De Vlaamsche Kunstbode. Jaargang 18
(1888)– [tijdschrift] Vlaamsche Kunstbode, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 279]
| |
Folklore der gemeente Casterlé. (Zie aflevering van April blz. 177).II. Het Bijgeloof.Werpt men eenen dieperen blik in ons Kempisch volksleven, dan is men getroffen, door de welige kracht, waarmede het bijgeloof vroeger moet getierd hebben. Meest alle voorwerpen gaven aanleiding tot bijgeloof, dat van zelf ingang vond in den zwakken, kinderlijken geest der ongeletterden, ja, dat zijne wortels schoot zelfs onder de beschaafden. Hetgene volgt strekke ten blijk. Er dient bijgevoegd dat veel, van wat ik hier opteeken, bij sommigen nog steeds gangbaar is. Omtrent de dagen zegt men, dat, op eenen vrijdag zingen en den dertienden van de maand op reis gaan ongeluk aanbrengen. Omtrent de dieren: Eene kat, die met den rug naar het vuur zit, voorspelt sneeuw. Wascht zij zich achter de ooren, dan is het zeker, dat het regenen zal. Als de schapen eener kudde elkander veel stooten, dan is er onweder op handen. De voorwerpen in het huishouden bieden nog meer punten van bijgeloof aan. 1. Met eenen stoel draaien voorspelt ruzie in het huishouden of in de herberg. 2. Ligt het brood met de bolle zijde op de tafel, dan heeft er de duivel zijn macht aan en men heeft tegenspoed te vreezen. 3. Zit men met dertienen aan tafel, dan is het zeker, dat een van het gezelschap binnen het jaar sterven zal. 4. Ligt er een mes met de snede naar boven of liggen er twee messen kruiswijs over elkander, dit heeft hetzelfde uitwerksel als het draaien met een stoel. 5. Ook het zoutvat omstooten doet huiskrakeel ontstaan. 6. Wanneer men 's avonds van zijnen stoel opstaat om naar bed te gaan, moet men denzelven op zijne plaats zetten, wil men niet van de maar bereden worden. | |
[pagina 280]
| |
7. 's Morgens in 't bed zingen baart onheil. 8. Eenen spiegel breken veroorzaakt zeven jaar ongeluk. 9. Het pinken van de lamp geeft te kennen dat een brief in aantocht is. De ontmoetingen spelen van ouds, zoo bij de Germaansche als Romaansche volken, eene rol in het bijgeloof. Ziehier, wat ik dienaangaande te Casterlé vernam: Veel pastoorsGa naar voetnoot(1) tegenkomen voorspelt regen. Men zegt dan, dat de wolken laag hangen. Is de eerste persoon, die men 's morgens ontmoet, eene vrouw, dan wordt die als eene heks aanzien. Het bijgeloof omtrent ziekten is bij het volk het diepst ingeworteld. Te Casterlé bindt men, om zich van de koorts te ontslaan, eene stroowisch of eenen kousenband aan 'nen boom en men loopt zonder om te zien in allerijl weg. Om de tandpijn te genezen bestaan er verscheidene kleine middeltjes, buiten de hooger vermelde bezweringsformulier (zie blz. 185, 2.) Ziehier een paar voorschriften: Men draagt eenige weken eenen patat (aardappel) in den zak, of men hangt op het bloote lijf, rond den hals, een loodje aan een dun koordeken. Om de wratten te doen verdwijnen, welke de handen soms ontsieren, steekt men de aangetaste hand in den grond als de doodsklok luidt, zeggende: wratten, vergaat gelijk de dooden in 't graf. Of wel wrijft men er met een beenje van een menschengeraamte over. Of ook nog steekt men zooveel erwten als men wratten heeft, in eenen put en gelijk de erwten verrotten verdwijnen ook de wratten van de hand. Om eenen nieuwen land te bekomen heeft men een onfeilbaar middel aan de hand: men maakt met den uitgevallen tand een kruisje en werpt hem over den kop. Het best op het kerkhof. De kaboutermannekens staan te Casterlé als bizonder dienstvaardig te boek. Legt men des avonds een bezemstuiverkenGa naar voetnoot(2) op de standen, dan komen zij 's nachts en boteren de melk af. Voor het | |
[pagina 281]
| |
dorschen gebeurt hetzelfde. Men legt het graan gereed op de deel met een bezemstuiverken erbij en 's morgends is het graan uitgedorscht. Zoo verrichten zij alle huiswerk: bakken, schuren, enz. voor eenen bezemstuiver. De verblijfplaats der kaboutermannekens was in den Aschberg op eene halve mijl afstands ten Noord-Oosten van het dorp gelegen. Die heuvel is waarschijnlijk zijn naam verschuldigd aan de aschachtigheid van zijnen grond. Het is ook in dien berg, dat de kaboutermannekens hunne schatten verborgen hebben. Zelfs waren, vóór eenige jaren sommige boeren zoo zeer in die meening gesterkt, dat zij aan 't delven gingen om den verholen schat te ontdekken. Omtrent den Aschberg met zijne kaboutermannetjes werd mij de volgende sage verteld. In de nabijheid van den Aschberg lag vroeger een grasland. Dagelijks dreef een koewachtertje zijn hoornvee naar die weide. Telkens hij den Aschberg voorbij trok kwam eene zeer magere koe uit den berg geschoten. Zij liep de zijne naar de beemd vooruit en scheerde met gretige tong er al het gras voor hunnen muil weg. Henenjagen hielp niet, de bergkoe was even weerstrevig als gulzig. Dikwijls had de kleine koeienhoeder daarover zijne klachten aan de pachteres gedaan. Op zeker morgen zei ze: ‘Ehwel, zoo ge vandaag, weer dat leelijke koebeest ziet, pak ze bij haren staart, ze zal dan wel henenloopen.’ Ons koehoedertje trok ter weide. Toen hij den Aschberg voorbijging, kwam de magere koe als naar gewoonte den berg uit en draafde naar den beemd. Terwijl ze daar te grazen stond, vatte de knaap het beest bij den staart en zie! de koe ging aan 't hollen en reed met den jongen den Aschberg in! Daar zag hij, tot zijne uiterste verbazing, eene prachtig versierde zaal, waar wel vijftig kaboutermannetjes aan 't koekenbakken waren. De tafel werd opgediend. Ons koewachtertje werd vriendelijk verzocht om aan te zitten. | |
[pagina 282]
| |
Hij liet zich gezeggen, doch nauwelijks had hij een stuk koek geproefd, of hij viel achterover en was dood. Tegenover de kleine bergmannekens stond den alom bekenden reus: ‘Lange Wapper.’ Des avonds wandelde Lange Wapper de straten op en neer. Hij keek door de schouwpijpen in de huizen om te zien, wat men binnen verrichtte en of de kinderen wel braaf waren. Soms schepte hij ook vermaak in de late wandelaars te plagen, met hun den weg te versperren. Namen zij dan eene andere straat, wip! dan schrijbeende hij hen vooruit! Men moest trachten tusschen zijne beenen heen te vluchten of men was de dupe. Lange Wapper is niet de eenige spookgestalte, die te Casterlé waarde. Vele personen hebben buiten het dorp, in de nabijheid van het Goors-Lieve-Vrouwken, eene witte vrouwengestalte gezien. Nooit heeft zij iemand aangesproken of gedeerd. Men weet niet wie of wat die Witte Madam mag geweest zijn.Ga naar voetnoot(1) De Tienuren hond, elders Kleudde of Kludde genoemd, had de gestalte van een kalf en vurige oogen als eene brandende lantaarn. Wie rond den tienen 's avonds huiswaarts keerde, liep gevaar door dien hond vergezeld te worden. Hij sprong de menschen op den rug, waar hij niet afging alvorens zij eenen voet over den dorpel hadden gezet. Zoo vertelt men, dat de knecht van pachter Van Deun een half uur lang met den Tienurenhond op den rug heeft geloopen en toen hij 's morgens opstond was hij gansch grijs geworden. De TuytGa naar voetnoot(2) maakte dikwijls gerucht op zijne deur om den Tienurenhond te tergen. | |
Heksen.Tegen het dorp, aan den kruisweg van Terloo was de vergaderplaats der heksen. Tistje Meeus ging daar eens om middernacht voorbij. De plaats was helder verlicht. Wel honderd damen en heeren in 't wit gekleed, waren aan den dans. Toen zij hem zagen, noodigden zij hem uit om met hen pap te eten. | |
[pagina 283]
| |
Tistje weigerde, voorgevende, dat hij geenen tijd had, dat men hem thuis verwachtte. Doch men kwelde en praamde hem zoo lang, tot dat Tistje toestemmend zei: In Gods naam, allee dan! En zie! op die woorden, was het alsof ze weggeborsteld werden en Tistje stond alleen op het kruispad in het pikdonker.Ga naar voetnoot(1) Van de kwade hand weet men ook te Casterlé te vertellen. Vaak is het gebeurd, dat op éénen nacht al de koeien in den stal stierven, dat stijlen stonden te dansen en kinderen over de balken liepen! | |
Populaire geneeskunde.Op het gebied der populaire Geneeskunde zijn mij tot hier toe weinig mededeelingen gedaan. Als straatremedies teekende ik op: om eenen zwerenden duim te genezen, legt men prei of eenen koeischeet op het ettergezwel. Eene kwade keel geneest men met 's nachts eene kous om den hals te binden. Als straatdokters staan bekend de twee gezusters Broos, die op het Doelans Heiken wonen en het geheim bezitten om het fijt te genezen. (Slot volgt). Prosper Leflot. Lier. |
|