- Ei, Phil, luister eens!
- Wat is 't, Toon, gij doet... mij schrikken...
- Wel neen, ik ben niet doof, ik hoor u heel goed. En dien ouden heer ginds hoor ik niet... 't Is kolossaal! Is dat eene ‘deftige’ alleenspraak, dat die heer houdt? Verstaat gij iets, Phil?
- Niet veel, Toon, neen, niets... Maar zie eens, wat schoone pluim gindsche dame op haren hoed heeft...
- Laat mij gerust! Ik kom hier om eene conferentie te hooren; niet om...
- Maar heb dan geduld, de voordracht is nog niet begonnen...
‘Et au nom de notre société, je vous remets ce diplôme (Merci, Monsieur!) et cette médaille (Merci bien, Monsieur!) et nous espérons que (snok met de hand) vous songerez encore (snikkend) à notre société, qui gardera un long souvenir de votre (snokkend) séjour en cette ville.’
- Dat hoor ik ten minste, zei M. Suls. Nu, dat is heel roerend. 't Moet toch een bepaald knappe spreker zijn, bepaald knappe spreker! Nu, ik heb er van gehoord...
‘Mesdames et Messieurs!’
- Ei, is dàt nu M. Gibrouillard, vroeg Mad. Suls. Geen model van een manskerel, he?
- Zwijg dan toch, Phil, iedereen beziet ons. Ze zijn allemaal zoo schoon niet als de man... van uwe keuze. Hè, hè, hè, hè.
Aan de spreekestrade ging het, op schetterenden toon:
‘Je suis vraiment charmé de l'accueil enthousiaste que vous m'avez réservé. (De toejuichingen bersten eensklaps los. Spreker buigt.) Vos applaudissements si sincères sont là pour le prouver...
Nu haalde de redenaar een groot pak voor den dag, waarop dadelijk de aandacht der vergadering gevestigd was.
‘Denk niet, zei hij, dat ik alleen bij u zooveel sympathie mocht aantreffen.. Te Parijs wilde men mij bepaald lid van het Instituut maken...
- Ei, wat blageur! fluisterde M. Suls zijne vrouw in het oor.
- Zwijg! zei Mad. Suls.
‘Ik heb geweigerd. Ja, Messieurs et Mesdames, ik heb geweigerd: ik heb mijnen tijd noodig om te reizen: ik kan al die zittingen niet bijwonen! Ziehier de diploma's die ik heb gehad. Het Bestuur oordeele.’