harten stralen, en er bij juichende kinderen eene gade vinden en eenen echtgenoot, voor wie liefde geen ijdel woord was.
Thans pinkte lachend de maan in de kamer die beiden tevreden toe, die zoowel gevoelden dat ze vader waren en moeder.
En dan schoot hen ook het verleden voor den geest, hunne kinderjaren, hunne liefde, hunne kinderen, en biddend, legden ze dankbaar hand in hand.
Ook zij begaven zich te rust.
Buiten was het ijskoud en de hond huilde pijnlijk op de eenzame straat en de gure noorderwind kloeg akelig en naar, als om den nood en de klachten rond te dragen van zoovele arme menschen, die van honger en koude beefden.
Daar lagen in het donzig nestje hunne beide engelen als rozen te slapen en zij dachten aan zoovele andere kleinen die, helaas! thans klappertandden op de stroobussel en niets hadden, niets om hun harteken te warmen - en, rijk aan liefde, hadden ze thans rijk willen zijn, rijk aan goud om die ellendigen op te beuren en te helpen en dan, ja dan was 't nog meer Sint Nikolaas geweest, morgen.-
Lang reeds was het morgen geworden, nog stonden pop en peerd naar hunne kleine meesters te wachten, en geen uitgelaten kinderhart deed, als een vogel, zijn lustig danklied schateren: de vroolijke dag ging zóo voorbij en zoo ook de volgende dag.
Buiten dartelden duizenden vlokjes dooreen en spreidden in de eenzame straat en op het wijde veld een glinsterend gewaad van rouw.
In hoevele huisgezinnen heeft nochtans de goede Sint Nikolaas luim in het gemoed getooverd! Ook in het enge steegsken, op het zindelijk kamerken, waar Hendriks oude dienstmeid woont, heerscht eene ongewone kindervreugde. Vroolijk als de bie rond eene madelieve, draait en trippelt haar meisje om het eenvoudig vertrek. Eene prachtige pop draagt ze in den arm, die ze sust en troetelt, die ze duizendmaal toelacht met haar vriendelijk oog, waaruit zooveel geluk straalt als uit den hemelschen blik eener jonge moeder, die met trots haren eersteling aan het harte drukt.
's Avonds zat het arme kind op zijne kniekens voor het Onze-Lieve Vrouwenbeeld en bad voor de speelgenoote, die met Sint Nikolaas ten hemel gevaren was.
Want op de wiege, bij Hendrik, lag dien dag een kransje van bloemen, zoo wit als het blanke sneeuwvlokje.