeet het neer en 't werd geslacht!
Wanneer de boozen worden goed,
Bedenk waartoe het dienen moet.’
Ziehier nog eenige staaltjes van hemelsche, zielsverrukkende melodie: ‘Al worstlend riep het muisje “ik zink!
Blijf boven, kikje, of ik verdrink. (bl. 15).
Vertrouwend ging 't naar Reintje rood;
Reintje in 't omhelzen, neep het dood.” (bl. 10)
Heeft de arme iets nuttigs uitgevonden’ (bl. 6).
‘Toen 't vogelvolkje in boschje zong’ (bl. 46).
‘Door 't kleine gaatje in de etenskast
‘Sloop 't muisje en deed zich daar te gast,
‘Toen sprak heur eene spin: ‘vriendin,
‘Opdat men u niet waan' hierin, enz. enz. (bl. 20).
Laat ons daar eene keuze bijvoegen van de zedelessen, die de schrijver in echt smakelijke verzen opdreunt, dan zal de lezer van het bedoelde werkje een voldoende gedacht hebben: ‘De staatsman ook verdedigt heden
Hetgeen hij gistren heeft bestreden!’Ga naar voetnoot(1)
‘Daar 't korenvolk u tellen mag
Bij staatslui die hun eigen zaken
Ten koste van den lande maken.’Ga naar voetnoot(1)
‘'t Is 't eeuwig lot der kunstnaars groot
Erkend te zijn na hunnen dood.’
‘Dit toont voor mij
Een plaag van onze maatschappij,
Waarin wij vaak de knapste liên
Verlaten en in armoe zien.’
‘Soms willen wel de groote heeren’
Zei 'n worm ‘met kleine lui verkeeren;
Daar komt de deftige ooievaar!’
‘Wel, riep de kikvorsch; is het waar?
Dan vlucht ik zonder 'n woord te kikken
Hij komt hier om ons in te slikken.
Nu zou ik nog wel de kluchtige historie willen vertellen | |
[pagina 510]
| |
van Bart, die een peerd, een ezel en een hond voor zijn kar had gespannen; van het zwijn Redenaar en zoovele andere. Doch ik eindig, u den raadgevende het boekje te koopen, gij zult er eens hartelijk om lachen; de schrijver zal tevreden zijn over den goeden aftrek en als gij het dan niet in de handen uwer kinderen geeft, ben ik ook tevreden. E. van Langenhoven. | |
II. Raadsels van het Vlaamsche volk gerangschikt, vergeleken en verklaard door Amaat Joos. Gent, Druk. S. Leliaert, A. Siffer & Co.Eene ongewone, ik zou haast zeggen eene hartstochtelijke bedrijvigheid heerscht er ten huidigen dage in de Vlaamsche letterwereld, om al het eigenaardige, dat ons volk voorheen kenmerkte in vertelsels, rijmpjes, raadsels enz., op te zoeken en voor het nageslacht te bewaren. 't Is of iedereen begreep, dat het echte Vlaamsche volksleven met ondergang is bedreigd; dat nieuwe tijden nieuwe zeden hebben ingevoerd en dat - als zoete, helaas ook treurige herinneringen aan lang vervlogen tijden - men als kostbare familiegedenkstukken redden wil, wat er nog te redden valt. 't Is inderdaad meer dan tijd. Elke ouderling die sterft, neemt herinneringen meê in 't graf, die het jongere geslacht in den vergeethoek laten zou. Wie bezocht ooit een museum van oudheden zonder met den geest in 't ver verleden te dringen en weemoedige, geheimnisvolle gewaarwordingen in 't hart te voelen opkomen? Het is zoo zoet te droomen bij die voorwerpen, die ofschoon van spraak beroofd - u spreken van vroegere grootheid - die, als 't strandgoed aan de zee, getuigenis afleggen eener schipbreuk, die onzegbare schatten verzwolgen heeft. Eene juffer onzer dagen zal nog met zekere belangstelling een spinnewiel bezichtigen, maar zich er bij neerzetten, om als eertijds onze Vlaamsche vrouwen en prinsessen die fijne draden te spinnen, die alom werden bewonderd en met goud betaald. Neen, ‘die tijden zijn voorbij, gelijk het rijk van een verdelgd geslacht.’ En zoo is 't insgelijks met raadsels, vertellingen, volksgewoonten. Vergeten; uit het hart des volks geroeid; door gemeenheden vervangen, onherroepelijk verloren! Raadsels opgeven in den huiselijken kring? 't Is te klein- | |
[pagina 511]
| |
geestig voor de groote verstanden onzer eeuw. Wie kan er nu toch zijne hersenen gaan vermoeien met te zoeken naar ‘Een manneken zonder kop Zulke vraag is nog geen minachtend schouderophalen weerd. Waarachtig, een mensch zijn hart wordt er treurig om gestemd. Gelijk het boek van den heer Joos daar voor ons ligt, is het in onze oogen als het kostbare schrijn, waarin de juweelen van gansch het Vlaamsch volk bewaard liggen, juweelen door den tijd verouderd, door de mode onttroond, door niemand meer gedragen. Wij bewonderen het taaie geduld van den onvermoeibaren zoeker, wij lazen met belangstelling zijne schets van het huiselijk leven; het nazien zijner raadsels riep ons frissche beelden der jeugd voor den geest. Kunnen wij zijne hoop op het herleven van die vroegere gewoonten en gebruiken niet deelen, wij wenschen niets beter dan dat zij moge bewaarheid worden, en zijn overigens ten volle overtuigd, dat schrijver een nuttig werk heeft verricht. E. van Langenhoven. |
|